Soefisme

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Soefibeweging)

Islam

Geloof
Eenheid van God · Profeten
Gezonden geschriften
Engelen · Dag des Oordeels
Praktiseren
Getuigenis · Gebed · Vasten
Liefdadigheid · Pelgrimstocht
Stromingen
Soennisme · Sjiisme · Ahmadiyya
Kharidjisme · Soefisme
· Koranisme
Teksten en wetten

Koran · Soenna · Hadith
Fiqh · Sharia · Kalam

Feest- en gedenkdagen

Asjoera · Suikerfeest
Offerfeest · Ramadan
Laylat al-Qadr · Laylat al-Miraadj
Nieuwjaar · Mawlid an-Nabi

Cultuur en samenleving
Architectuur · Kunst
Moskeeën · Studies
portaal  Portaalicoon  Islam
Dansende derwisjen in Turkije
'Tekke' van de Bektashi-soefi-orde

Het soefisme of tasawwuf (Arabisch: تصوّف - taṣawwoef, Perzisch: صوفی‌گری, soefigari, Russisch: Суфизм, Soefizm, Turks: tasavvuf, Urdu: تصوف) is de mystieke stroming binnen de islam. Deze mystiek ontwikkelde zich uit de islam zelf op grond van Koranteksten, maar vertoont ook invloeden uit de hellenistische wereld en christelijke Oosterse kerk. Het doel was via een ascetische en meditatieve levenswijze de eenheid van alles te vatten en via liefde voor God met Hem te versmelten, waarbij de mens afstand heeft gedaan van aardse geneugten en van zijn ego. Het soefisme ontstond in 7e- en 8e-eeuwse sjiitische kringen, maar bloeide vooral in soennitische samenlevingen. Het heeft een literaire en poëtische traditie.

Karakteristieken[bewerken | brontekst bewerken]

De volgende lijst geeft een indruk van enkele van de belangrijkste karakteristieken van het soefisme.

  • Asces: zelfverloochening en zuivering
  • Armoede: fysieke armoede heeft betrekking op ascetisme, spirituele armoede betekent dat men niets voor zichzelf wenst, zelfs niet het paradijs
  • Tawakkul: absoluut vertrouwen in God en rida (tevredenheid of acceptatie) over al het goede en kwade dat er gebeurt, omdat alles afkomstig is van God
  • Baqa: het blijven in God; dit is wat er overblijft na het verdwijnen van het ik en van de wereld
  • Tawhid: eenheid van God; soefi's interpreteren de tawhid zodanig dat uitsluitend God bestaat, alles in de wereld is dan een reflectie van God
  • Dhikr: herinnering; de rituele herhaling van een gewijde uitdrukking

Naam[bewerken | brontekst bewerken]

Het woord soefisme werd voor het eerst gebruikt in de laat achttiende-eeuwse wetenschap. Europeanen zagen soefisme als een individuele, spirituele traditie die los stond van de gangbare islam, en die overeenkwam met westerse vormen van mystiek. Soefisme gaat terug op de 8e-eeuwse Arabische bijnaam voor vroege soefi, as-Sūfī, dat pas gangbaar werd in de 12e eeuw. Die is afgeleid van sūf (صوف) ‘wol’, wat verwijst naar de wollen gewaden van vroege soefi. Wol is de stof van het kleed van een asceet. Deze kledij komt voort uit de nestoriaanse, christelijke kerk, waar bisschoppen en hogere geestelijken wol droegen, als teken van toewijding en eenvoud. De moslimterm voor soefisme is tasawwuf, ‘soefi worden’. Sommige soefi menen zelf dat de etymologie van tasawwuf safā is, ‘zuiver’, zodat het woord ‘zuiver worden’ betekent. Tot slot is er nog de theorie die het begrip terugleidt naar de 'Ahl al-Ṣuffa' (hen van de veranda), een groep vroege gezellen van Mohammed die bijeenkwamen op de veranda van de Moskee van de Profeet om ook buiten gebedstijden via Dhikr te mediteren op de herinnering aan God. Zij worden door volgelingen van deze theorie beschouwd als de eerste soefi's.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Oosters christelijke voorlopers[bewerken | brontekst bewerken]

Er zijn 'verbluffende' overeenkomsten tussen het soefisme en het 'oosterse christendom', vooral op het gebied van mystiek gebed en mystieke devotie. Vanaf het begin van het christendom bestonden er in Egypte en het Nabije Oosten bloeiende mystieke en ascetische tradities, die culmineerden in de Oudsyrische kerken van de late Oudheid. De ideeën en gebruiken lijken zeer op het soefistische mysticisme, die in hetzelfde gebied en in dezelfde milieus werden toegepast.

