Acht Zaligheden (streek)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Acht Zaligheden (Noord-Brabant))
Acht Zaligheden
Selligheden
Regio van Nederland Vlag van Nederland
Kaart van Acht Zaligheden
Geografie
Provincie Vlag Noord-Brabant Noord-Brabant
Hoofdstad Eersel (officieus)[1]
Bladel (19e eeuw)[2]
Oppervlakte 250,21 km²
Bevolking
Talen Nederlands
Dialecten Kempenlands

Acht Zaligheden (oorspronkelijk: Selligheden)[3] verwijst naar acht dorpen waarvan de naam eindigt op -sel, gelegen in de Kempen in Noord-Brabant. Het betreft de plaatsen: Duizel, Eersel, Hulsel, Knegsel, Netersel, Reusel, Steensel en Wintelre. De ten zuidwesten van Eindhoven gelegen grensstreek strekt zich, naast deze acht dorpen, verder uit over de Kempengemeenten Reusel-De Mierden, Bladel en Eersel, inclusief het Veldhovense kerkdorp Oerle en haar omgeving.[4]

Hoewel de zaligheden Duizel en Wintelre niet op -sel eindigen, worden ze taalkundig alsnog bij de zaligheden gerekend.[5] Zo werd Duizel van oudsher geschreven als Dui(j)sel en wordt Wintelre in de volksmond, ruim voor het ontstaan van de streeknaam, Wijnter-, Wenter- of Wintersel genoemd.[6][7] Acht Zaligheden zou daarnaast een toespeling op de bergrede zijn en werd gedurende de 19e eeuw door de lokale bevolking als een ambivalente geuzennaam aanvaard. Naarmate de opkomst van het toerisme in de 20e eeuw vorderde is het meer en meer uitgegroeid tot een eretitel voor met name de betreffende dorpen.[4]

Naamsverklaring[bewerken | brontekst bewerken]

De herkomst van de benaming is niet zeker. De term Acht Zaligheden zou in gebruik zijn geraakt tijdens de Belgische Opstand (1830-1839) onder manschappen van het in de Kempen ingekwartierde Nederlandse leger. Dat leger, grotendeels afkomstig van boven de rivieren vanwege vrees voor Noord-Brabantse steun aan de Belgische rebellen, was het gros van de tijd in de streek actief voor het handhaven van de opgelegde status quo.

De oudste vermelding van de benaming Acht Zaligheden dateert uit 1841 en is van de hand van C.R. Hermans.[8] Vanaf het begin van de Belgische Opstand in 1830 en tegen de achtergrond van de Tiendaagse Veldtocht (1831) trokken militairen door de Kempen. Zij bestonden onder andere uit dienstplichtigen, mobiele schutterijen, studentencompagnieën en huzaren. Tot 1839 werden zij ingekwartierd bij de lokale boerenbevolking in de grensstreek.[4] De soldaten waren voornamelijk protestants en afkomstig uit meer welvarende streken; vaak waren ze beter geschoold dan de lokale bevolking. De Kempen was een arme regio en werd in de 19e eeuw beschouwd als een achtergebleven en geïsoleerd gebied. De overwegend rooms-katholieke bevolking bestond voornamelijk uit keuterboeren, die een moeizaam bestaan leidden op de schrale zandgronden. De term was volgens deze lezing een spottende verwijzing naar de barre omstandigheden waaronder de soldaten waren gelegerd en tegelijk een sneer naar de lokale bevolking, die zich weinig bewust was van de welvaart in andere landstreken en juist van mening was dat zij een zalig (gelukkig) leven leidde.[9]

Armzalige zandstreek[bewerken | brontekst bewerken]

De Vrijwillige Jagers der Leijdsche Hoogeschool tijdens hun kortstondige verblijf in de Acht Zaligheden op de Eerselse Heide, gelegen in de nabijheid van het gehucht Witrijt en gedurende de opmars van de Tiendaagse Veldtocht richting het Belgische Postel op 2 augustus 1831.

Een vroege vermelding van de naam is van landbouwkundige W.J.D. van Iterson, in een publicatie uit 1868. De naam zou volgens hem ontstaan zijn als gevolg van de barre heiden en benoemt de inkwartiering van het Nederlandse leger als periode van totstandkoming.[10] Ook C.R. Hermans verwijst in publicaties van 1841 en 1845 nadrukkelijk naar de onvruchtbare en schrale grond. Hermans noemt de Brabantse grond een armzalige bodem. De suggestie is dat de term armzaligheden werd verbasterd tot Sellig- of Zaligheden.[1] In 1872 verwijst F.C. Donders naar de connectie tussen de schrale zandgrond en het woord 'armzalig'. Donders had tijdens de Belgische Opstand als kostleerling deels zijn jeugd doorgebracht in de Acht Zaligheden, en noemde deze plaatsen 'de armzaligste heidorpen op de zuidelijke grenzen van Noord-Brabant'.[11]

