Naar inhoud springen

Atuatuca

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Atuatuca was volgens de overlevering een vesting in het gebied van de Eburonen, waar Caesar naar eigen zeggen in 54 v.Chr. anderhalf Romeins legioen voor de winter liet inkwartieren.[1] Het daaropvolgende jaar gebruikte Caesar het om er de tros van zijn leger in te kwartieren, met als garnizoen het 14e legioen en 200 ruiters; ook verbleven er ettelijke honderden zieken en gewonden.[2] De juiste ligging van het door Caesar vermelde Atuatuca is onbekend, waaruit afgeleid zou kunnen worden dat het beschrevene mogelijk meer een legende is dan een geschiedkundig feitenverslag.

Atuatuca is duidelijk verwant met de stamnaam Atuatuci. Van de varianten in de kopieën van Caesars tekst is Aduatu/ica het bekendst. Of Atuatuca een eigennaam was, is volgens sommigen twijfelachtig. Caesar schrijft: Id castelli nomen est. Dat kan geïnterpreteerd worden als: Dat is de naam van een versterking of: Dat is de [inheemse] benaming voor "versterking".[3]. Een recente interpretatie dat de zin moet worden vertaald als Zo zal deze versterking heten[4] (Caesar zou dan de naam zelf hebben gegeven) is taalkundig niet houdbaar[5].[bron?].

Een mogelijke verklaring voor de verwantschap tussen de vesting Atuatuca en de stam der Atuatuci ligt erin dat de Eburonen ten tijde van de Gallische Oorlog ondergeschikt waren aan de Atuatuci. Atuatuca zou dan een dwangburcht in Eburoons gebied zijn geweest.[6] Een andere hypothese is dat Caesar zelf in 53 v.Chr. de vestingnaam introduceerde, als onderdeel van zijn beleid om de Eburonen en alles wat aan hen herinnerde uit te wissen.

Beschrijving van Atuatuca

[bewerken | brontekst bewerken]

De juiste ligging van het door Caesar vermelde Atuatuca is onbekend. Hij zelf geeft slechts vage aanduidingen: Atuatuca bevindt zich "ongeveer in het midden" van de gebieden der Eburonen;[7] Atuatuca lag op "ongeveer" 50 mijl van het winterkwartier van Quintus Cicero bij de Nerviërs en "een weinig verder" (paulo amplius) van het winterkwartier van Titus Labienus aan de grens van Remi (Remers) en Treveri,[8] die zelf op "ongeveer" 60 mijl van Cicero lag;[9] op ongeveer twee mijl van Atuatuca lag een groot keteldal.[10]

Bij dat keteldal hadden de Eburonen zich, onder leiding van Ambiorix, in een hinderlaag opgesteld.[11] Voor de plaats waar zo'n hinderlaag kon worden opgesteld komt niet zomaar elke vallei in aanmerking. Het Romeins garnizoen van Atuatuca bestond uit 1 legioen en 5 cohorten (tezamen ongeveer 6300 man, exclusief een groot aantal niet-militairen) en volgens Caesar trokken zij "in een ellenlange colonne en met een maximum aan bagage" voort.[12] De locatie moet dus een langgerekt ravijn zijn geweest, gelegen op de weg van Atuatuca naar het winterkamp van Cicero bij de Nerviërs.[13]

Identificatie van Atuatuca

[bewerken | brontekst bewerken]

In de literatuur zijn in het verleden een vijftigtal plaatsen voorgesteld als mogelijke locaties van Atuatuca, waaronder:[14]

Lange tijd heeft men gedacht dat het moest gaan om de stad Tongeren, dat immers Atuatuca Tungrorum heette.[15] Dit wordt echter door geen enkele geleerde meer verdedigd en de aanname is ook niet noodzakelijk, aangezien de naam "Atuatuca" vrij eenvoudig kan zijn overgegaan van Caesars plaats naar de latere stadstichting, zoals vaker gebeurde (o.a. Soissons). Het voornaamste argument tegen de gelijkstelling van Caesars Atuatuca met de latere stad, is dat op die plaats geen Romeinse vondsten zijn gedaan van voor 30 v.Chr., terwijl er te vaak in het Tongerse is gegraven om nog met stelligheid te kunnen zeggen dat "afwezigheid van bewijs geen bewijs van afwezigheid is". Statistisch gezien had in een zo goed doorvorst gebied iets moeten zijn gevonden.[16] De Nederlandse archeoloog Nico Roymans denkt dat het vlak bij Tongeren gelegen Berg wel een goede kandidaat is, vanwege de vele Keltische muntvondsten in dat gebied.[17]

