Andresa (houtgrond)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Andresa is een voormalige houtgrond gelegen aan de Coppename-rivier ter hoogte van het huidige dorp Kalebaskreek in het district Saramacca te Suriname.

Een 'houtgrond' (ook wel: houtplantage of houtvelling) is in Suriname de benaming voor een plantage waar hout gewonnen werd. Het hout van deze gronden werd gebruikt voor het bouwen van huizen, bedrijfsgebouwen of als brandstof, bijvoorbeeld voor het stoken van suikerovens en het drogen van producten als cacao en koffie. Andresa was een houtproductiegrond van het gouvernement (de koloniale regering) met een eigen zaagmolen. Het hardhout aan de Coppename was in het bijzonder geschikt voor stoomboten, voor de marine dus.

Begin 19e eeuw werd de houtplantage regelmatig bezocht door de Hernhutters of Evangelische broeders (EBG).[1] De zaagmolen was aanvankelijk waarschijnlijk watergedreven, een watermolen of houtzaagmolen. Rond 1820 wordt J.L. Gardé, majoor in de burgermilitie van Paramaribo, eigenaar van een stoomgedreven houtzaagmolen aan de Kalebaskreek (die uitmondt op de Coppename), op gouvernementshoutplantage Andresa dus.[2][3]

Stroomafwaarts, in de richting van de Coesewijne-kreek, lag in dezelfde tijd één (cacao)plantage. Deze werd vanaf 1824 gebruikt als afzonderingsoord voor leprozen (Etablissement Batavia) en was ook van het gouvernement. Aan de Coppename zijn verder geen plantages opgericht.

In 1831 werd de houtzaagmolen van Andresa afgebroken. Rond 1850 werd de houtgrond door het gouvernement opgegeven en verlaten.[4]

Zie de categorie Suriname van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.