Volgens de in Duizel geboren archeoloog en onderwijzer P.N. Panken is het hoofdzakelijk aan de vanuit de noordelijke provincies afkomstige soldaten te danken dat de naam Acht Zaligheden in zwang kwam en in heel Nederland bekendheid kreeg. De soldaten klaagden regelmatig in dagboeken en brieven over de gebrekkige toestanden in de grensstreek die zij aan den lijve ondervonden hadden ten tijde van de Belgische Opstand en spraken spottend over de bevolking van deze kleine, nederige en niet zeer bemiddelde dorpen.[12] Ook na terugkomst spraken zij vanuit verschillende windstreken over hun diensttijd in het zuidelijk deel van het uiteengevallen Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.[13]

In andere publicaties wordt expliciet de nadruk gelegd op de primitieve omstandigheden in de landstreek, waarbij de bodemstructuur en -kwaliteit als oorzaak voor de armoede wordt gegeven. Zo bleek uit rapporten van de Maatschappij van Welstand uit het jaar 1879 dat de Acht Zaligheden door Hollandse en Gelderse boeren als een weinig aantrekkelijk gebied werd bestempeld om een onderneming te starten.[14] De streek had niet alleen in de agrarische sector een slechte naam. In de Handelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal uit 1859 vergelijkt L. Van Heiden Reinestein het steppelandschap van het evengoed achtergestelde Drenthe met dat van de Acht Zaligheden. Hij richtte zich hiermee rechtstreeks tot de Noord-Brabantse politicus J.H.H. De Poorter.[15]

In een uitgave van de Koninklijke Vlaamsche Academie, afkomstig uit het jaar 1891, beschrijft H. Ouwerling dat uit het vette en bloeiende Holland afkomstige 17e eeuwse protestantse schoolmeesters weinig zagen in een functie in het magere, dorre en doodvervelende Kempenland. De heemkundige legt hierbij vooral de nadruk op het gebied van de ellendige Acht Zaligheden en drukt een vergelijking uit in een oud gezegde die luidt: Zoals men voor enige jaren naar de Kaap toog. Volgens Ouwerling moet dit gelezen worden als; Als men te Amsterdam of elder de tenen door de schoenen had gelopen. Ouwerling geeft hiermee aan dat dergelijke overwegingen om werkzaam te willen zijn in de grensstreek vrijwel altijd voortkwam uit financiële noodzaak.[16]

De Selig- of Selligheden-etymologie[bewerken | brontekst bewerken]

Al decennialang wordt er geschreven en gesproken over Selig- of Selligheden als oorspronkelijke benaming voor deze dorpen. De naam is voor zover bekend voor het eerst vermeld in de Nederlandsche Volks-Almanak van het jaar 1857 door N.B. Donkersloot, waarbij hij de naam Acht Zaligheden in een voetnoot verder toelicht. Hij schrijft dat de naam zijn oorsprong vindt in de naam Selligheden, verwijzend naar de acht seldorpen. Donkersloot had vanaf 1831 als officier van gezondheid deelgenomen aan de Tiendaagse veldtocht en was in Noord-Brabant ingekwartierd geweest. Dat maakt zijn bewering enigszins betrouwbaar.[3] Ook P.N. Panken schrijft over de Selligheden-etymologie in een publicatie van na 1883. Uit zijn publicatie valt op te maken dat de auteur zich tot op latere leeftijd bijzonder gekwetst voelde door de naam. Maar Panken gaat als een van de weinigen dieper in op de oorsprong van de naam zelf. Hij achtte het mogelijk dat de term Zaligheden een verbastering is van Selig- of Selligheden en dat om die reden voor de naam gekozen is.[12] Door de eeuwen heen zijn er verschillende West-Germaanse talen waarin selig naar schrijfwijze de voorloper vormt van het naar het Nederlands verbasterde woord zalig, waaronder het Middelnederduits en het Oudfries.[17] Meerdere bronnen leggen de link met de Frankische termen sala en sali, als voorlopers van de uitgang -sel, in het huidige Nederlands verwant aan het woord zaal. De eerste die het mogelijk achtte dat de herkomst hier gezocht moest worden, was F.J.E. van Zinnicq Bergmann in 1856.[18] Ook A.A. Weijnen was in de veronderstelling dat de oplossing in de Frankische hoek gezocht moest worden. Deze taalkundige schrijft in 1939 dat de naam een herinnering is aan de Salische Franken die zich in de 4e eeuw in Toxandrië hadden gevestigd en het gros van de nederzettingen gesticht zouden hebben.[19][20]

De uitgang sel, die overeen zou komen met het eerste deel van het woord zalig, gaf aanleiding tot het ontstaan van de naam 'acht zaligheden', in het rooms-katholieke spraakgebruik de benaming van de zaligsprekingen.

