Vorm (Arabisch)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De vorm (Arabisch: وزن, wazn) van een Arabisch werkwoord duidt bepaalde eigenschappen van dit werkwoord aan, met hieraan gekoppeld een voor die vorm geldend vervoegingsschema. Het gaat hier om eigenschappen zoals intensiteit, causatief, actief of passief karakter en reflexiviteit. Ieder werkwoord in het Arabisch behoort tot één welbepaalde vorm. De conventie is de vormen aan te duiden met Romeinse cijfers: vorm I, vorm II enz. Vorm I is de basisvorm, welke alleen op de drie of vier radicalen van de wortel van het werkwoord is gebaseerd. Andere, "hogere" vormen zijn afgeleid van vorm I, hebben een gerelateerde maar verschillende betekenis en voegen in de vervoegingen een of meer letters toe. Men duidt in het Nederlands de vormen soms ook aan als stammen, maar dit wijkt af van de gebruikelijke betekenis van stam in de taalkunde.

Mogelijke vormen[bewerken | brontekst bewerken]

Bij de meestvoorkomende categorie van werkwoorden met een wortel van drie radicalen zijn er vijftien mogelijke vormen inclusief de basisvorm. De vormen I t/m X zijn courant, de vormen XI t/m XV zijn zeldzaam en leert men meestal niet in een cursus Arabisch. Vorm I komt het meeste voor, gevolgd door de vormen II, V, IV, VIII, III, VI, X, VII en IX. Voor geen enkele wortel geldt dat er werkelijk werkwoorden zijn voor alle vormen I t/m X. Ook is het niet noodzakelijk zo dat vorm I voorkomt bij een bepaalde wortel: het is bv. mogelijk dat er alleen een vorm-IV werkwoord voor een bepaalde wortel bestaat.

Bij de kleinere categorie van werkwoorden met een wortel van vier radicalen zijn er vier mogelijke vormen. De vormen II t/m IV komen echter niet overeen met de gelijkgenummerde vormen bij de categorie met drie radicalen.

Betekenisveranderingen[bewerken | brontekst bewerken]

Uitgaande van de basisvorm voegt een afgeleide vorm één of meer letters toe, die algemeen gesproken een betekeniswijziging representeren. Enkele voorbeelden:

  • Een klinkerverdubbeling met een shedda kan een intensivering aanduiden, ofwel het overgankelijk maken van het werkwoord. Dit komt voor bij vorm II en V. Voorbeelden fataha: openen, fattaha: bruusk openen, waSala: arriveren, waSSala: brengen.
  • Het toevoegen van een alif kan duiden op gezamenlijkheid. Vormen III en VI. Voorbeeld: darasa: studeren, dārasa: samen studeren.
  • Het toevoegen van een ta duidt erop dat de actie op de actor terugwerkt. Vormen V, VI, VIII en X.
  • Het voorvoegen van "in" duidt op de onbekendheid van de veroorzakende actor. Vorm VII. Voorbeeld: inkasara: breken - intransitief.

Dit zijn algemene opmerkingen: het is echter niet zo dat men deze regels altijd zo kan plaatsen bij een welbepaald werkwoordsvorm.

Vervoegingen[bewerken | brontekst bewerken]

Hieronder voorbeelden van de verschillende vormen uitgaande van een regelmatig vervoegende wortel met drie radicalen كتب kataba, met als kernbetekenis schrijven. Voor vorm IX is er een andere wortel gebruikt, aangezien de betekenis van die vorm beperkt is tot kleuren en lichamelijke defecten.

Vorm Volt. tijd. Betekenis Onvolt. tijd Betekenis
I kataba "hij schreef" yaktubu "hij schrijft"
II kattaba "hij deed (iemand) schrijven" yukattibu "hij doet (iemand) schrijven"
III kātaba "hij correspondeerde met, schreef aan (iemand)" yukātibu "hij correspondeert met, schrijft aan (iemand)"
IV ʼaktaba "hij dicteerde" yuktibu "hij dicteert"
V takattaba onbestaand yatakattabu onbestaand
VI takātaba "hij correspondeerde (met iemand, m.n. wederzijds)" yatakātabu "hij correspondeert (met iemand, m.n. wederzijds)"
VII inkataba "hij onderschreef" yankatibu "hij onderschrijft"
VIII iktataba "hij kopieerde" yaktatibu "hij kopieert"
IX iḥmarra "hij werd rood" yaḥmarru "hij wordt rood"
X istaktaba "hij vroeg (iemand) om te schrijven" yastaktibu "hij vraagt (iemand) om te schrijven"

Beklinkering[bewerken | brontekst bewerken]

Voor alle vormen behalve vorm I ligt de beklinkering vast op basis van de radicalen: kent men de drie of vier radicalen van de wortel dan kan men alle vervoegingen bepalen zonder verdere informatie. In vorm I kunnen er verschillende beklinkeringen zijn en moet men buiten de radicalen dus ook de beklinkering van de wortel kennen om de vervoegingen te kunnen bepalen. In de voltooide tijd is de eerste klinker altijd een a en de tweede een a, i of u. De klinker in de onvoltooide tijd kan vaak, maar niet altijd, worden afgeleid van de klinker in de voltooide tijd. Als de klinker in de voltooide tijd een i is, wordt deze in de onvoltooide tijd een a. Als de voltooide tijd een u heeft, wordt/blijft de klinker in de onvoltooide tijd een u. Bij de klinker a in de voltooide tijd, die het meest voorkomt, is de grootste variatie mogelijk en komen in de onvoltooide tijd zowel a, i als u voor. Welke klinker in de onvoltooide tijd wordt gebruikt is lastig te voorspellen, al komt de klinker a meestal voor als de tweede of derde radicaal in de keel wordt uitgesproken (met uitzondering van de qaaf)Voorbeeld: beklinkering a/a bij ra'asa/yar'asu, beklinkering a/i bij djalasa/yadjlisu, beklinkering a/u bij kataba/yaktubu, beklinkering i/a bij raġiba/yarġabu en u/u bij sahula/yashulu.

Gebruik genummerde vormen[bewerken | brontekst bewerken]

In de Arabische wereld gebruikt men normaal de genummerde vormen niet: zij zijn ingevoerd door Westerse taalwetenschappers. In plaats hiervan gebruikt men in de Arabische wereld de wortel fa'ala فعل en afgeleide vormen daarvan zoals فعّل voor vorm II enz.

Woordenboek - hogere vormen[bewerken | brontekst bewerken]

In een traditioneel Arabisch woordenboek of vertaalwoordenboek vindt men een afgeleide vorm van een werkwoord onder de wortel van het werkwoord. Zo moet men تكلّم takallama, spreken, vorm V, niet zoeken onder de ت ta maar onder de ك kaf bij de wortel كلم kalama. Er bestaan inmiddels echter ook vertaalwoordenboeken waar de volgorde van vermelding niet volgens wortel is maar volgens alfabet.