Upanishad

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Upanishads)
Isa upanisad

De Upanishads (Sanskriet: Upanişad, devanagari: उपनिषद्) zijn esoterische, filosofische verhandelingen die binnen het hindoeïsme als heilig beschouwd worden. De Upanishads behoren tot de shruti, op directe goddelijke inspiratie gebaseerd zonder fouten. De Upanishads beschrijven de mystieke en metafysische betekenis en waarde van de hymnen en voorschriften in de vier Veda's. De oudste Upanishads zijn ontstaan in de vedische tijd.

Het woord upanishad betekent letterlijk neerzitten bij en duidt op het zitten van de leerling aan de voeten van de meester. De Upanishads zijn dan ook voor onderrichting bedoeld. De onderrichtingen van de Upanishads zijn uitgewerkt in de vedanta-filosofie.

De voornaamste Upanishads zijn die welke Shankara (788-820, schatting) uitkoos om van verklarende aantekeningen te voorzien. Deze Mukhya Upanishads telden er vroeger tien en de Indische traditie noemt ze in deze volgorde: Isa, Kena, Katha, Prasna, Mundaka, Mandukya, Taittiriya, Aitareya, Chandogya en Brhadaranyaka. Volgens sommige geleerden schreef Sankara ook een commentaar op een elfde Upanishad, de Svetasvatara. In zijn commentaar op de Brahmasoetra's verwijst hij naar nog vier andere, namelijk: Kausitaki, Jabala, Mahanarayana en Paingala.

Ontstaan[bewerken | brontekst bewerken]

De Upanishads ontstonden als reactie tegen de vedische rituelen, zoals de offers of yajna's. In deze periode was het vedische gebied ondertussen uitgebreid tot de Ganges en ontwikkelden zich voor het eerst sinds de Indusbeschaving weer steden. In deze steden werd de onderlinge solidariteit de familiebanden ten dele vervangen door een solidariteit tussen de klassen.

De janapada's, kleinere stamgebieden waarin leiders voortkwamen uit stam- en familieverbanden, vormden zich tot grote (maha) gebieden, de mahajanapada's, elk geleid door een koning met elk een eigen hoofdstad. Deze centralisatie ging gepaard met een toenemende handel waardoor een handelaarsklasse kon ontstaan. De verschuiving van de macht van een raad van stamhoofden naar een koning, de urbanisatie en het ontstaan van een koopmansklasse bracht een individualisering teweeg die ook gevolgen had voor de religieuze beleving. Het leven als lijden kreeg een belangrijke plaats, terwijl het polytheïsme in belang afnam.

Eerder lag de nadruk op de natuurlijke omstandigheden waarin de mens moest zien te overleven, maar in een steeds meer gestratificeerde samenleving groeide de ongelijkheid. In andere samenleving ontstonden in gelijke omstandigheden religies die hier een rechtvaardigheid voor boden in het hiernamaals. De brahmanen konden hier maar een beperkt antwoord op vinden. Zij vormden een gesloten groep die hun kennis en daarmee macht over de geestelijke wereld voor zichzelf hielden en vooral mondeling overbrachten. Dit systeem verkreeg een zekere starheid en gerichtheid op uiterlijke rituelen die onvoldoende voorzag in de eisen van de nieuwe samenleving. Zo ontstond een mystieke tegenbeweging van ascese op zoek naar het innerlijk en de verlossing van deze cyclus. Dat betekende overigens niet dat er sprake was van een volledige overgang. Buiten de stedelijke gebieden waar de nieuwe onzekerheden geen rol speelden, bleef er behoefte aan de oude vormen. Dit kon spanningen veroorzaken tussen de stedelijke elite en de landelijke bevolking.