Als meertalige woordspeling ligt een louter Kempense oorsprong niet voor de hand, gelet op de taalkundige complexiteit. De Kempense bevolking was taalkundig minder onderlegd en sprak voornamelijk dialect. De toeschrijving aan in het gebied gelegerde soldaten ligt meer voor de hand. Wel gebruikt Th. Ign. Welvaarts, archivaris van de Abdij van Postel, in zijn publicatie van 1890 bewust de term Seligheden. Het heeft er alle schijn van dat eind 19e eeuw beide varianten in omloop waren.[21]

Toespeling op de Bergrede[bewerken | brontekst bewerken]

De naam Acht Zaligheden zou volgens sommigen een toespeling zijn op de Bergrede in het Evangelie volgens Matteüs, waarbij Jezus over de Acht Zaligheden vertelt en waarin het verlangen van de mens naar geluk tot uiting komt. Voor deze theorie pleit dat het begrip 'zaligheid' een bij uitstek rooms-katholieke oorsprong kent en als zodanig vooral door katholieken wordt gebruikt. De ingekwartierde soldaten waren voornamelijk protestants en mogelijk minder bekend met deze term. Protestanten spreken eerder van Acht Zaligsprekingen.[4]

Heemkundige P. Van Beek schreef in 1971 dat de huidige benaming ontsproten kan zijn aan de bijbels geïnspireerde volksgeest van de Kempenaren, als reactie op de pejoratieve oorsprong van de naam Selligheden en mogelijk onder invloed van het getal 8 er Acht Zaligheden van maakte.[22] Ook politicus en onderwijzer H.J.J van Velthoven suggereert in 1949 dat de naam te danken was aan de Kempense volksaard, die volgens Van Velthoven gekenmerkt werd door godvruchtigheid, soberheid en arbeidslust. Hij omschreef de bevolking als schrander van aard, trots op haar landschap, loyaal aan de rooms-katholieke kerk en vol vitaliteit.[5] Toch heerst er verschil van mening over de vraag in welke vorm de naam eerst is ingevoerd. Volgens L. van Egeraat zou de naam Acht Zaligheden een vorm van volksetymologie zijn. De denigrerende naam Selligheden zou volgens hem onjuist geïnterpreteerd zijn door de lokale bevolking. Zij zou min of meer onbewust een andere betekenis aan de naam gegeven hebben.[23] Andere bronnen, zoals geograaf H. Blink, spreken vanaf het begin van de 20e eeuw juist van een bewuste omkering.[24][25]

Vergelijkbare catechismusnamen[bewerken | brontekst bewerken]

De Prins van Oranje voert het Nederlandse leger aan in de Slag bij Ravels op 3 augustus 1831, nadat een dag eerder het leger de Drie Goddelijke Deugden waren binnengevallen bij Poppel.

Vergelijkbare benamingen komen sinds de 19e eeuw meerdere malen voor binnen de Nederlanden, voornamelijk ten zuiden van de grote rivieren. Daarom wordt vaak uitgegaan van een katholiek gebruik. Opmerkelijk is dat het gaat om Bijbelse benamingen, veelal bestaande uit catechismussen, voor groepjes arme dorpen en armoedige woningen die bij elkaar in de buurt lagen. Zo staan de in de Antwerpse Kempen gelegen dorpen Weelde, Poppel en Ravels bekend als de Drie Goddelijke Deugden. Deze groep dorpen geldt als tegenhanger van de Acht Zaligheden, aangezien de gebieden aan elkaar grenzen, dezelfde zandgrond hebben en de dorpen vermoedelijk rond dezelfde periode zijn ontstaan.[26][27] Verder komen namen voor als de Twaalf Apostelen, de Tien Geboden, de Tien Deugden, de Zeven werken van barmhartigheid, de Vijf Geboden, de Vier Uitersten en de Drie Koningen. Ook de term Acht Zaligheden komt meerdere keren voor.[4][28]

Ook in van oudsher katholieke plaatsen boven de rivieren doet het fenomeen zich voor, zij het in mindere mate. De naam Acht Zaligheden wordt een aantal keer gebruikt voor arbeiderswoningen boven de grote rivieren, in plaatsen als Rotterdam, Dokkum, Bunnik en Lichtenvoorde. Toch is het gebruik van de naam voor de genoemde dorpen in de Brabantse Kempen het oudste. Daardoor is het aannemelijk dat deze als inspiratie diende voor vergelijkbare, latere benamingen. In sommige gevallen worden de Acht Zaligheden in verband gebracht met De Zeven Heerlijkheden, die echter veel ouder zijn.[4]

Van ambivalente geuzennaam tot eretitel[bewerken | brontekst bewerken]

De plaatselijke bevolking omarmde de spotnaam Acht Zaligheden in de loop van de tijd als een geuzennaam.[9] Met de introductie van kunstmest, de ontginning van de uitgestrekte heidevelden, de opkomst van de sigarenindustrie en de aanleg van de tramlijn Eindhoven-Reusel ontstond er welvaart in de regio. Hierdoor groeide de streek in het tweede deel van de 20e eeuw uit tot een trekpleister. De toeristische sector zag in de naam Acht Zaligheden een aantrekkelijk symbool. Dus werden de sel-dorpen afgeschilderd als pittoreske plaatsjes waar een gemoedelijke, tevreden en bourgondische levensstijl de boventoon voert.[29][30] René Bastiaanse beschrijft in 2004 hoe het toerisme in de regio toenam en de streek uitgroeide tot het symbool van de Brabantse gemoedelijkheid.[31]

