Begijnhof Lier
Begijnhof van Lier | ||
---|---|---|
Onderdeel van de werelderfgoedinschrijving: Vlaamse Begijnhoven | ||
Toegangspoort van het Lierse begijnhof
| ||
Land | ![]() | |
Coördinaten | 51° 8′ NB, 4° 34′ OL | |
UNESCO-regio | Europa en Noord-Amerika | |
Criteria | ii, iii, iv | |
Inschrijvingsverloop | ||
UNESCO-volgnr. | 855-002 | |
Inschrijving | 1998 (22e sessie) | |
Kaart | ||
UNESCO-werelderfgoedlijst |
Het Lierse begijnhof is een typisch voorbeeld van een stratenbegijnhof.[1] Het begijnhof bevindt zich in Lier, in de Belgische provincie Antwerpen.[2]
Ontstaan[bewerken | brontekst bewerken]
Het begijnhof van Lier is een van de drie oudste van Brabant[3] en ontstond, vermoedelijk, in de eerste helft van de 13e eeuw.[3][4][5][6] Oorspronkelijk woonden de begijnen niet in, wat wij nu als, een begijnhof, maar vormden ze op een aantal plaatsen verspreid een vrije gemeenschap waar zij in onthouding en in een armoedig bestaan leefden. Hun vrije deed werd besteed aan gebed en medidatie.[7]. De grote doorbraak van het ontstaan van de begijnhoven kwam na de kruistochten, midden 13de eeuw, waardoor vele vrouwen uiteindelijk samen gingen wonen.[7] In Lier gingen rond 1258 spontaan een aantal ongehuwde vrouwen buiten de eerste omwalling samenwonen in de buurt van het huidige begijnhof[7], waar zich toen een jachtslot van de hertog van Brabant bevond. Rond 1200 zouden hier reeds drie zusters een aantal gebouwen gelegen in het huidige begijnhof hebben afgestaan om er een woonplaats voor geestelijke dochters te stichten.[7][2] Deze stichting kreeg een gebouw van Aleidis, de echtgenote van Hendrik III, gelegen aan de reeds bestaand gebouwen.[7] Zo groeide het Lierse begijnhof. In 1258 werd het begijnhof verheven tot een autonome parochie onder bescherming van Aleidis, gemalin van Hendrik III.[3] Zo kregen de begijnen de toelating om over een eigen kerk en pastoor te beschikken. In 1274 nam hertog Jan I het Liers begijnhof onder zijn bescherming. Die later verder werd gezet door Hertog Jan II[3] en Filips de Goede.[7] Tussen 1389 en 1430 werd het begijnhof geïntegreerd binnen de muren van de stad.[2][7] Het begijnhof werd door de eeuwen heen geplaagd door verschillende branden en plunderingen.[2]
Het begijnhof ontstond in de 13e eeuw, maar de meeste huizen dateren uit de 17e en het begin van de 18e eeuw.[7] In de jaren negentig werden grote delen gerestaureerd. Zo werd de oostelijke "grachtkant" volledig vernieuwd, inbegrepen het interieur van de huisjes. Ze hebben hun voorgevel richting begijnhof, terwijl hun achtergevel (die grenst aan de Kleine Nete) volledig vensterloos is.
Het huidige begijnhof is ongeveer 2 hectare groot.[2]
De laatste begijn, zuster Agnes, vertrok er in 1984 op 85-jarige leeftijd[4][5] en overleed in 1994.[8]
Gebouwen[bewerken | brontekst bewerken]
De dubbele barokke poort met bovenaan het beeld van de heilige Begga van beeldhouwer M.J. d'Heur dat dateert van 1777, verleent toegang tot het begijnhof, dat tot op heden nog volledig omsloten is. Tot het einde van de Tweede Wereldoorlog werden beide poorten bij zonsondergang gesloten. Wie te laat kwam, diende aan het nachtpoortje aan te bellen. Twee begijntjes betrokken het portiershuisje dat rechts tegen de poort aanleunt.
Het begijnhof telt 92 begijnenhuisjes.[9] Aangezien huisnummers vroeger onbekend waren, gaven ook de begijntjes hun woning een naam van een heilige of naar een Bijbels tafereel zoals het Stalleken van Bethlehem, Vijf Wondekens, Wijngaert des Heren, de Calvarieberg en het Soete Naemken. Ook de infirmerie uit 1760 is nog aanwezig. Bij een brand in 1970 liep deze grote schade op[1], maar werd volledig gerestaureerd en omgebouwd tot appartementswoningen.
Het Hemdsmouwken was oorspronkelijk een brandstraatje en gezien zijn eigenaardige vorm, vooraan slechts 98 cm breed, heeft het zijn naam niet gestolen.[10]
Achteraan staat het Convent uit 1595, de opleidingsschool voor novicen.
