Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Koningrijk[1] der Nederlanden
Royaume des Belgiques[2]
 Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden
 Voorlopige regering van België (1814-1815)
 Eerste Franse Keizerrijk
1815 – 1830[3] Nederland 
België 
Hertogdom Limburg (1839-1866) 
Groothertogdom Luxemburg 
Vlag van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden Wapen
(Details) (Details)
Motto
n.b.
Kaart
Algemene gegevens
Hoofdstad Den Haag en Brussel
Oppervlakte ± 65.000 km²
Bevolking 5.563.119 (1817)[4]
Talen Nederlands (officieel)
Frans (officieel in Wallonië)
Nedersaksisch, Limburgs, Luxemburgs, Fries, Duits, Waals
Religie(s) Rooms-katholiek, protestants
Nat. feestdag 18 juni: Waterloodag
Volkslied Wien Neêrlands bloed
Munteenheid Gulden
Regering
Regeringsvorm Unitaire constitutionele monarchie
Dynastie Oranje-Nassau
Staatshoofd Koning
Geschiedenis
- Traktaat van de 38 Artikelen 13 februari 1815
- Belgische Revolutie aug.–sept. 1830
- Verdrag van Londen 19 april 1839

Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, officieel in het Nederlands Koninkrijk der Nederlanden, in het Frans Royaume des Belgiques, was een staat van 1815 tot 1830 die bij benadering het grondgebied van het huidige Nederland en België omvatte en die in een personele unie met het groothertogdom Luxemburg was verbonden. Het koninkrijk werd gevormd aan het einde van een lange reeks Franse revolutionaire en napoleonistische oorlogen, op basis van afspraken gemaakt tijdens internationale vredesbesprekingen in Wenen. Het was een constitutionele monarchie maar de grondwet voorzag niet in een volksvertegenwoordiging.

Het woord "verenigd" is achteraf toegevoegd door historici, om het onderscheid te maken met het hedendaagse Koninkrijk der Nederlanden. In België wordt deze periode wel het Hollands Tijdvak genoemd. Het woord "verenigd" slaat hier op de toevoeging van ongeveer het grondgebied van het huidige België ("de zuidelijke provinciën"). In de korte voorafgaande periode 1813-1815 werd met "Verenigde Nederlanden" de vereniging van provincies aangeduid die op ongeveer het grondgebied van het huidige Nederland lagen en van de voorafgaande Bataafse Republiek (1795-1806). Deze waren in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden "de noordelijke provinciën".[5]

Ontstaan[bewerken | brontekst bewerken]

Zie oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Oprichting van dit koninkrijk vond plaats in de nasleep van de Franse Revolutie en de daaropvolgende napoleontsche oorlogen. In oktober 1813 waren legers van Rusland, Pruisen, Oostenrijk en Zweden het Eerste Franse Keizerrijk in het oosten binnengevallen, wat tot de Zesde Coalitieoorlog voerde en tot de veldslag bij Leipzig. Daar leed opperbevelhebber en keizer Napoleon Bonaparte een zware militaire nederlaag, en ook onder de soldaten waren grote verliezen te betreuren. De Franse keizer trok zich terug naar Parijs en trad af.

Bij de internationale besprekingen over de nieuwe staatkundige orde in Europa herkreeg de voormalige Republiek der Nederlanden, die deel had uitgemaakt van het Eerste Franse Keizerrijk, haar onafhankelijkheid als staat. De staatsvorm werd echter gewijzigd in een monarchie met de naam Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden, in de voormalige Oostenrijkse Nederlanden ('Zuidelijke Nederlanden') drie voorlopige generaal-gouvernementen. Bij de Eerste Vrede van Parijs besluiten de partijen aan de onderhandelingstafel dat de oude gewesten van de Nederlanden herenigd moeten worden, zodat er een relatief sterke staatkundige eenheid onstaat die samen met andere staten een militaire buffer kunnen vormen rondom de grenzen van Frankrijk. De contouren van het nieuwe koninkrijk werden vastgelegd op het Congres van Wenen (september 1814 – juni 1815). Hier besluiten enkele grote en vele kleinere machten na een reeks besprekingen, dat erfprins Willem Frederik, zoon van de laatste stadhouder, als Willem I koning van het nieuwe Verenigd Koninkrijk der Nederlanden wordt.