Meer Kempense plaatsen beginnen zich een zaligheid te noemen en de naam kent steeds minder een negatieve bijbetekenis.[32][23][33] Gerard Rooijakkers beschreef in 2003 hoe andere dorpen willen profiteren van de toenemende populariteit, die ook door horeca en toerisme werd ontdekt. De Acht Zaligheden wordt voorgesteld als een streek waar het goed toeven is.[13] Aan het begin van de 21e eeuw drijft de economie van De Acht Zaligheden niet meer op landbouw en toerisme. De streek is onderdeel geworden van Brainport Regio Eindhoven. De gemeente Bladel, waar Netersel ook deel van uitmaakt, werd in 2014 gerekend tot de tien sterkste economische gemeenten van Nederland.[34]

De Contente mens (tevreden man), een beeldje op de markt van Eersel. Het staat symbool voor de Kempenaar, die ondanks de armoede een "zalig" leven wist te leiden.

Polemiek omtrent de achtste zaligheid[bewerken | brontekst bewerken]

Feitelijk bestaan de Acht Zaligheden uit zeven dorpen die daadwerkelijk uitgaan op -sel. Over de dorpen Duizel, voorheen Duisel, Eersel, Hulsel, Knegsel, Netersel, Reusel en Steensel bestaat eensgezindheid. De oudste bekende vermelding die duidt op een vorm van onenigheid omtrent de achtste zaligheid dateert van eind 19e eeuw. Vanaf de jaren 20 van de 20e eeuw groeit deze uit tot een ware polemiek, waarin taalkundige, geografische en cultuurhistorische argumenten een rol spelen. De meningsverschillen gaan hoofdzakelijk over Bladel en Wintelre.[29]

Acht Zaligheden, veel gebruikte samenvattende benaming voor een achttal dorpen ten zuidwesten van Eindhoven: Reusel, Hulsel, Netersel, Bladel, Duisel, Eersel, Steensel en Knegsel; door sommigen wordt in plaats van Bladel Wintersel (thans Wintelre) ertoe gerekend.

Voorstanders van de 'Wintelre-theorie' houden vast aan de taalkundige vaststelling dat het dorp in dialect 'Wentersel' of 'Wijntersel' (Wintersel) wordt genoemd. Zij die Bladel tot de Acht Zaligheden rekenen beroepen zich op de vele toekenningen uit het verleden die de plaatst rijk is. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat de naam Bladel in verband kan worden gebracht met de uitgang -sel. Sinds de jaren 70 van de 20e eeuw wordt aangenomen dat de Acht Zaligheden bestaan uit de hierboven genoemde zeven selligheden, aangevuld met Wintelre.

Bladel als "hoofdplaats der acht zaligheden"[bewerken | brontekst bewerken]

Een tekening van de streek Acht zaligheden van neerlandicus Hein Mandos uit zijn publicatie van 1971, waarin hij de toekenning van Bladel als selligheid op historische basis onderbouwd.

Wat de oorspronkelijke samenstelling van de Acht Zaligheden moet zijn geweest is niet meer met zekerheid te achterhalen. Door Nederlandse soldaten die tijdens de Belgische opstand ingekwartierd waren in de streek, werden soms ook de dorpen Hapert en Hoogeloon genoemd en opmerkelijk genoeg viel soms zelfs de naam van de gemeente Hooge en Lage Mierde, waarvan Hulsel tot 1996 onderdeel uitmaakte.[35][36] Het dorp Bladel wordt wel beschouwd als de oorspronkelijke achtste plaats, aangezien het in historische bronnen vanaf de 19e eeuw in nagenoeg alle gevallen gerekend werd tot de Acht Zaligheden. Bladel wordt vermeld in de oudste vindplaats van de term uit 1841 en het dorp wordt in de literatuur soms aangeduid als de hoofdplaats der acht zaligheden.

De eerste keer dat Bladel genoemd werd als hoofdplaats, weliswaar naast Eersel, is in een publicatie uit 1845 van C.R. Hermans.[1] De bibliothecaris van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant schrijft in 1841 dat Bladel en Eersel de enige dorpen van de Acht Zaligheden zijn die een verdere toelichting verdienen, aangezien zij in het verleden een rol van betekenis hebben gespeeld en meer welvaart kenden dan de andere dorpen.[8] In 1878 schrijft A. Snieders dat Bladel de titel te danken had aan de Nederlandse soldaten die in de jaren 1830 in de Kempen verbleven. Zij duidden Bladel spottend aan als 'hoofdstad der Acht Zaligheden'. Snieders voegt daaraan toe dat lang niet elke schutter het thuis zo goed had als bij de Bladelse boeren. Hij doelde daarmee op de welstand in Bladel, zeker vergeleken met andere dorpen in de Kempen, maar deelt op deze manier ook een sneer uit aan de ingekwartierde soldaten.[2] Voor zover bekend wordt Bladel voor het laatst als hoofdplaats vermeld in 1882 door J.J. de Vlam. De dichter licht een uit de Acht Zaligheden afkomstig gedicht toe en schrijft dat het dialect waarin het geschreven is het meest overeenkomt met dat van de hoofdplaats Bladel.[37] Naast Snieders, Hermans en De Vlam zijn er legio voorbeelden van 19e-eeuwse auteurs die Bladel als volwaardig lid van de Acht Zaligheden beschrijven. Enkele voorbeelden hiervan zijn: F.J.E. van Zinnicq Bergmann (1856 en 1862),[38] A.J. van der Aa (1857),[39] A.P. Meeter (1862),[40] H.G. van der Veen (1880),[41] J.R. Snieders (1883)[42] en P.N. Panken (ca. 1883).[12] Opmerkelijk is te noemen dat onder deze auteurs het bij het opsommen van de betreffende dorpen gebruikelijk was om telkens Bladel als eerste te noemen, ook zodra de opsomming geheel willekeurig en niet alfabetisch was.

