Onze-Lieve-Vrouwebasiliek (Maastricht)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Kleon3 (overleg | bijdragen) op 6 mrt 2014 om 11:17. (→‎Interieur kerk en crypte: aanvulling)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Basiliek van Onze-Lieve-Vrouw-Tenhemelopneming
Onze-Lieve-Vrouwebasiliek
Plaats Maastricht, Onze-Lieve-Vrouweplein 9
Gewijd aan Maria-Tenhemelopneming
Coördinaten 50° 51′ NB, 5° 42′ OL
Gebouwd in vanaf ±1000
Restauratie(s) 1886-1916 (Cuypers)
Monumentale status rijksmonument
Monumentnummer  27454, 27453
Architectuur
Bouwmateriaal kolenzandsteen, mergel
Stijlperiode Romaans, deels gotisch
Officiële website
Portaal  Portaalicoon   Christendom
Plattegrond kerk en klooster
O.L.Vrouwekerk en St-Nicolaaskerk in 1740

De Basiliek van Onze-Lieve-Vrouw (officieel Basiliek van Onze-Lieve-Vrouw-Tenhemelopneming, ook wel Sterre-der-Zee of Slevrouwe genoemd) is een romaanse kerk in het centrum van Maastricht, gelegen op het gelijknamige Onze-Lieve-Vrouweplein. De kerk behoort tot de Top 100 der Nederlandse UNESCO-monumenten.

Geschiedenis

Middeleeuwen

Tot de 12e eeuw is de documentatie over de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek zeer beperkt, aangezien het archief van de kerk in de Franse Tijd verloren is gegaan. Algemeen wordt aangenomen dat de huidige kerk in elk geval één voorganger heeft gehad, wellicht meerdere.[1] De eerste daarvan zou de oudste kerk van Maastricht - en daarmee van Nederland - zijn geweest. Die eerste kerk zou door Sint Servaas gebouwd zijn binnen de muren van het oorspronkelijke Romeinse castrum, wellicht ter vervanging van een heidens heiligdom. Mogelijk heeft die kerk dienst gedaan als kathedraal van het Bisdom Maastricht (4e/5e - 8e eeuw). Het patrocinium van Maria en de hechte banden tussen het kapittel van de kerk en dat van de kathedraal van Luik, zouden daarvoor aanwijzingen zijn.[2] Doordat nog geen archeologische opgravingen binnen de kerk plaats gevonden hebben, kan echter niets met zekerheid gezegd worden over de voorganger(s) van de kerk.

De huidige Onze-Lieve-Vrouwekerk dateert grotendeels uit de 11e en 12e eeuw. In de 11e-eeuwse kroniek van de bisschoppen van Kamerijk wordt melding gemaakt van de wijding van de crypte door Balderik II van Loon, prins-bisschop van Luik van 1008-1018. Kort nadien stortte deze crypte in. Uit voorzorg werden bij de herbouw extra steunpilaren toegevoegd om het gewicht van het priesterkoor erboven te kunnen dragen. De fundamenten van het westwerk moeten eveneens rond het jaar 1000 gelegd zijn. De grijze hoekstenen zijn spolia, waarschijnlijk afkomstig van de muren en poorten van het Romeinse castrum dat vanaf 313 op deze plaats heeft gestaan en wellicht rond die tijd werd afgebroken.

