Onkruid

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
'Onkruid' langs de straatrand

Onkruid is een lokaal ongewenste wilde of verwilderde plant, afhankelijk van het grondgebruik ter plaatse. De term wordt vooral gebruikt door hoveniers, groenbeheerders en landbouwers en door verzorgers van een siertuin.

Gebruik van de term[bewerken | brontekst bewerken]

De term is subjectief; er is geen objectieve of biologische definitie van onkruid. In principe kan elke willekeurige plantensoort als onkruid worden beschouwd. Wat als ongewenst wordt beschouwd, is afhankelijk van het gebruik van de grond waar het onkruid voorkomt en van de beoordelaar. De opvatting over onkruiden kan in de loop van de tijd ook veranderen.

Het is mogelijk dat een plant in de ene omgeving als onkruid gezien wordt, bijvoorbeeld doordat hij overdadig groeit en zo tuinplanten overwoekert, terwijl deze in een andere omgeving als niet ongewenst of zelfs als aantrekkelijk wordt beschouwd, zoals in wilde tuinen of in natuurgebieden. In de biologische landbouw zijn sommige kruiden welkom, terwijl ze in de reguliere land- en tuinbouw als ongewenste onkruiden worden gezien. Lijsten van onkruiden hebben dan ook alleen maar zin in de context van een bepaald grondgebruik.

Onwenselijkheid en schadelijkheid[bewerken | brontekst bewerken]

Planten kunnen om verschillende redenen als onkruid worden beschouwd. Meestal doelt men op planten die nutteloos, slordig, hinderlijk of schadelijk zijn in landbouwgebieden, in de tuinbouw, privétuinen en openbaar groen. Natuurbeschermers en -beheerders gebruiken overigens zelden de term onkruid, ook niet om ongewenste planten in natuurgebieden aan te duiden. Mogelijke redenen waarom planten als ongewenst worden gezien zijn:

Canadese guldenroede als onkruid langs de weg in Polen

Voordelen van onkruid[bewerken | brontekst bewerken]

Bioloog Nienke Beets (Universiteit Leiden & Hortus Botanicus Leiden) over de voordelen van onkruid - Universiteit van Nederland

Als onkruid aangeduide planten kunnen, net als veel andere (wilde) planten, nuttige functies hebben doordat:

  • ze een indicatie van de milieu-eigenschappen van hun groeiplaats geven: ze leveren informatie onder andere over de voedselrijkdom, structuur of vochtgehalte van de bodem[4];
  • ze bijdragen aan de milieukwaliteit doordat ze als groenbemesters kunnen fungeren, zoals klaver-soorten of bepaalde dieren (insecten, vogels) aantrekken, zoals brandnetel;
  • ze eetbaar zijn zoals zevenblad, madeliefje, paardenbloem;
  • ze worden gewaardeerd vanwege hun vorm, kleur en/of geur, zoals reuzenbalsemien, klaproos en korenbloem.

Soorten onkruid naar milieu[bewerken | brontekst bewerken]

Verscheidene plantensoorten die als onkruid worden aangeduid komen in allerlei milieus voor, zoals akkerdistel, brandnetel en straatgras, andere zijn meer kenmerkend voor bepaalde milieus.

Akker[bewerken | brontekst bewerken]

Akkerviooltje

Vanwege de intensieve bodembewerking zijn akkers geschikte vestigingsplaatsen voor pioniersoorten, die zich thuis voelen op een bodem die open ligt. In Nederland worden ruim 50 veelvoorkomende soorten als akkeronkruid gezien, waaronder akkerviooltje, korenbloem, klein hoefblad, perzikkruid en varkensgras.[5]

Tuin[bewerken | brontekst bewerken]

In Nederland en België komen zo'n 100 wilde planten voor die geregeld in tuinen opduiken. Veelvoorkomende tuinonkruiden zijn onder meer zevenblad, haagwinde, brandnetel, kleefkruid en vogelmuur.[6]

Wegberm[bewerken | brontekst bewerken]

Zevenblad, eetbaar 'onkruid'
Cichorei langs de weg naar Buren

Lang werden veel kruiden in wegbermen langs provinciale en rijkswegen als onkruid gezien. Kruiden die de ontwikkeling van een goede graszode belemmerden werden bespoten met herbiciden.