Het is niet duidelijk waarom Bladel door sommige bronnen gerekend wordt tot de Acht Zaligheden, aangezien de dorpsnaam niet eindigt op het -sel, ook niet in gesproken varianten. Van Zinnicq Bergmann hanteert de minder onderbouwde theorie dat de namen van de zeven omliggende seldorpen mogelijk waren afgeleid van de ooit centraal gelegen Pladella Villa, waarvan lang is gedacht dat deze in Bladel gestaan zou hebben.[18] De kans bestaat dat Bladel door de soldaten in het gebied eenvoudigweg aan het rijtje werd toegevoegd omdat er in de bijbel nu eenmaal sprake is van Acht Zaligheden. Ook volgens de plaatselijke bevolking zelf zou Bladel rond de jaren 30 van de 19e eeuw tot de Acht Zaligheden hebben behoort, zoals vermeld door de gebroeders Snieders uit Bladel en de uit Duizel afkomstige P.N. Panken, die bewust de Belgische opstand hebben meegemaakt. Als Kempenaren waren zij op de hoogte van de benaming Wintersel voor dat ándere dorp, Wintelre.

Zoekend naar alternatieven[bewerken | brontekst bewerken]

Th. Ign. Welvaarts was een van de vele 19e-eeuwse auteurs die van mening was dat Bladel de achtste zaligheid was. De archivaris van de Abdij van Postel noemt Bladel in 1890 als een van de voornaamste der Acht Zaligheden. In de voorrede van deze publicatie vermeldt de prior echter dat anderen twijfelen aan deze lezing, aangezien de naam van dit dorp niet eindigt op -sel. Dit is mogelijk de oudste bron waarin twijfel wordt uitgesproken over Bladel als lid van de Acht Zaligheden.[21] Uit een publicatie van L. Van Miert uit 1919 valt op te maken dat er één of meerdere dorpen naast Bladel genoemd worden als achtste selligheid. Na het het opsommen van de eerste 7 dorpen, gaf de jezuïet aan dat gewoonlijk Bladel hiertoe als achtste wordt gerekend.[43] In 1925 wordt Bladel door de Vlaamse schrijver J. Persyn beschreven als dat lastige lid van de Acht Zaligheden, dat niet wil uitgaan op -sel.[44] Uit deze publicaties blijkt dat er de nodige twijfel bestond. Toch wordt nergens de naam van Wintelre of een ander dorp genoemd.

Voor zover bekend wordt in 1929 voor het eerst Woensel genoemd als achtste zaligheid, en wel door H. Blink.[45] Opvallend is wel dat de geograaf in 1902 nog een publicatie had uitgebracht waarin hij vermeldde dat Bladel tot de Acht Zaligheden behoorde. Hij vermeldde daarbij dat deze opvatting leefde onder Brabanders zelf.[24] De exacte reden van zijn latere herziening vermeldt hij niet. Woensel ligt in de buurt en was ooit onderdeel van het kwartier van Kempenland, hetgeen behalve Hulsel geldt voor alle overige Zaligheden.

Vanuit de toeristische sector groeit na de Tweede Wereldoorlog de behoefte aan eenduidigheid. In oktober 1948 wordt Woensel volmondig tot de Acht Zaligheden gerekend in een uitgave van de Kampioen, het ledenblad van de ANWB.[23] Toch wordt Woensel over het algemeen niet tot de Acht Zaligheden gerekend, vanwege de ligging ten opzichte van de andere dorpen en omdat Woensel ook naar regionale opvatting geen samenhangend geheel vormt met deze dorpen.[4] Wel werd Woensel al vóór de publicatie van Blink in verband gebracht met de Acht Zaligheden, namelijk als negende zaligheid.[46]

De vergeten/corrigerende zaligheid Wintelre[bewerken | brontekst bewerken]

Het monument de Stenen der Zaligheden dat sinds 2001 bij de Groote Cirkel in Reusel gelegen is en waarbij Wintelre op uiterst rechts het achtste lid vormt.