Het Hellestraatje, de naam heeft niets te maken met de hel, wel met helling. Naast het straatje "helde" de dam van de tweede stadsomwalling. Hier bevindt zich ook het Ruusbroechuisje, een woning zonder verdieping, zoals oorspronkelijk vele begijnhuisjes geweest moeten zijn, maar dan in hout en met een rieten dak. Daartegenover een huis met tuintje en een hekje ervoor, zoals vroeger bij de meeste begijnhofhuisjes.
De Grachtkant, dit is de laatste uitbreiding van het begijnhof rond 1720. Het huizenblok werd in vijf jaar gebouwd in regionale Brabantse stijl: baksteen en speklagen van zachte witte steen. De huizen zijn ruim, vier ramen onderaan. Deze werden door welstellende dames of dames van adel betrokken.
De driebeukige Sint-Margaritakerk heeft een barokgevel uit de 17e eeuw[7], waarboven in de 18e eeuw volutes en een lantaarn zijn geplaatst. De pastorie (ca. 1690) bevindt zich in de Begijnhofstraat en grenst aan het begijnhof. Her en der zijn staties van de kruisweg verspreid over het begijnhof. Deze beelden werden in 1773 geschilderd door Van de Richstal en ondergingen in 1949 een restauratiebeurt door Bernard Janssens.[1] In 2019 werden de originele beelden vervangen door nieuwe schilderijen.[8][11][12] Het is de enige overgebleven kruisweg in België die nog open lucht te bewonderen valt.[12]
De meeste woningen zijn thans eigendom van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW). In 2021 verkocht de Kerkfabriek 17 woningen die nog in haar bezit waren, aan het OCMW.[13]
Restauraties[bewerken | brontekst bewerken]
In de loop der eeuwen werden huisjes bijgebouwd, verbouwd en gesloopt, maar tot het einde van de 20e eeuw ging het bijna uitsluitend om kleinschalige restauraties, meestal bij het einde van een huurcontract. De enige uitzonderingen waren de restauratie van de Infirmerie, die in 1997-99 door Domus Flandria werd omgebouwd tot sociale appartementswoningen,[14] en die van de eenvormige huizenrij aan de Grachtkant.[14]
Om de woningen aan te passen aan de 21e eeuwse normen, werd in 2016 een globaal beheersplan opgesteld in opdracht van de Stad Lier, het OCMW en de Kerkfabriek. Van 2017 tot 2019 werd de restauratie van een eerste reeks van 8 huizen in de Simforosastraat voltooid.[15] Na goedkeuring van het beheersplan in 2018, van het aanbestedingsdossier door het Agentschap Onroerend Erfgoed in juni 2020, en de omgevingsvergunning in juni 2021, konden de opdrachten uitgeschreven worden. De werken startten in het najaar van 2021,[16] en verliepen in vijf fases, waarbij telkens een tiental woningen werden aangepakt. Alle huurders moesten hun woning verlaten, maar kregen wel voorrang bij het betrekken van een gerestaureerd pand.[17]
Varia[bewerken | brontekst bewerken]
Het Lierse begijnhof was een van de grote inspiratiebronnen voor de schrijver Felix Timmermans die het de bijnaam "d'amandelboon van Lier" gaf.[18]
Ook vijf historische thrillers van Lydia Verbeeck spelen zich af in en rond het begijnhof van Lier.
Op verschillende deuren is een speciaal soort slot terug te vinden, een dronkenmansslot, maar in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, heeft het niets te maken met dronkaards te helpen hun sleutel in het sleutelgat te krijgen. Het slot is zo gebouwd om in het donker het sleutelgat eenvoudiger terug te vinden.[4][19] De sloten vertonen veel gelijkenis met gotische sloten en de ornamenten zouden weleens puur omwille van esthetische redenen op het slot gezet zijn en niet om het sleutelgat te vinden in het donker.[20]
Op 21 september 2008 werd onder de noemer Begijntjes stappen weer door Lier een geanimeerde reconstructie georganiseerd van het leven in het historische begijnhof. Er waren begijntjes aan het spinnen, kantwerken, borduren, kalligraferen en devotieboekjes lezen, verder een brevierende pastoor, een suisse, “bedelende” kinderen, scharensliepen, straattoneel met een middeleeuwse sotternie, en Oude Muziek.[21]
Werelderfgoed[bewerken | brontekst bewerken]
Samen met twaalf andere Vlaamse begijnhoven werd het op 2 december 1998 op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO geplaatst.[8][22]
Bronnen, noten en/of referenties
|