Samenlevingscontract

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Een samenlevingscontract is een overeenkomst die de vermogensrechtelijke verhoudingen regelt tussen twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren (samenwonen).

In Nederland werd op 23 september 2005 in Roosendaal voor het eerst een samenlevingscontract tussen meer dan twee personen aangegaan.

Naast vermogensrechtelijke verhoudingen kunnen ook andere zaken in een samenlevingscontract geregeld worden, zoals afspraken over eventuele kinderen.

Vanaf de jaren tachtig werd het contract populair onder twee verschillende groepen:

  • personen die wel hun relatie willen regelen, maar niet wilden trouwen,
  • personen die wel hun relatie willen regelen, maar nog niet mochten trouwen.

Door de invoering van eerst het geregistreerd partnerschap en later de openstelling van het huwelijk voor homo's en lesbiennes is in Nederland de noodzaak van een samenlevingscontract voor die tweede groep nu minder groot.

Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

De wet heeft geen speciale regels voor vorm en inhoud van een samenlevingscontract. In principe kan een samenlevingscontract zelfs een mondelinge overeenkomst zijn, maar een schriftelijke verdient de voorkeur, alleen al omdat een van de belangrijkste functies van het contract is om een regeling te treffen bij uiteengaan, waarbij de verhoudingen verslechterd kunnen zijn, en er dan anders bewijsproblemen zouden kunnen zijn.[1] Vaak wordt gekozen voor het inschakelen van een notaris. Met het oog op een pensioenuitkering is dit verplicht.

Na de beëindiging van het samenlevingscontract hebben de partners geen onderhoudsplicht jegens elkaar, tenzij deze in het contract geregeld is. Voor eventuele kinderen bestaat die wel, maar dat is een gevolg van de wettelijke onderhoudsplicht jegens die kinderen.

In een samenlevingscontract kan worden geregeld dat gemeenschappelijke bezittingen bij overlijden van een partner naar de ander gaan (verblijvingsbeding). Daarvoor is dus niet per se een testament nodig. Als er sprake is van nagenoeg gelijke sterftekansen (qua leeftijd en gezondheid), beschouwt de fiscus een dergelijke overeenkomst als een soort ‘kanscontract’; over de verkrijging op grond van een verblijvingsbeding wordt dan géén schenkbelasting geheven. Op grond van artikel 11 lid 2 Successiewet 1956 (SW) kan bij overlijden wel erfbelasting worden geheven. Hiervoor is op grond van artikel 11 lid 5 SW dan wel vereist dat de verkrijger de partner is van erflater. Indien de verkrijger/samenwoner op grond van artikel 1a SW (nog) niet kwalificeert als formeel partner dan is dus ook geen erfbelasting verschuldigd hierover. Dit is vooral van belang als de hoge vrijstelling voor partners (zie onder) niet van toepassing is. Soms is dus verkrijging via een verblijvingsbeding in een samenlevingscontract aantrekkelijker dan via een erfstelling in een testament.

Met een samenlevingscontract kan het nalaten van niet-gemeenschappelijke bezittingen worden geregeld met een overnamebeding (recht van overneming; zie voetnoot 1 artikel 11 lid 2)

Enkele wetten refereren aan het begrip samenlevingscontract. Een gezamenlijke huishouding voor de AOW wordt bijvoorbeeld in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract. Zie ook hieronder.

Notarieel samenlevingscontract[bewerken | brontekst bewerken]

Een notarieel samenlevingscontract is een samenlevingscontract dat is vastgelegd in een notariële akte. De wet verbindt daar extra gevolgen aan, in vergelijking met een onderhands samenlevingscontract:

  • De Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalt dat onder meer als partner wordt aangemerkt de ongehuwde meerderjarige persoon waarmee de ongehuwde meerderjarige belastingplichtige een notarieel samenlevingscontract is aangegaan en met wie hij staat ingeschreven op hetzelfde woonadres. Een persoon kan op enig moment slechts één partner hebben. Bij meer dan één notarieel samenlevingscontract wordt alleen het oudste samenlevingscontract in aanmerking genomen. Een notarieel samenlevingscontract met meer dan één persoon wordt niet in aanmerking genomen. Deze regeling werkt door naar het fiscaal partnerschap in de inkomstenbelasting.
  • De Successiewet 1956 bepaalt dat voor de toepassing van deze wet, in afwijking van het bovengenoemde, twee ongehuwde personen (die ook geen geregistreerde partners zijn) slechts als partner worden aangemerkt indien zij gedurende een bepaalde periode (voor de erfbelasting zes maanden, voor de schenkbelasting twee jaar) onder meer op hetzelfde woonadres staan ingeschreven en ingevolge een notarieel samenlevingscontract een wederzijdse zorgverplichting hebben[2], of al vijf jaar staan ingeschreven op hetzelfde woonadres. Met zo'n samenlevingscontract geldt de hoge vrijstelling voor de erfbelasting bij overlijden dus al na zes maanden samenwonen in plaats van na vijf jaar.
  • Met een notarieel samenlevingscontract is in het geval van overlijden de langstlevende partner beter beschermd tegen eventuele aanspraken van de kinderen.

Bovendien eisen instanties als pensioenfondsen vaak een notariële akte voordat zij bereid zijn aan de samenlevende partners dezelfde rechten toe te kennen die voor gehuwden gelden.

Daarnaast heeft het notariële samenlevingscontract uiteraard ook de normale (bewijsrechtelijke) voordelen die elke notariële akte heeft.

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]