Op zeker moment raakte ook het van oudsher met Knegsel verbonden Wintelre verwikkeld in de discussie. Het dorp wordt voor het eerst in 1949 vermeld door politicus en historicus H.J.J. van Velthoven.[5] De Kempense auteur verwijst naar de oorspronkelijke benaming Selligheden en de gesproken variant Wintersel, een naam die al ruim voor de Belgische opstand door met name de Kempenaren in zwang was.[47] Toch lijkt het onwaarschijnlijk dat Wintelre door de Nederlandse soldaten tot het rijtje werd gerekend, aangezien zij niet bekend waren met de dialectnaam en deze nooit op stafkaarten werd vermeld. Pas door de publicatie uit 1949 maakte men buiten de Kempen kennis met de naamvariant Wintersel. Daardoor werd Wintelre in de jaren 50 van de 20e eeuw buiten de Kempen geïntroduceerd als achtste zaligheid.

Deze introductie werd door de Kempenaren in eerste instantie sceptisch ontvangen. Dit bleek bijvoorbeeld uit een werkvergadering onder de leden van de Heemkundige Studiekring De Acht Zaligheden op 5 juni 1952, waarbij een enquête gehouden werd en Bladel unaniem tot zaligheid verkozen werd.[4] Ook de uit Oerle afkomstige dialectkenner A.P. de Bont laat zich in het vocabularium van zijn Kempense woordenboek van 1958 negatief uit over Wintelre en schrijft dat er feitelijk maar zeven dorpen zijn die op -sel eindigen. Hij erkent het bestaan van de naam Wintersel', maar wijst toch Bladel aan als achtste zaligheid.[48][49] In een publicatie uit 1966 doet De Bont, nadat de naam van Wintelre steeds vaker opduikt, er nog een schepje boven op en geeft voorts aan dat de keuze voor Wintelre alleen zou kunnen opkomen in het hoofd van mensen die niet uit de streek afkomstig zijn; volgens hem kon geen Kempenaar zich met die gedachte verenigen.[50]

Zo schrijft W. Glasbergen in zijn proefschrift uit 1954 over de door ontginning bedreigde grafheuvels en urnenvelden over Wintelre als zaligheid.[51] Ook L.C Michels schrijft in 1956 dat Wintelre de plaats van Bladel dient in te nemen. Hij bestrijdt de opvatting van K. Ter Laan uit 1948 en trekt diens deskundigheid in twijfel, aangezien zijn collega niet op de hoogte zou zijn van de mondelinge variant Wentersel; Michels gaf immers aan dat hij zijn kennis haalde uit een publicatie van geograaf W.W. Reijs van een jaar eerder.[52][53] Vanaf de jaren 50 van de 20e eeuw spreken de daaropvolgende publicaties bijna allemaal in het voordeel van Wintelre. Deze opvatting wordt door allerlei auteurs overgenomen en bijvoorbeeld ook door de VVV.

Daar waar De Bont nog sprak van 'autochtone onvrede', heeft heem- en taalkundige H.M.C.A Mandos het in zijn publicatie van 1971 het over 'onenigheid'. Ook Mandos was van mening dat Bladel onrecht aangedaan zou zijn en hield een betoog die hij geheel onderbouwde op historische argumenten.[4] Vanaf de jaren 70 leek het pleit definitief in het voordeel van Wintelre beslecht. Zo werd nog in 1973 een publicatie uitgebracht over de rechtsgeschiedenis van de Acht Zaligheden, waarin zonder enige vorm van twijfel de naam Wintersel toegevoegd wordt aan het illustere rijtje door J.E. Spruit.[54] De uiteindelijke definitieve doodsteek was afkomstig vanuit de Bladelse gemeenschap zelf. In 1975 volgde er een Bladelse publicatie over de geschiedenis van Bladel en Netersel, waarvan de gekozen titel indirect verantwoordelijk bleek voor de bijnaam De Negende Zaligheid, zoals Bladel vanaf halverwege de jaren 70 werd genoemd door haar eigen inwoners.[55]

In 2011, 45 jaar na de publicatie van De Bont, spreekt de Hulselse publicist en historicus Cor van der Heijden de uitspraken van De Bont tegen en beweert dat de naam Wintelre al voor de Tweede Wereldoorlog in de Kempen genoemd werd als de achtste zaligheid.[9] Daarnaast stelde ds. Stephanus Hanewinkel in 1803 dat Wintelre binnen de Meierij gewoonlijk Wynterſel (Wijntersel) genoemd werd, waardoor het niet ondenkbaar is dat Wintelre ten tijde van de publicatie van Welvaarts uit 1890 of mogelijk sinds het ontstaan van de naamgeving door de Kempenaren al in verband werd gebracht als mogelijke zaligheid.[47] Desalniettemin benadrukte de voormalig ingekwartierde militair N.B. Donkersloot, in tegenstelling tot de overige 19e-eeuwse deskundigen, al in 1857 dat de naam gebaseerd was op 8 in plaats van 7 seldorpen. Het blijft echter onduidelijk of het in dit geval Wintelre betreft.[3] Ook omdat onder de lokale bevolking in de 19e eeuw weinig mensen onderlegd waren, bleef de benaming Wintersel voor mensen afkomstig buiten de Kempen tot halverwege de 20e eeuw weinig bekend.