Zo ontwikkelden waarschijnlijk al in de vierde of vijfde eeuw Oosters-christelijke monniken de techniek van het Jezusgebed of het Gebed van het Hart, de herhaling van een eenvoudige smeekbede, een soort mantra, om vol toewijding in vervoering te geraken. Het werd een standaardvorm van mystieke devotie, aanbevolen door beroemde Egyptische mystici als Johannes Climacus in de zesde en Hesychius in de achtste eeuw. De soefi's zeggen, net als de oude traditie, herhaaldelijk hun sjahada (essentiële spreuk) tijdens hun dhikr (herdenking) 'la ilaha illa Allah' ('Er is geen andere god dan Allah'). Ze zeggen het duizenden keren per dag op, net als de oude Egyptische en Syrische monniken deden met hun Jezusgebed. Het doel is hetzelfde: de onwaarachtigheid van de wereld aan het licht brengen en de ultieme werkelijkheid of waarheid (God) naderbij komen.

Zevende en achtste eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

Het soefisme ontstond in sjiitische kringen in de 7e en 8e eeuw en werd in zijn thematiek en beeldspraak beïnvloed door het neoplatonisme van de late oudheid.[1] De islamitische filosofie en theologie werd met mate (soms indirect) beïnvloed door het hellenistische neoplatonisme, stoïcisme en gnosis. In het soefisme komen bijvoorbeeld de noties voor van microkosmos-macrokosmos, emanatie van God in de wereld, het nastreven van eenheidsbeleving, en het verkrijgen van gnosis: intuïtieve kennis van een transcendente God. Ook kan de ontwikkeling van het soefisme zijn beïnvloed door het christelijke kloosterwezen en de heremieten, die poogden door spirituele ontwikkeling en liefde voor God nader tot Hem te komen.[2] Dat betekent niet dat het soefisme van buitenaf de islam binnenkwam. Aangenomen is, dat de Koran zelf aanleiding gaf tot mystiek. De profeet Mohammed beschreef God in sommige soera’s als heel dichtbij en als liefdevol, terwijl de schepping wordt beschreven in termen van schoonheid als afkomstig van God, en tevens zou hij ’s nachts opgestegen zijn om de hemel te aanschouwen.[3]

Het ‘soefi worden’ verwijst naar de mystieke filosofie en levenswijze van de soefibeweging. Die bestond oorspronkelijk uit vrome ascese en het verwerpen van wereldse en lichamelijke genoegens. In de begintijd van de islam was het soefisme geen duidelijk afzonderlijke mystieke beweging, en kwamen mystieke Koraninterpretaties ook elders voor. Basra was een van de oorspronkelijke centra waar soefisme tot mystieke beweging uitkristalliseerde. De oorspronkelijke stad was in 225 een bisdom en in de 5e eeuw werd het de zetel van een metropoliet. Een van de eerste manifestaties van het mystieke soefisme was de grote mystica en dichteres Rabia al-Adawīya al-Basra (717-801), die in het soefisme de mystieke liefde introduceerde. God werd voorgesteld als de Geliefde. De liefde verdreef alle angst voor Gods almacht en moest leiden tot een mystieke vereniging met Hem. Begin 8e eeuw was Basra ook de woonplaats van de soefistische pionier Hasan al-Basrī ('van Basra', 642-728). Hij en de soefi Ibrāhīm Ibn Adham (718-782) uit Balch achtten een terugkeer naar de Koran noodzakelijk door toenemend materialisme onder het Kalifaat der Omajjaden (661–750). Ook de moetazilieten, die het principe van de Griekse ratio op de islam wilden toepassen, zagen Hasan al-Basri als hun spirituele voorvader. Zij plaatsten de rol van Jezus boven die van Mohammed. De verwerping van wereldse genoegens poogden ze te bereiken door middel van gebed, meditatie, vasten, afzondering en slaaponthouding. In de loop der eeuwen ontstonden hierop gematigde reacties, waarbij Allahs schepping positiever werd gezien.

