Verbond voor Nationaal Herstel

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Het Verbond voor Nationaal Herstel (VNH) was een autoritaire, rechtse Nederlandse partij die pleitte voor een krachtig gezag en zich keerde tegen partijpolitiek. Het werd op 28 januari 1933 opgericht en opereerde gedurende de jaren dertig met wisselend succes in de schemerzone tussen autoritair-conservatisme en fascisme.

Beginselen[bewerken | brontekst bewerken]

Het VNH stelde dat de maatschappij doodziek was en dat vooral het gezag te veel ondermijnd was. Ook in economisch opzicht was er sprake van neergang, waardoor ophitsers (vooral socialisten en communisten) hun kans hadden gegrepen. In het parlement zaten volksvertegenwoordigers, die niet meer onafhankelijk van partijleiders of kiesgroepen te werk konden gaan. Daarom moest er volgens het VNH een wedergeboorte van de nationale gedachte (een nationaal réveil) komen. Saamhorigheid, opofferingsgezindheid en de erkenning van plichten dienden voorop te staan. Het kiesstelsel moest worden veranderd om te zorgen dat er meer onafhankelijke Kamerleden kwamen. Verder diende de band met de koloniën verstevigd te worden, moesten vermogensvorming, nationale productie en een krachtige defensie van Nederland worden nagestreefd en was het Verbond voorstander van een nationale omroep.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Affiche voor de verkiezingen in 1935 voor de Nijmeegse gemeenteraad.

Aan de oprichting van de partij op 28 januari 1933 ging een lange voorbereidingstijd vooraf, waarin Horace van Gybland Oosterhoff (secretaris van de Indologische Faculteit te Utrecht en redacteur van het blad De Rijkseenheid) een centrale rol speelde. Vanaf 1931 ondernam hij allerlei pogingen om te komen tot een concentratie van conservatieve en nationalistische krachten. Met een dergelijke bundeling beoogde Van Gybland Oosterhoff een dam op te werpen tegen al die zaken die de kracht van het vaderland zouden ondermijnen, zoals het oprukkende bolsjewisme, het slappe koloniale beleid en het om zich heen grijpende antimilitarisme.

Steun zocht Van Gybland Oosterhoff onder meer bij personen uit allerlei behoudende organisaties: mederedacteuren van De Rijkseenheid, leden van de Nationale Unie, het Nationaal Jongeren Verbond, Burgerwachtorganisaties, maar ook individuele conservatieve CHU'ers (onder wie F.C. Gerretson) en enige vooraanstaande fascisten (onder andere H.P. Blok, J.L. Pierson en ir. Anton Mussert). Het ontbrak hem aan een conservatieve vaandeldrager, die zijn concentratiepogingen enige status kon geven. In de herfst van 1932 vond hij zijn boegbeeld in de in behoudende kringen gezagrijke generaal C.J. Snijders. Van Gybland Oosterhoffs oproep te komen tot een bundeling van nationale krachten (geplaatst in De Rijkseenheid 26 oktober 1932) vond nu wel weerklank en op 12 november vond onder voorzitterschap van Snijders de eerste bijeenkomst plaats van een groep die zich de Nationale Herstel Concentratie noemde. Na enige voorbereidingstijd, waarin vooral de mogelijke deelname aan verkiezingen tot discussies leidde, werd op 28 januari 1933 het Verbond voor Nationaal Herstel officieel opgericht.

Enige dagen later nam Adolf Hitler de macht over in Duitsland en sloeg de bemanning van het Nederlandse marineschip de Zeven Provinciën aan het muiten. In deze context van onrust publiceerde het Comité van Initiatief van het Verbond voor Nationaal Herstel op 10 februari 1933 een manifest in verschillende kranten, waaronder Het Vaderland.[1] Tot de initiatiefnemers behoorden Johannes Eigeman, P.C.L. Eschauzier, Johan Furstner, Aarnoud van Heemstra, Horace van Gybland Oosterhoff, generaal C.J. Snijders, Henri Swart.

Aan duidelijkheid liet het manifest niets te wensen over:

Door het gebeurde op "De Zeven Provinciën" moet het voor ieder weldenkend Nederlander duidelijk zijn, welke noodlottige en voor het Nederlandsche Volk beschamende gevolgen de bestaande verslapping van het gezag met zich meebrengt.

De remedie zag de nieuwe beweging in zaken als nationale saamhorigheid, opofferingsgezindheid, plichtsbetrachting, trouw aan het Oranjehuis, bevordering van de rijkseenheidsgedachte en versterking van de uitvoerende macht. Benadrukt werd voorts dat het Verbond geen partij wilde zijn. Het stelde een 'zuiver Nederlandsche beweging' te vertegenwoordigen, die zich 'boven elke huidige partijformatie verheft.' Het manifest zorgde voor een tamelijk grote toestroom van leden. Eind 1933 had het VNH tussen de vier- en vijfduizend leden, een aantal dat in de jaren daarna snel zou afnemen.

Het Verbond werd geleid door enkele hoge militairen en hoge ambtenaren. Ondanks de weerzin van veel van de leden tegen de parlementaire democratie zou het VNH op aandrang van vooral Van Gybland Oosterhoff deelnemen aan de Tweede Kamerverkiezingen van april 1933. Dit leverde het VNH 30.329 stemmen (0,81%) op, goed voor één zetel. De lijsttrekker, generaal C.J. Snijders, had reeds voor de verkiezing had aangegeven geen Kamerlidmaatschap te zullen aanvaarden. In zijn plaats werd de verkregen zetel ingenomen door de nummer twee op de lijst, de oud-bankier en Haagse gemeenteambtenaar William Westerman. Deze stuurde, evenals enige andere vooraanstaande VNH'ers, onder wie Snijders, in steeds sterkere mate aan op een fusie met de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB). Tussen de beide vleugels in bevond zich Van Gybland Oosterhoff, als redacteur van partijorgaan Nationaal Herstel de spil van de partij.