Aan de kerk was, in elk geval vanaf ±1100, maar wellicht al eerder, een kapittel verbonden met aanvankelijk twintig, later achttien kanunniken.[3] De kanunniken leefden tot ca. 1200 als geestelijke gemeenschap, maar gingen na verloop van tijd zelfstandig wonen in kanunnikenhuizen in de nabijheid van de kerk. De kanunniken van het Onze-Lieve-Vrouwekapittel werden door de bisschop van Luik benoemd; de proost werd gekozen uit de leden van het kapittel van de Sint-Lambertuskathedraal. In oude documenten worden de parochianen van Onze Lieve Vrouw aangeduid als behorende bij de Familia Sancti Lambertii.[4] Het kapittel bestond uit een twintigtal prebenden, in totaal ±100 personen, leken en geestelijken.[5] Vanaf 1343 was de kerk, in navolging van de Sint-Servaaskerk, nog uitsluitend kapittelkerk. De parochie werd toen verplaatst naar de nieuwgebouwde Sint-Nicolaaskerk, direct naast de O.L.-Vrouwekerk gelegen.[6] Daarnaast bezat de parochie nog drie andere - niet meer bestaande - kerspelkapellen: de Sint-Hilariuskapel (op de plek van de huidige Waalse kerk), de Sint-Evergisluskapel (hoek Kesselskade/Maastrichter Brugstraat) en de Maria-Minorkapel (ook wel Maria-ten-Oever; op de plek van de Augustijnenkerk in de Mariastraat).[7]

In de Onze-Lieve-Vrouwekerk werden vanaf de middeleeuwen tot aan het einde van het Ancien Régime de maten van de stad Maastricht bewaard. In de Barbaratoren, de zuidelijke koortoren, lagen de stedelijke archieven opgeslagen.[5]

Franse Tijd

De Onze-Lieve-Vrouwekerk heeft de storm der tijd relatief goed doorstaan. Dit ondanks het feit dat de kerk in 1794, na de inname van Maastricht door generaal Kléber, door de Fransen werd geconfisceerd. Het kapittel werd in 1798 opgeheven en de kerk verloor een groot deel van haar bezittingen, waaronder enkele pronkstukken uit de kerkschat.[8] De kerk zelf werd gedegradeerd tot paardenstal en kanonnensmederij. De ontwijde kerk moest in 1837 door de katholieke gemeenschap worden teruggekocht van de Nederlandse overheid. In dat jaar verhuisde de Sint-Nicolaasparochie van de naastgelegen Sint-Nicolaaskerk (in 1838 gesloopt) naar de Onze-Lieve-Vrouwe. Daarbij werd ook het 15e-eeuwse genadebeeld van de Sterre der Zee meegenomen, waardoor de kerk tegenwoordig een belangrijk trekpleister voor Maria-vereerders is. Het beeld wordt tevens meegedragen in de grote stadsprocessie op of rond de feestdag van Sint Servaas.

Negentiende eeuw: restauraties

Na de Franse Tijd vond provisorisch herstel plaats, maar aan het einde van de 19e eeuw was de kerk in zeer slechte bouwkundige staat. Van 1886 tot 1916 vonden ingrijpende restauraties plaats onder leiding van de Roermondse architect P.J.H. Cuypers. Daarbij werden een groot aantal wijzigingen en toevoegingen uit de eeuwen na ±1200 ongedaan gemaakt. Sommige delen van de kerk, zoals het oostkoor, moesten vanwege bouwvalligheid vrijwel vanaf de fundering opnieuw worden opgebouwd. De vervallen Barbaratoren en de verdwenen noordelijke koortoren werden door Cuypers gereconstrueerd. Aan de zuidzijde werden de gotische ramen dichtgemetseld. Het interieur van de kerk werd ontdaan van de barokke en neoclassicistische uitmonstering en teruggebracht in 'originele' (= romaanse) staat.

Twintigste eeuw: eerherstel

Op 20 februari 1933 werd de kerk door paus Pius IX tot basilica minor verheven. Als basilica minor verkreeg de kerk het recht op het dragen van drie eretekenen: het conopeum, het tintinnabulum en het pauselijk wapen. De eretekenen staan normaal op het priesterkoor, behalve tijdens de Goede Week: na de mis van Witte Donderdag worden tijdens de liturgie van de Altaarontbloting deze kerkelijke attributen weggezet. Tijdens de Grote Stadsprocessie (elk jaar rond 15 mei) worden de eretekenen meegedragen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog liep de O.L.-Vrouwekerk enige oorlogsschade op. In 1943 werd de grote klok door de Duitsers geroofd.