Zo ontstonden de meer filosofisch getinte Upanishads. Hoewel eerder al Upanishads gevormd waren, ontstonden de belangrijkste in deze periode. In deze geheime teksten is een vroege filosofische bespiegeling te vinden over de aard van de wereld en de mensen en over wat er na de dood gebeurt. De aard van de wereld komt naar voren in de begrippen Brahman en Atman. Het begrip Brahman had zich ontwikkeld tot het onpersoonlijke Absolute waaruit alles ontstaat, niet gebonden aan tijd (kala), ruimte (desa) en causaliteit (nimitta), dit in tegenstelling tot de goden. Atman had zich ondertussen ontwikkeld tot het diepste zelf. Waar deze ontwikkeling al eerder was begonnen, werd in de Upanishads de conclusie getrokken dat beiden een waren. Elke persoon heeft wel een eigen vorm, maar heeft dezelfde essentie. De echte overkoepelende werkelijkheid is Brahman die zich in personen als Atman manifesteert. Dit overkoepelende komt ook naar voren in de Maha Upanishad. Onder meer wordt hierin verkondigd Vasudhaiva Kutumbakam, de wereld is één familie:

Alleen kleingeestigen zeggen 'de ene is een familielid, de andere vreemdeling'
Voor hen die grootmoedig leven, is de hele wereld een familie. Maha Upanishad, VI-71-72

Een belangrijke revolutie in religieus denken die voortkomt uit de Upanishads is dat wat er na de dood gebeurt. Vanaf deze tijd zijn samsara, karma en moksa centrale begrippen in de Indische filosofie en religie. Samsara is daarbij de eeuwigdurende cyclus van dood en wedergeboorte. Aangezien er sprake is van zielsverhuizing bij de wedergeboorte, is men afhankelijk van karma – hoe men zich gedragen heeft in het eerdere leven. Het loont dus om een goed leven te leiden, want dan wordt men als goede opnieuw geboren. Dit betekende echter niet dat men hiermee echt geholpen was, aangezien de Upanishads het leven vooral als lijdensweg zien. De moksa of verlossing uit de eeuwigdurende cyclus geldt daarom als belangrijkste doel van goed leven. Daarbij verdwijnt de individuele ziel in de universele ziel zoals een rivier verdwijnt als deze in zee uitmondt. De uitbreiding van de doelen van het leven met moksa maakte van de trivarga de caturvarga of purusartha.

In de Mundaka Upanishad werden de vier Veda's neergezet als apara, de lagere vorm van de twee wijsheden tegenover para, de hogere wijsheid.[1] De Upanishads verwierpen de Veda's niet zoals de niet-orthodoxe scholen zouden doen, maar plaatsten deze wel op een duidelijk lager plan dan de wijsheid van het weten van Atman en Brahman. Een radicale verandering is die tussen de waardering voor het dorpsleven (grama) tegenover de wildernis (aranya). In de vedische wereld bestond er van de laatste een negatief beeld, terwijl onder meer de Prasna Upanishad en de Mundaka Upanishad stellen dat dit de enige weg naar moksa is, terwijl bij het dorpsleven de cyclus van samsara in stand blijft. De verwarring is terug te vinden in de Mahabharata, waar de zieners, de rsi's aan Brahma vragen welke dharma nu gevolgd moet worden.[2]

Zo vormde de vedische offerreligie zich om, waarbij het offer en het verkrijgen van zonen niet meer de weg naar verlossing waren. Daarmee veranderde ook de status van het gezinshoofd, de grhastha. Aangezien dit de enige was die de drievoudige schuld (rna-traya) in kon lossen, was dit de centrale figuur in het vedische leven geweest. Nu verschoof de voorkeur naar een celibate levensvorm, wat niet zonder slag of stoot ging. Als reactie hierop ontstond het asrama-systeem, waarbij de verschillende levensvormen als gelijkwaardig worden gezien. Binnen dit systeem kregen de vijf grote dagelijkse offers (panca mahayajna) een centrale rol.