Vanaf negende eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

De beweging werd vanaf de 9e eeuw meer gedefinieerd binnen soefikringen rondom soefileermeesters (sjeiks). Uit die tijd stammen de eerste soefihandboeken. De nadruk kwam te liggen op het vinden van waarheid (goddelijke kennis) als persoonlijke verwezenlijking, waarbij het van buiten leren van dogma’s en volgen van voorschriften onder bijvoorbeeld imams werd verworpen. Het doel was niet onderwerping aan Gods almacht via uiterlijke regels van de sharia, maar innerlijke toenadering tot Hem zoeken. Dit leidde soms tot spanningen met autoriteiten.

Abu Sulayman al-Daram (Damascus, gestorven ca. 850) werkte de notie van gnosis als eenheidsbeleving uit. Maruf al-Kaskh verkondigde dat waarheid en eeuwige schoonheid niets anders zijn dan God. Dhū al-Nūn al-Misrī (overleden 859) omschreef als eerste de weg van de soefi (tarīqa). Die verdeelde hij in geestelijke stadia (maqām, mv. maqāmāt) van mystieke groei. Dit pad werd verder uitgewerkt door latere soefi’s. De Pers Bayazid al-Bistami (gestorven 875) leerde dat men het ego, het lagere zelf, diende te vernietigen. Het volgen van deze weg houdt in dat de zoekende (murīd) zich losmaakt van zijn ego (nafs) en banden met de wereld en hen doet verdwijnen. Zo komt hij tot intuïtieve kennis van God en wordt hij er één mee. Het was de Moorse filosoof Ibn al-Arabi (1165-1240) die tot slot alle soefiedenkbeelden verenigde in een uitvoerig filosofisch systeem.[4]

Een ander soefistisch brandpunt was Balch in Turkestan, tevens een centrum voor nestorianen, manicheïsten en boeddhisten. Door deze verbanden zouden de soefi's altijd een bijzondere eerbied koesteren voor de ascetische meester Jezus. De Soefi's zagen Jezus als de ultieme asceet, 'de monnik aller monniken'. al Hallaj, de grote martelaar, vergeleek zichzelf herhaaldelijk met Christus, identificeerde zich met God en werd in 922 gekruisigd, nadat hij zei de beker te drinken die hem gegeven was.

Vanaf twaalfde eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

Vanaf de 12e eeuw bestond het soefisme niet langer uit tijdelijke kringen rondom leermeesters, maar werd het een traditie. Die bestond uit ordes (tarīqa, mv. turuq) waarbinnen men vroegere soefimeesters vereerde en hun wijsheidstraditie terugleidde tot de profeet Mohammed. In deze periode wordt het soefisme populairder en verschijnen loges en vergaderplaatsen, waardoor de soefileer toegankelijker werd voor een breder publiek. De ordes werden hiërarchisch gestructureerd met verschillende graden van inwijding. Karakteristiek wordt de dhikr (‘herinnering', aan God), een meditatie waarbij wordt gemediteerd op Gods namen en Koranverzen. Dit moet resulteren in extase (wajd). De precieze vorm ervan verschilde van orde tot orde. De Dansende Derwisjen zijn er een voorbeeld van. Deze zogeheten Mevlevi-soefi-orde werd gesticht door de volgelingen van de Perzische soefidichter Jalal ad-Din Rumi uit de 13e eeuw. Rumi was naar verluidt nooit zo gelukkig als toen hij samenleefde met de christelijke monniken van het Sint-Charitonklooster bij Iconium (Konya).

In dezelfde tijd leefde Hadji Bektasj Veli, waar de Bektashi-soefi-orde naar is vernoemd. Haci is de 'bakermat' van het geloof van de alevieten, die in theorie sjiitische moslims zijn, maar vrijwel geen islamitische gebruiken hebben. Zowel Rumi als Haci kwamen oorspronkelijk uit Chorasan. Veel fameuze soefileiders werden door oorlog en politieke crises uit Centraal-Azië weggejaagd. Hun goede band met christenen kan wellicht worden herleid tot de langdurige interactie met onder meer nestorianen in deze gebieden. Het graf van Haci werd door christenen vereerd als 'de tombe van de heilige Charalambos'.

Een andere soefigroep is de Qalandariyah, die graag experimenteerde met bewustzijnverruimende middelen. De Idrisiyya, een soefistroming die opgericht werd door Ahmad Ibn Idris al-Fasi, was vooral actief in Noord-Afrika en Jemen.