De officieuze negende zaligheid[bewerken | brontekst bewerken]

De Bladelse kei op zijn nieuwe locatie naast de N284 in Reusel, de verbindingsweg tussen Bladel en Reusel, met de ironische tekst: Rust, wat een Zaligheid.

Naast het feit dat de bijnaam 'negende zaligheid' voortvloeide uit de publicatie van onder andere F. Verachtert uit 1975, geeft de populariteit van die opvatting een beeld van hoe de meerderheid van de Kempenaren ertegenaan keek. Sommige medeauteurs waren woonachtig in of afkomstig uit Bladel zelf, waaronder archeoloog Nico Roymans. De plaatselijke VVV fungeerde als uitgever. Naarmate de 20e eeuw verstreek, bleef de discussie over de achtste zaligheid levend buiten de Kempen. In de Winkler Prins Encyclopedie van 1979 wordt een duidelijk standpunt vermeden, hoewel in voorgaande edities Bladel de voorkeur genoot.[56] Dat de strijd zich buiten de Kempen voortzette, wordt in 1997 bevestigd in een artikel van Frans van Schoonderwalt in de Volkskrant.[29]

Dat veranderde toen in 2001 door de heemkundekring van Reusel een monument geplaatst werd op de Peelse Heide. Het bestaat uit een formatie van natuurstenen die geografisch en op schaal de Acht Zaligheden weergeven en waarin Wintelre, in tegenstelling tot het aan Reusel grenzende Bladel, beschouwd wordt als de achtste zaligheid. Twee jaar later lag er ineens een negende, grotere steen bij. Hij werd al snel de Bladelse kei genoemd. Er werd een bord bij geplaatst met een tekst waarin Bladel als achtste zaligheid werd bevestigd en bezoekers de gelegenheid kregen hun eigen mening te geven. Aan de hand van het bord en anonieme stukken die later in de media verschenen werd duidelijk dat de daders vooral geïnspireerd waren door de publicatie van Mandos uit 1971.

De Bladelse kei trok veel publiciteit en leidde tot een ware dorpsrel tussen Reusel en Bladel. De lokale bevolking sprak zich uit in het voordeel van Wintelre.[32] Gerard Rooijakkers verwees in een artikel in het Eindhovens Dagblad naar een negende zaligheid, maar stelde dat Wintelre toch echt de achtste plaats toekwam. Rooijakkers vond dat de Bladelnaren geen boodschap hadden aan de geschiedenis en wilden meeprofiteren van de toenemende populariteit van de streek.[13] (In een artikel uit 2020 inTrouw memoreerde de historicus deze rel nog eens.[33]) René Bastiaanse, oud-directeur van het Brabants Historisch Informatie Centrum, schaarde zich in 2004 achter de Reuselse heemkundigen in een aan de Acht Zaligheden gewijde aflevering van het televisieprogramma De Wandeling waarin de dorpsrel ter sprake kwam. Bastiaanse gaf aan dat in dit geval de historie irrelevant is aan het taalkundige belang[31]

In 2010 verscheen er een album van zanger JW Roy, zelf geboren in Knegsel, die een nostalgische ode bracht aan de Acht Zaligheden. Er kwam ook een boek uit en er was een theatertournee langs de dorpshuizen van de Acht Zaligheden, maar niet langs het dorpshuis van Bladel. In 2022 bracht JW Roy opnieuw een album uit, dat hij eveneens opdroeg aan zijn geboortestreek. Hij riep daarin Vessem uit tot Negende en Vergeten Zaligheid.[57] Voor historicus en publicist Cor van der Heijden was de plaat van JW Roy in 2011 aanleiding voor een artikel in NRC Handelsblad. Van der Heijden schreef dat het voor de Bladelnaren pijnlijk was dat de karavaan aan hun dorp voorbijtrok en spitst zich hoofdzakelijk om die reden toe op de historische betrokkenheid van Bladel.[9]

Onder de lokale bevolking is lang aangenomen dat de bijnaam 'negende zaligheid' voortkwam uit arrogantie van de Bladelnaren, die in de omgeving soms als Wendbuilen (windbuilen) worden afgeschilderd.

In 2021 wijdt het AVROTROS-programma De streken van Van Boven van Yvette van Boven een aflevering gewijd aan de Kempen, waarbij Bladel werd voorgesteld als de negende zaligheid.[32][58]

Topografie[bewerken | brontekst bewerken]

Ligging[bewerken | brontekst bewerken]

De dorpen van de Acht Zaligheden bevinden zich in het zuidoosten van Noord-Brabant, in de streek de Kempen en zijn van zuid tot west omringd door de grens met België. De Acht Zaligheden bevinden zich ten zuidoosten van Tilburg, ten zuidwesten van Eindhoven, ten noorden van Lommel (B) en ten oosten van Turnhout (B), steden die relatief dicht bij de dorpen gelegen zijn. De acht dorpen zijn verspreid over de drie Kempengemeenten, Reusel-De Mierden (2), Bladel (1) en Eersel (5).