Een andere kandidaat is de Oppidum Caestert, de versterking op het Plateau van Caestert tussen Kanne en Klein-Ternaaien ten zuiden van Maastricht, op de landrug tussen Maas en Jeker. Het keteldal zou dan de Jekervallei zijn, waarvan opgraver Heli Roosens de vondst van massagraven heeft genoemd.[18] Omdat hij overleed voordat hij deze kon publiceren, en omdat zijn enige dendrochronologische datering de onmogelijke 30 v.Chr. opleverde, heeft in 2008 opnieuw onderzoek plaatsgevonden. Dat schreef de datering toe aan reparatiehout dat later is gebruikt en toonde aan dat de plaats voordien al bewoond was.[19]

Een alternatief komt naar voren uit de Peutingerkaart. Hierop staan de afstanden in Keltische mijlen van 2,22 kilometer tot Atuatuca vermeld vanaf Bavay, Nijmegen en Keulen. Projecteert men deze afstanden op de kaart, dan komt men precies uit in Luik waar de Ourthe uitmondt in de Maas. Deze locatie komt ook overeen met wat Caesar zegt: dat Atuatuca ligt aan het begin van een lang dal.[10]

  1. Caes., Commentarii de bello Gallico, 5.24.4-5. Dat is meteen de oudste vermelding.
  2. Caes., D.B.G., 6.32, 35.3
  3. Mogelijk is dit een notitie van een lezer die er, lang na Caesar en in een tijd toen men landsnamen als Belgica, Germania,... gebruikte, wilde op wijzen dat Atuatuca niet de naam was van het gebied der Atuatuci, wel de naam van een Eburoons fort.
  4. J.van Loon, Een etymologie en haar historische implicaties: De stamnaam Caerosi (BG 2.4). Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 116, 2006: 375-400. Idem, Neue Erkenntnisse und Hypothesen über die Germanenstellen bij Caesar und Tacitus. Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie & Dialectologie LXXXII, 2010: 325-362. Gearchiveerd op 12 september 2015.
  5. In het Latijn zou er dan gestaan hebben Id castelli nomen sit of Id castelli nomen erit.
  6. Tom Buijtendorp, Caesar in de Lage Landen. De Gallische Oorlog langs Rijn en Maas, 2018, p. 196
  7. Caes., D.B.G., 6.32.4: Hoc est fere in mediis Eburonum finibus. - Dat bevindt zich bijna in het midden van het gebied der Eburonen.
  8. Caes., D.B.G., 5.27.9
  9. Caes., D.B.G., 5.53.1
  10. a b Caes., D.B.G., 5.32.2: magna convallis - een groot keteldal
  11. Zie voor de Eburoonse opstand het artikel Romeinen in België
  12. Caes., D.B.G., 5.31.5: longissimo agmine et maximis impedimentis - met een zeer lange colonne en een maximum aan bagage
  13. Caes, D.B.G., 5.29.6
  14. A. Schrijnemakers, Atuatuca, Naamkunde 2007. Een van de hardnekkigste zoekers was Albert Grisart. In 1960 verscheen "César dans l’Est de la Belgique: les Atuatuques et les Eburons", Les Etudes Classiques 28, 129-140; in 1972 "Trois localisations nouvelles: l’oppidum des Atuatuques de 57 av. J.-C.; l’Atuatuca Eburonne de 54-53; les frontières des Atuatuques et de leurs vassaux, les cinq peuples germains cisrhénans", Romana contact XII, 1-67 en in 1981 "L' Atuatuca césarienne au Fort de Chaudfontaine?", Antiquité Classique 50, 367-381.
  15. De Griekse geograaf Ptolemaeus (± 170 n.C.) heeft Αтουακουτον. De tabula Peutingeriana (± 370) heeft Atuaca, het itinerarium Antonini (± 300) Aduaga Tungrorum (Maurits Gysseling, Toponymisch Woordenboek, Atuatuca. Gearchiveerd op 31 maart 2012.
  16. Maar zie ook Hans Rombaut, Julius Caesar in België (2006), met de beoordeling door Guido Cuyt, "Geef aan Caesar wat Caesar toekomt…" in: AVRA-bulletin 7 (2006).
  17. Jan Bex, 'Waarom we Caesar wel moeten geloven over Eburoonse genocide', in: Het Belang van Limburg, 11/12 februari 2023.
  18. Guido Cuyt, "Geef aan Caesar wat Caesar toekomt…" in: AVRA-bulletin 7 (2006) 82.
  19. "Opgraving heropgegraven: onderzoek Plateau van Caestert". RAAP (2008). Gearchiveerd op 5 november 2021.