Luxemburg werd als groothertogdom een zelfstandige bestuurlijke eenheid binnen de Duitse Bond en Willem I werd aangewezen als groothertog, de bestuurder op provinciaal niveau. Luxemburg kreeg dezelfde grondwet als het koninkrijk, behoudens de betrekkingen tot de Duitse bond. Zo ontstond er een personele unie tussen het nieuwe koninkrijk en Luxemburg.[bron?]

Grondgebied[bewerken | brontekst bewerken]

De landsgrenzen werden vastgelegd in 1815, maar pas in 1817 waren alle grensconflicten met de Pruisische Rijnprovincie opgelost. Krachtens de nieuwe grondwet was het koninkrijk opgebouwd uit 17 provincies:

Provincie Voortgekomen uit de

voormalige Départements

Kamerleden

in de Tweede Kamer[6]

Huidig deel van Latere ontwikkelingen
Antwerpen zuidelijk deel van Twee Neten 5 België
Drente zuidelijk deel van Westereems 1 Nederland
Friesland Frise 5 Nederland
Gelderland Boven-IJssel 6 Nederland
Groningen noordelijk deel van Westereems 4 Nederland
Henegouwen Jemappes 8 België
Holland Monden van de Maas en westelijk deel van de Zuiderzee 22 Nederland 1840 verdeeld in de provincies Noord-Holland en Zuid-Holland
Limburg Nedermaas 4 België, Nederland Vanaf 1839 verdeeld in de Belgische provincie Limburg
en het Hertogdom Limburg,
dat werd in 1866 de Nederlandse provincie Limburg.
Luik grootste deel van Ourthe 6 België
Namen westelijk deel van Samber en Maas, deel van Ardennes 2 België
Noord-Brabant Monden van de Rijn, noordelijk deel van Twee Neten, oostelijk deel van de Monden van de Schelde 7 Nederland
Oost-Vlaanderen zuidelijk deel van de Schelde 10 België
Overijssel Monden van de IJssel 4 Nederland
Zeeland westelijk deel van de Monden van de Schelde en noordelijk deel van Schelde 3 Nederland
Zuid-Brabant Dijle. Vanaf 1831 provincie Brabant. 8 België 1831 omgedoopt tot provincie Brabant,
1995 verdeeld in de provincies Vlaams-Brabant
en Waals-Brabant met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Utrecht oostelijk deel van de Zuiderzee 3 Nederland
West-Vlaanderen Leie 8 België


Het voormalige hertogdom Luxemburg werd in 1815 een groothertogdom binnen de Duitse Bond en werd daarbinnen formeel bestuurd als een achttiende provincie. Het was staatkundig verbonden met het koninkrijk, enerzijds door een politieke unie – Luxemburg was vertegenwoordigd in de Staten-Generaal – anderzijds door een personele unie – de koning van de Nederlanden was tegelijkertijd de groothertog van Luxemburg. Na de afscheiding van België, geregeld in de vrede met België, werd oostelijk Luxemburg een soevereine staat. De personele unie met Nederland werd tot 1890 gehandhaafd.

Het plaatsje Kelmis, met zijn belangrijke groeve voor zinkspaat, gold als een Nederlands-Pruisisch condominium genaamd "Neutraal Moresnet". Beide landen stelden commissarissen aan om hier soevereiniteit uit te oefenen.

Het hoogstgelegen punt van het Verenigd Koninkrijk was de Baraque Michel (674 m TAW).

Koloniën en koloniale economie[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens de napoleontische oorlogen had Groot-Brittannië alle Nederlandse koloniën preventief bezet. In de zomer van 1814 gaf het de meeste weer terug: Nederlands-Indië, Suriname en de Nederlandse Antillen. Het hield wel vast aan Ceylon, de Kaapkolonie en de overige delen van Nederlands-Guiana.

In 1825 richtte de koning, met kapitaal uit beide landsdelen en uit eigen portemonnee, de Nederlandsche Handel-Maatschappij op, ter bevordering van de handel op de koloniën. Vlak daarop brak de bloedige Java-oorlog uit. Daarna werd in Nederlands-Indië het cultuurstelsel ingevoerd, waarbij voortaan één vijfde van de oogsten aan de Nederlandse overheid viel.