Vergelijking wereldbeelden[3][4]
Vroege Veda's Upanishads
Teksten Veda's met Brahmana's en Aranyaka's Upanishads
Geloof Vele goden Brahman
Focus Deze wereld Spirituele wereld
Primaire waarden Deugd, succes en plezier Verlossing (moksa)
Nadruk op Gemeenschap Individuele zoekende
Belangrijk Rituelen Kennis
Gebed Meditatie (yoga)
Samsara Niet genoemd Fundamenteel probleem
Karma Niet belangrijk Essentieel
Bestaan Nadruk op pluralisme Nadruk op non-dualisme
Leven is een strijd Geweldloosheid (ahimsa)
Zelf Dit lichaam en deze geest De Atman die Brahman is
Goddelijkheid Delen in goddelijkheid Goddelijk zijn
Universele orde Rtam Dharma en karma
Astika-school Mimamsa Vedanta

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Bron[bewerken | brontekst bewerken]

Publicaties (selectie van Nederlandse vertalingen)[bewerken | brontekst bewerken]

  • Oepanisjads, vertaald door Ir. J.A. Blok, 1926, Kluwer, Deventer
  • De Upanishads. Vertaald & toegelicht door Wim van de Laar, voorwoord door Philip Renard. Uitgeverij Nachtwind, 2015
  • De elf grote Upanishaden. Red.: Douwe Tiemersma. Vert. deels uit het Engels. Leusden, Advaita Centrum, 2004
  • Tien upanishads. Vert. uit het Sanskriet door de Stichting School voor Filosofie, gebaseerd op de Engelse vert. en de eerdere Nederl. uitg. (1975 en 1983). Ars Floreat, 1994
  • De Upaniṣads. Nederl. vertaling (vanuit het Engels) door Clara Streubel. Amsterdam, Theosophische Uitgeversmaatschappij, 1908

Noten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. The Lower knowledge is the knowledge of the Rg Veda, the Yajur Veda, the Sama Veda, the Atharva Veda, and also the knowledge of Phonetics, Ritual, Grammar, Etymology, Metrics and Astronomy. Mundaka Upanishad (1.1.4-6)
  2. To which, indeed, of the dharmas should a person here most closely adhere? What do they have to say about this? Tell us, for the course of dharma appears to us to be diverse and contradictory.
    Some claim that there is life after death, while others maintain that there is not. Some express doubt about everything, while others claim certainty.
    Things are impermanent according to some and permanent according to others, unreal according to some and real according to others. Some believe that the one reality appears as dual, while others think that it is mixed; some teach unity, others separateness, and yet others multiplicity.
    Thus do Brahmins who are wise and perceive the truth argue. Some wear matted hair and deer skin, others shave their heads, and still others go naked.
    Some say that one should not bathe, while others insist on bathing. Some favor eating, while others are given to fasting.
    Some praise rites and others the cessation from them. Some assert the influence of both place and time, while others deny it. Some extol liberation and others diverse pleasures.
    Some desire wealth, while others strive after poverty. Some maintain the efficacy of worship, while others deny it.
    Some are devoted to non-injury (
    ahimsa) and others to injury.[Mogelijk wordt hier aan offers gerefereerd] Some claim that one attains glory through good deeds, while others deny it.
    Some delight in certainty as to the truth, while others adhere to skepticism. Suffering is the motive for some and pleasure for others.
    Some assert the primacy of meditation, other wise men that of sacrifice, and still others that of giving gifts. Some assert the existence of everything, while others deny that anything exists.
    Some praise austerity, while other people extol vedic study. Some assert that knowledge comes from renunciation, while nature philosophers claim that it comes from nature.
    With so much disagreement regarding
    dharma leading in so many directions, we become bewildered, O god supreme, unable to reach any certainty.
    "This is ultimate bliss," "No, that is ultimate bliss": so thinking, people charge on, for one always praises the
    dharma that one loves.
    In this regard our judgment is confounded and our minds bewildered. This we want you to tell us, O lord: what is ultimate bliss?
    Mahabharata (14.49)
  3. Koller (2016), p. 58
  4. Laumakis (2008), p. 29

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Upanishads met Devanagari tekst, transliteratie, Nederlandse woord-voor-woord-vertaling en vertaling, met commentaar van Shankara (in pdf formaat):