In 1990 kreeg de basiliek een officieel wapen. Het verlenen van een wapen aan een kerkelijke instantie is uitzonderlijk. De onthulling werd gedaan door de toenmalige bisschop van Roermond, Mgr. J.M.Gijsen. Het bovenste groene deel van het wapen verwijst naar de speciale status als zetel van het oude bisdom Maastricht. De gele ster op het blauw symboliseert Maria en de witte ster is het teken van de stad Maastricht. Onderaan het wapen staat de tekst "Solium gloriæ Dei" ("De troon van Gods glorie").

Kunsthistorische beschrijving

Westwerk met torenspitsen

Exterieur kerk

Het gebouw is grotendeels in romaanse stijl opgetrokken en wordt gerekend tot de Maasromaanse groep van kerken, die onder andere gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van pseudotransepten, verhoogde zijbeuktraveeën die dienden ter ondersteuning van het gewelf. De Onze-Lieve-Vrouwebasiliek heeft er aan elke kant twee. Het meest opvallende deel van de kerk is het hoge westwerk (11e eeuw), een massieve muur van kolenzandsteen met twee traptorens. Waarschijnlijk werd in de 12e eeuw een verdieping in mergel toegevoegd. Het schip dateert grotendeels uit de tweede helft van de 12e eeuw. Bij de restauratie aan het einde van de 19e en begin 20e eeuw werd het middeleeuwse karakter van de kerk sterk benadrukt.

Aan de oostkant van het schip ligt het eigenlijke transept. Het oostkoor stamt uit het derde kwart van de 12e eeuw en verving een koor dat slechts een paar decennia eerder was gebouwd. Van dit oudere koor bevinden zich restanten van koortorens in de crypte. Waarschijnlijk werden de plannen gewijzigd onder invloed van de bouw van de nieuwe Sint-Lambertuskathedraal in Luik.[9] Ook het huidige koor wordt geflankeerd door koortorens, al staan die verder uit elkaar. De huidige, sterk gerestaureerde torens hebben een massief stenen spits met een rombisch dak. De stenen spits (minder gevoelig voor brand) maakte de Barbaratoren geschikt als opslagplaats van het stadsarchief.

Een gotisch portaal naast het westwerk biedt toegang tot de kerk. In zijn oorsprong dateert dit portaal uit de 13e eeuw, maar rond 1500 werd het in laatgotische stijl verbouwd, samen met de achterliggende Mérodekapel. De oorspronkelijk romaanse kruisgang werd pas in 1558/59 vervangen door een laatgotische (met enkele renaissance accenten).

Interieur kerk en crypte

'Mystiek' interieur, door Cuypers gereconstrueerd

De kerk bezit twee cryptes, de hoofdcrypte onder het oostkoor en een kleinere crypte in het westwerk, onder het westkoor.

Ondanks diverse wijzigingen in latere periodes (onder andere de vervanging van vroeggotische gewelf door kruisribgewelven in de 18e eeuw), ademt het interieur van de kerk een 'authentiek' romaanse sfeer, wat vooral komt door de kleine raampjes die weinig licht binnenlaten. Zoals eerder vermeld is dit grotendeels het werk van architect Cuypers. Hoewel het kerkinterieur door Cuypers van zijn vroeg-19e-eeuwse pleisterlaag ontdaan en sterk verromaanst is, is de bewogen geschiedenis van het gebouw goed leesbaar. Enkele muurschilderingen dateren uit de middeleeuwen (o.a. van de H. Catharina, 14e eeuw). De schildering op een pijler van Sint Christoffel en het Kindje Jezus dateert uit 1571. De grote schildering in het koorgewelf is neoromaans en dateert uit de tijd van Cuypers. De meeste gebrandschilderde ramen zijn 19e- of 20e-eeuws. Noemenswaardig zijn de ramen van Henri Jonas uit 1939-42, die van Daan Wildschut (onder andere in het oostkoor, 1987) en drie albasten ramen (1995) van Marien Schouten in het westwerk.