Bestuur[bewerken | brontekst bewerken]

Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden kreeg een grondwet en was daarom een constitutionele monarchie, maar de grootmachten wensten geen orgaan van volksvertegenwoordiging. De koning was het staatshoofd en regeerde alleen, op basis van de grondwet, hij had een groep van ministers om zich heen als ondersteuning. In deze tijd stonden de ministers dus in dienst van de koning en fungeerden ze als zijn raadsmannen, ze werden gekozen, benoemd en ontslagen op eigen gezag door de koning.

Er waren twee regeringscentra: Den Haag en Brussel. De regering zetelde om het jaar in een van deze steden. Het gevolg was dat de ministers en ambtenaren in beide steden woningen moesten bezitten of huren.

Taal[bewerken | brontekst bewerken]

Zoals in veel regio's in Europa, werd het Frans in de 17de eeuw ook in de Zuidelijke Nederlanden de taal van de hogere standen terwijl het Nederlands niet helemaal uit de hogere cultuursfeer werd verdrongen. De overgrote meerderheid van de bevolking was echter analfabeet en sprak een plaatselijk dialect. Na annexatie door Frankrijk op 1 oktober 1795 werden inwoners van de geannexeerde gebieden als Franse burgers beschouwd, het spreken van andere talen werd tegengegaan. Openbare akten moesten in het Frans worden opgesteld, ook in Vlaanderen.[7] Belangrijk was ook de verfransing van het hoger onderwijs. Omdat de burgerij, de gegoede stand, naast de oude adel in het landsbestuur kwam, werd het Frans ook in de politiek de gangbare taal.

In het Verenigd Koninkrijk was de nieuwe koning Willem I net als de Fransen van mening, dat één land ook maar één taal moest hebben, in zijn geval was die het Nederlands. Op 1 oktober 1814 kondigde de koning aan, dat het Nederlands de officiële taal van het rijk zou worden, maar het kwam naast het Frans te staan en werd nog niet verplicht gesteld. In 1819 werd Nederlands verplicht gesteld in de zuidelijke provincies; Antwerpen, Oost- en West-Vlaanderen, Limburg (1819) en het feitelijk tweetalige Zuid-Brabant (1823). In de Waalse provincies; Henegouwen, Luik en Namen bleef Frans de officiële taal maar werd het Nederlands langzaam geïntroduceerd in scholen. In het hertogdom Luxemburg was Frans de facto de taal die voor officiële stukken werd gebruikt, terwijl het Duits ook gangbaar was.[7]

De koning drong erop aan dat het Nederlands de algemene bestuurstaal was, maar in de politiek was het Frans gangbaar. Alle Zuiderlingen in de Staten-Generaal spraken Frans, en dit werd ook verstaan door de Noorderlingen. Om beter verstaan te worden door de Vlaamse en vooral Waalse collega's, spraken de Noorderlingen ook zelf soms Frans, hetgeen ze schertsend défendre les intérêts nationaux en langue étrangère (De nationale belangen verdedigen in een vreemde taal) noemden.

Sociale ontwikkelingen[bewerken | brontekst bewerken]

In het begin kreeg vooral het Noorden te maken met veel werkloosheid en armoede, ten gevolge van een toevloed aan Britse goederen. Eén op de negen mensen leefde er van een soort bijstand, nauwelijks genoeg om van te overleven. Arbeiders uit deze groep werden vervangen door frisse, geschoolde werknemers uit het buitenland, wat het werkloosheidscijfer verder omhoog dreef. Via een nieuwe instelling, de Maatschappij van Weldadigheid, werden weeshuizen opgericht. In nieuwe veenkoloniën in Drenthe konden duizenden verpauperde mensen onder barre omstandigheden aan het werk. Dankzij de hereniging van de Nederlanden werd de zware schuldenlast van het Noorden verlicht.

Het Zuiden was financieel stabiel, maar moest de schulden van het Noorden mee afbetalen. Anderzijds profiteerde het mee van de opbrengsten en afzetmogelijkheden in de Nederlandse koloniën. Toch had ook het Zuiden te maken met grote verschillen tussen rijk en arm. De grote winsten in de handel en nijverheid werden meteen weer geïnvesteerd of verdwenen in de zakken van de directeurs. Eén zevende van de bevolking leefde er in armoede. Het grootste obstakel voor de ontwikkeling van het Zuiden was het onderwijs, dat enkel toegankelijk was voor de elite. De overheid richtte staatsscholen op, en damde zo de ongeletterdheid in.