Nadat het VNH bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1935 nog een vrij redelijk resultaat had weten te behalen, zakte het partijleven in de daaropvolgende jaren langzaam in. Een gevoelige klap voor de partij was het plotse overlijden van haar drijvende kracht, Van Gybland Oosterhoff, begin 1937. De feitelijke leiding kwam nu in handen van P.C.L. Eschauzier en de filosoof W. Emmens. De onderlinge verdeeldheid, leidend tot een onduidelijke middenkoers, de concurrentie van de NSB, en het falen van de partij om de middenstand en de arbeidersklasse te bereiken eisten hun tol. Het desastreuze verkiezingsresultaat van 1937 leidde tot een uittocht van leden, onder wie Snijders, en tot tijdelijke stopzetting van vrijwel alle activiteiten.

Het VNH definieerde zichzelf daarna als studieclub. Tot veel meer dan de uitgave van het steeds onooglijker en kwalitatief zwakker wordende orgaan Nationaal Herstel was het VNH niet in staat. Na de Duitse inval bleef Nationaal Herstel nog enige tijd verschijnen, nu onder redactie van L.M.E.H.J. Geradts en Eschauzier. Het VNH trachtte nog een rol te spelen als drijvende kracht achter de vorming van een nieuw front samen met de Nederlandsche Unie en het Nationaal Front. Deze beide bewegingen namen het zieltogende VNH echter nauwelijks nog serieus als mogelijke bondgenoot. Op 31 maart 1941 verscheen het laatste nummer van Nationaal Herstel. Op last van de Duitse bezetter werd het Verbond voor Nationaal Herstel op 19 juni 1941 officieel opgeheven.

Personen[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Utrechtse Indoloog Horace van Gybland Oosterhoff, was als voorzitter de drijvende kracht achter het VNH.
  • De 80-jarige generaal C.J. Snijders, was de publieke voorman van het verbond in de aanloop naar de verkiezingen van 1933.
  • De Haagse gemeenteambtenaar W.M. Westerman, zat tussen 1933 en 1937 namens het VNH in de Tweede Kamer. Westerman was tussen 1924 en 1933 lid geweest van de Nationale Unie en zou in 1937 kortstondig lid worden van de NSB.
  • Burgemeester Jan Pieter Hendrik Dhont, tussen 1924 en de opheffing van de gemeente in 1941 burgervader van Schiebroek, was actief binnen het VNH. Hij zou later toetreden tot de NSB en in 1943 burgemeester van Sliedrecht worden.
  • De Indische luitenant-generaal H.N.A. Swart, was van 1933 tot 1938 lid van het VNH.
  • Kapitein Michael Calmeyer, die tijdens de Meidagen het bevel had over een deel van de Vesting Holland, werd in 1933 kortstondig lid van het VNH, voordat het voor officieren verboden werd om lid van een politieke partij te zijn. Hij werd later politiek actief bij de CHU.
  • De bekende revue-artiest en voormalig Tweede Kamerlid Henri ter Hall, werd in 1934 lid van het verbond en zou tussen 1935 en 1939 voor het VNH in de Rijswijkse gemeenteraad zitten.
  • De redacteur Tobie Goedewaagen, was begin jaren '30 lid van het VNH, alvorens over te stappen naar de NSB. Via die partij zou hij in de oorlog een belangrijke rol spelen als secretaris-generaal van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten.

Electoraat[bewerken | brontekst bewerken]

Het Verbond voor Nationaal Herstel vond bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1933 electoraal zijn grootste steun onder de (hogere) middenklasse en bovenklasse, in het bijzonder in de zakenwereld, binnen de ambtenarij en onder legerofficieren. Hiervan getuigen de bovengemiddelde uitslagen in de ambtenaarsstad Den Haag (2,94%) en de havenstad Rotterdam (1,03%), evenals in de welvarende gemeenten in het westen van het land, waaronder Wassenaar (6,62%), Bussum (4,42%) en Bloemendaal (3,29%). Bovendien woonde een deel van het in Den Haag en Rotterdam werkzame VNH-electoraat in aangrenzende forensengemeenten, zoals Voorburg (3,76%), Schiebroek (4,74%) en Hillegersberg (4,93%). Ook binnen deze gemeenten gold dat de welvarendste wijken de meeste steun voor het VNH aan de dag legden, zo piekte het Verbond in Hillegersberg in de villawijk Plaszicht (12,71%).[2]

Het militaire karakter van de VNH-stem kwam tot uitdrukking in de goede score in de aan Breda grenzende forensengemeente Ginneken en Bavel (2,13%) en de zeer goede uitslagen in garnizoensstad Naarden (7,52%) en marinebasis Den Helder (7,20%). In die laatste plaats behaalde het VNH zijn beste uitslag (13,43%) in een stembureau aan de Hoofdgracht, onmiddellijk naast het marinecomplex.[2]

Een geografische en sociologische uitzondering vormde de steun die de partij kreeg in de stad Roermond (5,58%) en omstreken. Deze was het werk van een actieve lokale afdeling onder leiding van P.J.J.M. Geradts, het hoofd van de Roermondse Burgerwacht. Uitschieter hier was de gemeente Herten, die in 1933 als procentueel sterkste VNH gemeente van Nederland gold (8,07%).[3]