De kerk is in het bezit van een groot aantal schilderijen en beelden. De belangrijkste schilderijen (sommige in de schatkamer) zijn: een houten paneel De droom van Jakob (Vlaams, ca 1500-50), een groot doek met de Heilige Familie (Zuid-Nederlands, ca 1600), een groot schilderij van de Kruisiging (Zuid-Nederlands, 17e eeuw), twee doeken, één met de H. Caecilia en één met de H. Agnes (beide toegeschreven aan Erasmus Quellinus II, 17e eeuw). Van de beelden kunnen genoemd worden: een 14e-eeuwse Duitse Piëta, het 15e-eeuwse Mariabeeld in de Sterre-der-Zeekapel en een 15e-eeuw Mariabeeld met inktkoker, twee beelden van Anna te Drieën en Sint Christoffel, die toegeschreven worden aan Jan van Steffeswert (±1500), een 17e-eeuws beeld van Catharina van Siena, een 18e-eeuwse Sint Rochus en een beeld van de Heilige Drieëenheid uit 1716.

De kerkelijke inventaris heeft een bewogen geschiedenis achter de rug. In 1380 telde de kerk nog 33 altaren.[10] Een groot deel van de inventaris verdween in de Franse Tijd en de woelige periode erna. Een kostbaar bezit, hoewel zwaar beschadigd, is de doopvont van de Maastrichtse geelgieter Aert van Tricht (ca. 1500) in het westkoor. Door de opheffing van de orde der Jezuïeten in 1773 vervielen de biechtstoelen en de preekstoel van de Maastrichtse jezuïetenkerk aan de Sint-Nicolaaskerk, later aan de "Slevrouwe". De vijf barokke biechtstoelen worden nog elke zaterdag gebruikt. De kansel uit 1721 in Lodewijk XIV-stijl, met daarboven een groot klankbord, wordt vanwege de slechte staat en de gewijzigde liturgie niet meer gebruikt. Het houtsnijwerk van de balustrade en de kuip toont het grote vakmanschap van de toenmalige meester. Het altaar (18e eeuw) in het zuidelijk transept is afkomstig uit de voormalige St-Nicolaaskerk. Het eveneens 18e-eeuwse doksaal en het koorgestoelte overleefden de Cuypers-restauratie niet. Het doksaal werd afgebroken en het koorgestoelte en een serie bijbehorende schilderijen van Jean-Baptiste Coclers verdween naar de basiliek van Meerssen. In 1865 schonk Petrus Regout aan de kerk een koperen kroonluchter, afkomstig uit de Sint-Laurenskerk in Rotterdam.

Het hoofdorgel uit 1652 is gebouwd door de orgelbouwer Andries Severijn (vandaar de naam Séverin-orgel) en bevat ruim 3000 orgelpijpen (Groot Regaal en Positief). Dit orgel is omstreeks 1985 gerestaureerd om de oorspronkelijke Tone du Chapelle terug te krijgen. Hiervoor moesten alle orgelpijpen worden verwijderd en op oorspronkelijke lengte worden terug gebracht. In de loop van 2014 wordt een tweede barokorgel, afkomstig uit het stadhuis van Maastricht, in het noordertransept geplaatst, bedoeld voor kleinschalige concerten en doordeweekse missen.

Bestand:MaastrichtOLV-kooromgang.jpg
Kapitelen kooromgang met oudtestamentische taferelen

Bouwsculptuur oostkoor

De romaanse bouwsculptuur van de O.L.-Vrouwebasiliek geniet grote faam. Met name de 20 rijk gebeeldhouwde kapitelen in het interieur van het oostkoor behoren tot de hoogtepunten van de Maaslandse sculptuur.[11] Uitgebeeld worden scènes uit het Oude Testament, bestiaria en andere middeleeuwsee boeken. Eén van de kapitelen, het Heimo-kapiteel, toont een figuur, waarschijnlijk één van de beeldhouwers, die een kapiteel overhandigt aan Maria. Ook de buitenzijde van het koor is rijk gedecoreerd, hoewel deze kapitelen veel te lijden hebben gehad van weer en wind. Een aantal zwaarbeschadigde kapitelen zijn door Cuypers' medewerkers vervangen.

