Naar inhoud springen

Aart Moerkerken

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Aart Moerkerken (Rotterdam, 1 februari 1947Capelle aan den IJssel, 8 oktober 2024) was predikant binnen de Gereformeerde Gemeenten. Hij was van 1 juni 1996 tot 23 juni 2017 rector van de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten.

Moerkerken studeerde theologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht. In 1972 wordt hij toegelaten tot de studie aan de predikantsopleiding van de Gereformeerde Gemeenten en reeds in 1974 wordt hij in Nieuw-Beijerland bevestigd tot predikant. In 1987 nam hij het beroep aan naar Gouda. Tussentijds wordt ds. Moerkerken in 1980 door de generale synode benoemd tot docent aan de Theologische School. Zestien jaar combineerde hij dit met zijn ambt als predikant. In 1996 ging hij om gezondheidsredenen met emeritaat, waardoor hij als rector volledig in dienst van de school kon komen.

Als rector heeft ds. Moerkerken lange tijd mede het gezicht bepaald van de Gereformeerde Gemeenten. Hij is wel het boegbeeld genoemd.[1]

Ds. Moerkerken was van 1986-2009 hoofdredacteur van De Saambinder, het voornaamste kerkblad van de Gereformeerde Gemeenten.[2]

Moerkerken overleed op 77-jarige leeftijd.[3]

Kritiek kwam er op de visie van ds. Moerkerken omtrent het thema ‘standen in het geestelijke leven’, zoals hij die vooral in Bethel en Pniël. Standen in het genadeleven (1997) uitwerkte. Moerkerken beriep zich daarbij onder andere op Alexander Comrie en stelde ‘dat men een ware gelovige kan zijn en een hartelijke droefheid over de zonde kan hebben, zonder kennis van Christus' verlossingswerk te hebben’.[bron?] De critici stellen dat Moerkerken daarmee een onjuiste voorstelling geeft van het 'ware geloof' en hij het genadeleven ‘te veel in een systeem’[bron?] vat.

In hetzelfde jaar publiceerde kerklid Johan Blaauwendraad, tevens rector magnificus van de Technische Universiteit Delft, hiertegen zijn boek Het is ingewikkeld geworden, in 2000 gevolgd door De leer tegen het licht. In 2003 barstte de discussie in volle hevigheid los na de verschijning van Klaas van der Zwaags vuistdikke Afwachten of verwachten. Van de ‘standen in het genadeleven’ zou te veel een systeem zijn gemaakt.

Moerkerken verdedigde zich tegen deze beschuldigingen met het argument, dat hij niet anders wil zeggen dan andere bevindelijke predikers gedaan hebben, en aan wil sluiten bij de bekende ds. I. Kievit en prof. G. Wisse in zijn boek De droefheid naar God.[4][5] In beide gevallen kozen de Gereformeerde Gemeenten de zijde van docent Moerkerken en de critici verlieten het kerkgenootschap.

[bewerken | brontekst bewerken]