Tot en met de 19e eeuw vormde het soefisme een gerespecteerd instituut in veel moslimsamenlevingen. Sindsdien is dat verminderd door de invloed van seculier nationalisme en verwestersing. Puristische moslimbewegingen die een zuivere islam nastreven zonder oude tradities, zoals de Wahhābiyya en de Salafiyya, zijn tegenwoordig een belangrijke bron van anti-soefisentimenten. Wel populair blijven artistieke soefi-uitingen, zoals poëzie. Sinds de New Age is het soefisme ook bekender geworden in het westen.

Soefi geestelijke tijdens vrijdagmiddag ritueel, Hamed al-Nil begraafplaats, Khartoem, Soedan











Indiase derwisjen in het Ottomaanse rijk[bewerken | brontekst bewerken]

Van de 13e tot de 18e eeuw kwamen Indiase derwisjen ook moslimmannen en -vrouwen van hoge graad, islamitische Indiase prinsen en islamitische ex-hovelingen vanuit Hindustan naar het Ottomaanse rijk en richtten Sufi Tekken op. De oudste was de Horhor Tekke die na 1455 in Istanbul werd gesticht. Rond 1476 vestigden Bahmanid-moslimhandelaren zich in Bursa. Ze stichtten ook Tekken op de Balkan, zoals rond 1581 in Sofia Bulgarije en Prizren Kosovo (toen nog onderdeel van het Ottomaanse Rijk). Rond 1925, na de sluiting van alle Tekken in Turkije, was er geen spoor van verloren. Sinds de jaren 2010 beweren steeds meer mensen afstammelingen te zijn van de Indiase derwisjen, maar men gelooft dat het Turkse soefi's zigeuners zijn. Het aantal van deze eisers in Turkije is ongeveer 3.000, waarvan er ongeveer 1.800 in en rond Istanbul wonen, terwijl 250 in Ankara zijn en de rest verspreid over het land, aldus de functionaris.

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

Het soefisme gaat gepaard met een lange traditie van verhalen en gedichten. De verhalen zijn van didactische aard en hebben een dubbele betekenislaag. Ze gaan over de relatie van de soefi met zichzelf, de samenleving en met God. De poëzie, vooral sterk vertegenwoordigd in Iran, benutte veel beelden, omdat langs die weg mystieke ervaringen uitdrukking konden vinden. De soefiliteratuur bevat onconventionele en aanstootgevende elementen, zoals de beschrijving van erotiek, van lijken, geliefden die gedood worden, en het ontbreken van een positieve afloop. Een verklaring daarvoor is dat er geen geliefde buiten God hoort te zijn, dat in alles schoonheid kan worden gevonden, en dat de dood niet wordt gezien als negatief, maar als het ultieme opgaan in God.

Dankzij een van de grootste middeleeuwse islamfilosofen, Abu Hamid al-Ghazali (1059-1111), werden de leerstellingen van het soefisme opgenomen in de officiële islamitische leer. Diens werken hadden een enorme invloed op de verdere ontwikkeling van de islamitische wetenschappen. Rond 1100 schreef hij zijn klassieke werk: Ihjaa' 'oloem al-dien ('De herleving van de religieuze wetenschappen'). Het is volgens Karen Armstrong de meest geciteerde tekst na de Koran en de Hadith. Nergens anders dan in de Ihjaa' worden in enige Arabische tekst zoveel aan Jezus toegeschreven spreuken verzameld. Jezus werd zo voor de soefi's de meest op de voorgrond tredende 'profeet van het hart'. Veel teksten kwamen uit het Oudsyrische christendom.

Moslims namen soms teksten over uit de eerste of tweede eeuw uit de 'apocriefe evangeliën'. Twee spreuken uit het Het Evangelie van Thomas raakten wijdverspreid in de islamitische wereld: 'Word voorbijgangers' en de oproep aan de gelovige om voort te brengen wat in hem is. Volgens Moslims leerde Jezus zijn volgelingen dat 'de wereld een brug is. Ga er overheen, maar bouw er niet op.' Ze kunnen deze spreuken van monniken in Syrië of Mesopotamië hebben gehoord.