In het voorportaal van de kerk zijn een aantal romaanse reliëfs aangebracht, die daar oorspronkelijk niet thuis hoorden. Het bekende reliëf Eed op de relieken was vóór de 19e-eeuwse restauratie aan de buitenkant van de apsis ingemetseld, waar in de middeleeuwen een plaats geweest zou zijn waar recht gesproken werd. Volgens kunsthistorica Elizabeth den Hartog bevond het reliëf zich echter oorspronkelijk aan of nabij de oude Maasbrug, die vóór 1275 enkele honderden meters ten zuiden van de huidige Sint-Servaasbrug, vlakbij de O.L.-Vrouwekerk dus, aanlandde. Het reliëf zou de reizigers die hier de rivier overstaken erop wijzen dat de brug koninklijk bezit was.[12]

Laatgotische kruisgang

Kruisgang en kapel van Mérode

Via de kerk heeft men toegang tot de kruisgang die een tuin omsluit, de pandhof. De kruisgang is in de periode 1558-59 grotendeels in mergel gebouwd in late Maasgotische stijl en verving een oudere kloostergang, waarvan een tweetal zuiltjes bewaard zijn in een deuromlijsting. Het bovenstuk daarvan vertoont de kenmerken van de Luikse Renaissance. Enkele romaanse kapitelen afkomstig van de oude kloostergang worden in het Bonnefantenmuseum bewaard.[13] De vloer van de kruisgang is geplaveid met monumentale grafzerken uit verschillende eeuwen. Een aantal daarvan zijn afkomstig uit de in 1837 afgebroken Sint-Nicolaaskerk. Deze hebben meest Nederlandstalige opschriften. De kanunniken, die vóór de opheffing van het kapittel hier werden begraven, hebben meestal grafplaten met Latijnse teksten en vaak met wapenschilden. Aan de wanden hangen veertien ruitvormige rouwborden, die afkomstig zijn uit de Sint-Nicolaaskerk.

In 1996 werd door een archeologisch team in de pandhof gezocht naar eventuele restanten van een oudere kerk. Deze werd niet gevonden; wel werd de oude sacristie opgegraven en werd een solidus, een gouden Romeinse munt, gevonden. Al in 1910 werd in de pandhof de stenen fundering van een Romeinse waltoren blootgelegd. Deze toren bleek later onderdeel van het Romeinse castrum dat rond 313 AD werd gebouwd.

Rond 1460 liet proost Arnoldus van Mérode aan de zuidkant van de pandhof een doopkapel bouwen, die later bekendstond als de kapel van Mérode. De kapel kon betreden worden zowel vanuit de kerk als vanaf het 13e-eeuwse portaal aan het Onze-Lieve-Vrouweplein (toen nog: Onze-Lieve-Vrouwekerkhof). In 1887 en van 1909-1916 werd de kapel onder leiding van Cuypers gerestaureerd en heringericht, waarna het beeld van Maria "Sterre der Zee" hier werd opgesteld.

Zie Sterre der Zee (Maastricht) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Schatkamer O.L.-Vrouwebasiliek

De Onze-Lieve-Vrouwebasiliek bezit een belangrijke kerkschat, die in de loop der eeuwen door het kapittel en later door het parochiebestuur is bijeengebracht. Door grote verliezen in de Franse Tijd, en ook later in de 19e en 20e eeuw, is de kerkschat nog slechts een fractie van wat het ooit was. De schat van de O.L.-Vrouwebasiliek bestaat uit reliekhouders, liturgisch vaatwerk en andere liturgische voorwerpen, paramenten en andere textilia, en boeken en oorkonden.

Zie Schatkamer Onze-Lieve-Vrouwebasiliek (Maastricht) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Externe link

Bronnen, noten

Zie de categorie Onze-Lieve-Vrouwebasiliek (Maastricht) van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.