Economische ontwikkelingen[bewerken | brontekst bewerken]

Met succes werden vele initiatieven ondernomen om de handel te bevorderen. Nieuwe in- en uitvoertarieven werden vastgelegd. Om de eenheid tussen de regio's te bevorderen, voerde de koning het metrisch stelsel opnieuw in. Een uitgebreid netwerk van verharde landwegen werd aangelegd, maar ook nieuwe waterwegen zoals het Noordhollandsch Kanaal, het Kanaal Charleroi-Brussel, het Kanaal Gent-Terneuzen en de Zuid-Willemsvaart.

Vooral in het Zuiden was de industrie in opmars (o.a. kolen, ijzer en vlas). De gemoderniseerde haven van Antwerpen exporteerde laken, wapens, ijzerwaren en importeerde wol en katoen. De handelsvloot van Antwerpen groeide aan tot 117 schepen. Het Noorden kende zijn primeur dankzij oud-officier Paul van Vlissingen, die een stoomboot introduceerde voor veerdiensten. Met Engelse hulp richtte hij bovendien de machinefabriek bij Fijenoord op.

De koning stichtte het Amortisatiesyndicaat, waarmee hij – naar eigen goeddunken, want hij hield het buiten de controle van de Staten-Generaal – economische projecten financierde. In 1822 richtte hij ook een Algemeene Nederlandsche Maatschappij ter Begunstiging van de Volksvlijt op. Deze maatschappij had als doel de groei van de welvaart in het Zuiden te stimuleren.

Uiteenvallen[bewerken | brontekst bewerken]

Zie aanleidingen tot de Belgische Revolutie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In de Zuidelijke Nederlanden ontstond er grote ontevredenheid. Vanuit het paritaire parlement en door het despotisme van Willem I, werd hieraan onvoldoende gehoor gegeven. In deze context sloegen de twee grote Zuidelijke partijen – de katholieken en de liberalen – de handen in elkaar om gezamenlijk oppositie te voeren (het zogenaamde monsterverbond). Op politiek vlak werd de druk opgevoerd, en in augustus 1830 kwam ook de bevolking in opstand. Noordelijke troepen vielen het Zuiden binnen, maar Frankrijk dreigde met een interventie om de nieuwe staat te beschermen. Willem I moest het offensief beëindigen. Hij erkende de onafhankelijkheid in het Verdrag van Londen (1839).

In 1860 deed België pogingen tot meer verbroedering met Nederland vanwege de dreigende annexatie door Napoleon III.[8] Premier Charles Rogier van België vond dat het oude Koninkrijk der Nederlanden hersteld moest worden in de vorm van een confederatie. Hij liet zelfs de Brabançonne aanpassen, opdat die de vriendschapsbanden tussen Nederlanders en Belgen (lett.: Bataven en Belgen) zou benadrukken.

Het (na 1839, oostelijke deel van) groothertogdom Luxemburg bleef in het bezit van de koning van Nederland, tot aan de dood van koning Willem III. Toen stierf immers de tak van Willem V van Oranje-Nassau uit in mannelijke linie. De Nederlandse kroon vererfde naar de dichtst bijzijnde verwant, zijn dochter Wilhelmina. De Luxemburgse kroon moest naar een mannelijke erfgenaam vererven (Salische Wet), dus de verre verwant Adolf van Nassau-Weilburg.

In de jaren 1920 ontstond in Vlaanderen en Nederland een streven naar hereniging: het grootneerlandisme. In voornamelijk rechtse kringen werd er ook vaak nostalgisch teruggekeken naar de historische Zeventien Provinciën (het heelneerlandisme). Sinds de Tweede Wereldoorlog werken Nederland, België en Luxemburg nauw samen in het kader van de Benelux.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Arthur Vermeersch, Vereniging en Revolutie. De Nederlanden 1814-1830, 1970, 102 p.
  • Rik Vosters en Janneke Weijermars (eds.), Taal, cultuurbeleid en natievorming onder Willem I, 2011, ISBN 978-90-6569-094-4
  • Remieg Aerts en Gita Deneckere (eds.), Het (on)verenigd koninkrijk. Een politiek experiment in de Lage Landen, 2015, ISBN 978-90-79705-21-4
  • Joost Welten, Dansen rond de troon van Willem I. De hoven in Den Haag en Brussel 1813-1830, 2023, ISBN 9789464710540