Universeel soefisme[bewerken | brontekst bewerken]

Universel Murad Hassil, de soefi-tempel te Katwijk aan Zee

Een bijzondere beweging binnen het soefisme is het universeel soefisme zoals dit door Hazrat Inayat Khan naar Europa en Amerika gebracht werd. Zijn boodschap van harmonie, liefde en schoonheid beperkt zich niet tot één religie, maar omarmt alle wereldreligies. Tijdens erediensten, zoals deze bijvoorbeeld in de soefitempel in Katwijk aan Zee worden gehouden, worden zeven kaarsen ontstoken, een voor het hindoeïsme, een voor het boeddhisme, een voor het zoroastrisme, een voor het jodendom, een voor het christendom, een voor de islam en een voor allen die het licht van de waarheid in de duisternis van menselijke onwetendheid hebben hoog gehouden. Deze vorm van soefisme beoogt geen nieuwe religie te zijn of nieuwe dogma's te vormen, maar beoogt eenheid tussen alle mensen evenals respect voor eenieders religie en cultuur.

Binnen het soefisme bestaan tientallen scholen, tariqa's genaamd. Sommige zijn internationaal, andere lokaal actief. Inmiddels is in elke grote stad in Nederland en België wel een vertegenwoordiger van een soefibroederschap te vinden.

Soefi's en politiek[bewerken | brontekst bewerken]

Het soefisme begon als een zuiver individuele mystieke ervaring en groeide vervolgens uit tot een maatschappelijke beweging met grote aanhang onder het volk. Onder de Seltsjoekse en Ottomaanse sultans waren er zelfs derwisj-opstanden, die soms een serieuze bedreiging vormden voor de gevestigde orde. Om deze gevaren af te wenden, verkregen enkele derwisj-orden goedkeuring en een voorkeursbehandeling. Dat geldt bijvoorbeeld voor de orde der Mewlewi's, bekend als de dansende derwisjen, die in de loop van de 16e eeuw in de Ottomaanse staat in de gratie kwam en waarvan het hoofd vanaf 1648 optrad bij de troonsbestijgingsplechtigheden van de nieuwe sultan en met name bij het omgorden met het zwaard van Osman, de bezegeling van de troonsbestijging. De Mewlewi-orde werd in de 13e eeuw opgericht door een van de grootste soefi-dichters, Jalaluddin Rumi (1207-1273), in Konya. De Mewlewi's waren van alle orden de meest conformistische en haar volgelingen waren merendeels stedelingen uit burgerlijke of hogere kringen.[13]

Terwijl de oelama (islamitische geleerden) betrokken raakten bij het regeringsapparaat, bleven de soefi's deel uitmaken van het volk en behielden zodoende de invloed en het respect dat de oelama vaak kwijtraakten. Ondanks zijn populaire en mystieke karakter oefende het soefisme langzaamaan ook invloed uit op de islamitische intellectuelen. Sommige soefidoctrines en praktijken bleven verdacht, met name de onverschilligheid van enkele soefileraren ten aanzien van de handhaving van de geloofsovertuiging en de wet en soms zelfs ten aanzien van de barrières tussen 'de ware islam' en andere geloven.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Bayat, M. & M. A. Jamnia. Verhalen uit het land van de soefi’s. Een selectie van Rumi, Attar, al-Hallaj, Abu Sa’id, Jami en Nizami. Den Haag: Sufi Publications, 2004.
  • Brakell Buys, R. van. Rumi. Verhalen uit de Mashnawi. Den Haag: East-West Publications, 2001.
  • Corbin, H. The History of Islamic Philosophy. Volume I. London: Kegan Paul, 2014, blz. 187-203.
  • Dressler, M. ‘Sufism.’ In: The Brill Dictionary of Religion. Red. K. von Stuckrad. Leiden: Brill, 2006, blz. 1818-1822.
  • Hanegraaff, W.J. (red.). Dictionary of Gnosis & Western Esotericism. Leiden: Brill, 2006.
  • Hourani, A. De geschiedenis van de Arabische volken. Amsterdam: Olympus, 2005, blz. 91-95.
  • Leezenberg, M. Islamitische filosofie. Een geschiedenis. Amsterdam: Bulaaq, 2008.
  • Seyed-Gohrab, A. Soefisme. Een levende traditie. 2015. ISBN 9789035142749.
  • Jenkins, P. (2008), Het vergeten christendom, vertaling H.Moerdijk (2011), Nieuw Amsterdam, ISBN 9789046810422, p. 202-207
Op andere Wikimedia-projecten