Naar inhoud springen

Archaïsche periode (Griekenland)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De archaïsche periode beslaat in de Griekse oudheid de periode van ± 800 tot 480 v.Chr. Ze volgt op de periode van de duistere eeuwen, en gaat vooraf aan de Griekse klassieke periode.

In deze tijd werden de eerste grote tempels gebouwd, en de schilderkunst en monumentale beeldhouwkunst kwamen tot ontwikkeling. De ontwikkeling van deze kunsten wordt ingedeeld in een vroeg-archaïsche, oriëntaliserende of daedalische stijl (ca. 700-610 v.Chr.), een streng-archaïsche stijl (ca. 610-570 v.Chr.), een rijp-archaïsche stijl (ca. 570-530 v.Chr.) en een laat-archaïsche stijl (ca. 530-480 v.Chr.).

Bevolking en economie

[bewerken | brontekst bewerken]

Waarschijnlijk kende de archaïsche periode een gestage bevolkingsgroei. Er ontwikkelde zich een groeiende elite.

De bevolking had overwegend één geloof, een polytheïstisch geloof in een pantheon van in het hele Griekssprekende gebied aanbeden goden, met daarnaast de verering van lokale goden.

De bevolking groeide, en er moesten meer monden worden gevoed. Er werd nieuwe landbouwgrond ontgonnen met daarop de teelt van een groeiende variëteit aan gewassen, waardoor de veeteelt minder belangrijk werd. De Grieken gingen steeds meer de zee op om in hun levensonderhoud te voorzien, als piraat of als handelaar. Geleidelijk werden hutten vervangen door huizen, en houten tempels door tempels van steen. Er ontwikkelden zich steden met een zich profilerende elite. De grafcultuur weerspiegelt deze maatschappelijke ontwikkelingen.

Tijdens de archaïsche periode ontwikkelden zich de typische staatsvormen van Hellas: de polis, de tirannie en de democratie.

In verscheidene stadstaatjes namen tirannen (Grieks: τύραννοι) de macht in handen. Vaak stonden ze aan de kant van het gewone volk tegenover de aristocratie, en streefden ze naar een democratische regeringsvorm . Er groeide een rivaliteit tussen de zeemogendheid Athene, die heerste over Attika en verscheidene Egeïsche eilanden, en de landmogendheid Sparta, die zijn macht uitbreidde over de gehele Peloponnesos.

Democratie van Athene

[bewerken | brontekst bewerken]

In 624 v.Chr. kondigde Draco zijn strenge (draconische) wetten af: de macht van de adel werd beknot, de bloedwraak beperkt, het recht om te straffen kwam aan de staat. Maar de maatschappelijke noden van kleine boeren en handelaars vroegen om andere wetten.

Die vaardigde Solon van Athene uit in 594 v.Chr.; in zijn enigszins democratische staatsregeling hadden alle mannelijke burgers stemrecht en berustte de hoogste macht bij de volksvergadering.

Omstreeks 560 v.Chr. viel de macht in handen van de tiran Peisístratos, onder wiens bewind welvaart en kunst bloeiden. Kleisthenès ontnam de adel in 508 v.Chr. zijn invloed en voerde een echt democratisch bestuur in. Zijn schervengericht of ostracisme bood de gelegenheid ongewenste staatslieden uit Athene te verbannen. De naam is ontleend aan het óstrakon (potscherf) waarop de leden van de volksvergadering de naam krasten van de staatsman die ze een gevaar vonden voor de staat.

De Griekse kolonisatie (750-550 v.Chr.).

Van de 8e eeuw tot de 6e eeuw, periode van de tweede Griekse expansie (eerste was ca. 1100 v.Chr.); de befaamde Griekse kolonisatie.

Oorzaken
  • Uitlaatklep van de bevolkingsgroei
  • Oplossing voor interne conflicten binnen de elite van een Griekse stad.

Mogelijkheid voor een door de samenleving als bedreigend ervaren, maatschappelijke groep om een nieuw bestaan op te bouwen. Steeds meer Grieken waagden zich op zee, in navolging van de Feniciërs. Dit bevorderde de Griekse handel, scheepvaart, kennis van geografie. De meeste kolonies waren agrarische nederzettingen, gesticht op vruchtbaar terrein en de kolonisten werden landbouwers. Veel kolonies werden gesticht aan de kusten van de Zwarte Zee, in Sicilië en Zuid-Italië. In Sicilië en Zuid-Italië woonden zoveel Grieken dat het gebied in de oudheid Groot-Griekenland genoemd werd. Er ontstonden grote en bloeiende steden (Napels, Cumae, Syracuse, Tarente). Rond 600 v. Chr. werd Marseille gesticht door de stad Phocaea.

Het woord kolonisatie is misleidend. De Griekse kolonie, apoikia, was niet een wingewest van het moederland, maar een nieuwe onafhankelijke polis. De meeste kolonies werden niet uit handelsoverwegingen gesticht, ze hebben de handel echter wel bevorderd.

De handel bevorderde de nijverheid in de steden. Door de scheepsbouw en de keramiek die vervaardigd moesten worden. Een toenemend aantal mensen werkte buiten de landbouw. Er ontstond geen stad-platteland tegenstelling. De meeste stadsbewoners waren boeren, die hun land buiten de stad hadden liggen.

Slechts enkele zeer grote steden, zoals Athene in de 5e eeuw, en Rome in het begin van de jaartelling, werden in meerderheid bewoond door niet-agrarische bewoners. Dezen waren afhankelijk van graanimport uit streken met graanoverschotten.

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie de categorie Archaic Greece van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.