Land of streek der Acht Zaligheden[bewerken | brontekst bewerken]

Een geografische weergave van de streek Acht Zaligheden gezien vanaf een kaart van Nederland van Willem Glasbergen uit 1954, waarbij de acht seldorpen nog eens nadrukkelijk zijn uitgelicht.

De naam Acht Zaligheden beperkt zich niet alleen tot de acht seldorpen, maar hiermee wordt vaak ook de grensstreek zelf aangeduid. Ook varianten als Land of Streek der Acht Zaligheden kwamen in het verleden met enkele regelmaat voor. H.M.C.A Mandos wijdde in zijn publicatie uit 1971, naast de etymologie van de naam, ook nog een heel hoofdstuk aan de gelijknamige streek. Uit deze publicatie bleek dat volgens de autochtone bevolking de streek, naast de acht seldorpen, uit de overige dorpen van de gemeenten Reusel-De Mierden, Bladel en Eersel met daarbij het inmiddels bij Veldhoven gevoegde kerkdrop Oerle. Dorpen die in het verleden ook wel de oude kern der Kempen genoemd werden en die door de vele geschiedkundige en culturele overeenkomsten gevoelsmatig een samenhangend geheel vormen. Het gebied strekt zich in het noorden uit tot de Oostelbeerse en Oirschotse Heide en naar het zuid oosten tot aan de rivier de Run. Voornamelijk door buitenstaanders wordt geografisch gezien onder de naam een ruimer gebied verstaan. In dit geval wordt globaal het gehele gebied ten zuidwesten van Eindhoven benoemd tot de Acht Zaligheden en wordt de natuurlijke grens de Run naar het oosten verlegd tot aan ongeveer de rivier de Dommel. Hierdoor worden de dorpen Luyksgestel en Bergeijk en het hovengebied, bestaande uit Meerveldhoven, Veldhoven, Broekhoven, Riethoven, Boshoven en Westerhoven, ook beschouwd als onderdeel van de streek. Ondanks dat de plaatsen Dommelen en Borkel binnen dit gebied gelegen zijn, worden deze merkwaardig genoeg niet meegerekend tot de streek.[4]

Plaatsen[bewerken | brontekst bewerken]

Bladel:

Eersel:

Reusel-De Mierden:

Veldhoven:

* zaligheid

Trivia[bewerken | brontekst bewerken]

Het Streekmuseum De Acht Zaligheden te Eersel, dat gehuisvest is in een kenmerkende Kempense langgevelboerderij.
  • De naam Acht Zaligheden is om verschillende redenen terug te vinden in het dorp Eersel. Zo bestond lange tijd het restaurant Acht Zaligheden, waarvan de naam sinds 1956 gebruikt werd en dat tussen 1983 en 1995 in het bezit was van een Michelinster. Ook kent het dorp sinds 1980 een nog altijd bestaand en gelijknamig streekmuseum, dat door de eveneens gelijknamige heemkundekring van Eersel in gebruik is.
  • Het dorp Steensel werd vaak gezien als de armzaligste van heel de regio. Aangezien op deze plek de grond het minst vruchtbaar bleek te zijn, werd er aangenomen dat er nog geen pier in deze schrale zandgrond zou kunnen overleven. Ook bestaat er een legende over een pier die per toeval in Steensel terechtkwam en door de bevolking aan de ketting werd gelegd. Steenselnaren worden in de volksmond ook wel pieren genoemd.[27][31]
  • Tot aan de jaren vijftig van de 20e eeuw herinnerde de Eerselse voddeguld nog aan een traditie, die bestond uit een optocht en het begraven van de Voddejanus, een pop van vodden en stro die symbool stond voor de ingekwartierde soldaat, die herinnerde aan de slechte verstandhouding tussen de overwegend rooms-katholieke bevolking van de Kempen en de protestantse ingekwartierde militairen.[59]
  • Het monument de Stenen der Zaligheden in Reusel biedt in eerste instantie een geografische weergave van de Acht Zaligheden aan, maar daarnaast heeft ook elk dorp zijn eigen zaligspreking toegewezen gekregen.
  • Het in de Noord-Brabantse Kempen gelegen dorp Sterksel, ten zuidoosten van Eindhoven, wordt onder andere door de rijke historie gekenmerkt als een merkwaardig dorp en werd mede door toedoen van haar eigen inwoners bestempeld als een Zaligheid apart.[60][61]
  • De naam Wintelre is voortgekomen uit de voorgangers Winterle en Winterlo. De uitgang -le en -lo zijn mogelijk afgeleid van -loo, wat eveneens het geval is bij de dorpen Hulsel, Eersel en Bladel. Articulatorische varianten als Wintersel komen in de Kempen vaker voor. Vergelijkbare sibilante articulaties zijn waar te nemen bij de nabij gelegen plaatsen Aarle (Aarzel) en Oerle (Oers).
  • Op 16 april 2002 werd in het humoristisch VPRO-radioprogramma Radio Bergeijk de plaats Bergeijk op ludieke wijze als vervangende zaligheid uitgesproken ten opzichte van het rivaliserende dorp Eersel en werd voorgesteld als Bergeijksel.[62]

Galerij[bewerken | brontekst bewerken]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]