Vanaf halverwege de jaren 1970 voeren wegbeheerders zoals Rijkswaterstaat een ander beleid ten aanzien van bermen van wegen. Vooral na de publicatie van het boek De bonte berm van de Wageningse hoogleraar Piet Zonderwijk in 1979 gingen veel instanties over op een ander, 'meer ecologisch' beheer, dat werd gekenmerkt door een- tot tweemaal per jaar maaien en afvoer van het maaisel. Hierdoor verarmde de grond, nam de productie af en de soortenrijkdom toe.

Decennia later blijkt het beheer op deze wijze goedkoper te zijn en het levert ook een bijdrage aan biodiversiteit. Ook bij veel stedelijk groenbeheer kiest men voor een beheer dat ruimte laat voor planten die lang als onkruiden werden beschouwd. Daarnaast worden soms onkruiden speciaal ingezaaid, zoals klaproos, korenbloem en wilde cichorei.

Weiland[bewerken | brontekst bewerken]

Spontane plantengroei in een kruidenrijk, verwaarloosd weiland, te zien zijn witte dovenetel, gewone ereprijs, scherpe boterbloem en paardenbloem

Grasland dat als weide (of hooiland) in gebruik is binnen de gangbare moderne landbouw, bestaat voornamelijk uit hoogproductieve grassoorten of -rassen. Andere kruiden worden veelal als onkruid beschouwd omdat ze de productiviteit van het grasland aantasten. Veel genoemd zijn paardenbloem, ridderzuring, akkerdistel en giftige soorten als de scherpe boterbloem en jakobskruiskruid. Er bestaan lijsten met tientallen van dit soort graslandonkruiden met onder meer brandnetel, hondsdraf, madeliefje en zilverschoon.[7] In sommige vormen van landbouw, zoals de biologische landbouw, zijn bepaalde kruiden echter gewenst, omdat ze stikstof binden zoals rode klaver en witte klaver, of de kwaliteit van het land als leverancier van diervoeding vergroten.[8][9]

Soorten onkruid naar verspreidingsmechanisme[bewerken | brontekst bewerken]

Onkruiden worden ingedeeld in zaad- of wortelonkruiden. knolcyperus is echter een onkruid dat zich door knolletjes vermeerdert.

Wortelonkruiden[bewerken | brontekst bewerken]

Wortelstokonkruiden zijn wortelonkruiden, die ondergrondse, meestal horizontaal lopende wortelstokken vormen. Bij afbreken kan elk stukje wortelstok met een knoop weer gaan wortelen en uitlopen. Tot deze groep behoren akkerdistel, gladde witbol, grote brandnetel, haagwinde, heermoes, kweek en zevenblad.

Zaadonkruiden[bewerken | brontekst bewerken]

Zaadonkruiden zijn onkruiden, die veel zaad produceren. Het zijn vaak eenjarige planten die zich snel verspreiden. Voorbeelden van zaadonkruiden zijn alsemambrosia, gewone melkdistel, harig knopkruid, klein kruiskruid, kleine brandnetel, melganzenvoet, spiesmelde, straatgras, herderstasje, zandraket, liggende vetmuur en vogelmuur.

Bestrijding[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Onkruidbestrijding voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Onkruiden worden op verschillende manieren bestreden. Vaak worden herbiciden (chemische bestrijdingsmiddelen) gebruikt. Vanwege milieutechnische bezwaren vindt bestrijding ook vaak mechanisch plaats met hulp van schoffel, schoffelmachines, onkruidbranders, borstelmachines of heet water. In de biologische landbouw wordt ook weleens een ligbedwieder gebruikt.

Er kan ook gebruik worden gemaakt van een zogenaamd vals zaaibed waarbij eerst het onkruid ontkiemt, dan wordt het gekiemde onkruid verwijderd, waarna men pas de gewassen zaait.

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Weeds (plants) van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.