Beschermingsbewind

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Beschermingsbewind is een maatregel die een rechter kan uitspreken ten behoeve van een meerderjarige die naar objectieve maatstaven niet in staat is zijn belangen van vermogensrechtelijke aard zelf te behartigen. Redenen kunnen zijn de lichamelijke en/of geestelijke toestand, dan wel het door verslaving of andere omstandigheden verantwoordelijk zijn voor het ophopen van schulden. De maatregel houdt in dat de rechter een onafhankelijke, deskundige derde als bewindvoerder over het vermogen van de persoon aanstelt die bevoegd is de financiële huishouding te voeren. Er moet rekening en verantwoording worden afgelegd aan de kantonrechter. De onderbewindgestelde mag alleen over zijn vermogen beschikken na toestemming van de bewindvoerder. De maatregel wordt ook wel onderbewindstelling genoemd, bedoeld ter bescherming van de persoon in kwestie en zijn of haar vermogen.

Situatie in Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

In Nederland zijn er twee soorten van beschermingsbewind: de onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen, kortweg onderbewindstelling, wettelijk geregeld in Titel 19 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (art. 431 e.v.) en het testamentair bewind in het belang van een rechthebbende, kortweg testamentair beschermingsbewind, wettelijk geregeld in Titel 5 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek (art. 153 e.v.).

Onderbewindstelling[bewerken | brontekst bewerken]

Indien een meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel verkwisting of het hebben van problematische schulden, kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen (zoals tastbare goederen en banktegoeden) die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren. De persoon zelf wordt niet onder bewind gesteld. Het verzoek kan door meerderjarige personen voor zichzelf worden gedaan, bij minderjarigen door de wettelijk vertegenwoordiger. De rechter kan ook een bewindvoerder aanstellen die ten dienste staat van de belangen van de schuldeisers, de WSNP-bewindvoerder en gemeenten kunnen een verzoek doen wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden als een betrokkene voor schuldhulpverlening bij de gemeente terechtkomt.

Een bewindvoerder is een natuurlijk persoon of een rechtspersoon. Los daarvan worden onderscheiden de professionele en de niet-professionele bewindvoerder. Voor de professionele bewindvoerder gelden speciale kwaliteitseisen. De rechter volgt bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene (onder bewind gestelde), tenzij gegronde redenen zich daartegen verzetten, en anders bij voorkeur de eventuele levensgezel van de betrokkene, of indien hij die niet heeft bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters.

Het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK) heeft aanbevelingen opgesteld met betrekking tot de uitvoering van het bewind.[1]

Bewindvoering wordt onderscheiden van mentorschap. Een van beide of beide kunnen van toepassing zijn. In het laatste geval kunnen het verschillende personen zijn of dezelfde persoon. Curatele gaat nog verder dan de combinatie van de twee, want iemand die onder curatele is gesteld, is handelingsonbekwaam en kan daarom bijvoorbeeld ook geen testament opmaken, of een bestaand testament wijzigen.

Jaarlijks legt de bewindvoerder rekening en verantwoording af, zo mogelijk met akkoord van de betrokkene, aan de kantonrechter. Daarbij moet niet alleen de financiële administratie worden overgelegd maar moet ook inzichtelijk worden gemaakt welke werkzaamheden zijn verricht en waarom.

Met het overlijden van betrokkene is de taak van de bewindvoerder geëindigd. De bewindvoerder dient het overlijden direct te melden aan de kantonrechter en binnen vier maanden na overlijden aan de erfgenamen eindrekening en verantwoording af te leggen over de periode waarover nog geen rekening en verantwoording is afgelegd. De eindrekening dient, voorzien van akkoordverklaringen van de erfgenamen, aan de kantonrechter te worden gestuurd.[2][3] De bewindvoerder heeft na overlijden geen taken of bevoegdheden meer, alle rechten en plichten gaan volgens het erfrecht over op de erfgenamen, zij moeten dus zorgdragen voor betalen van rekeningen of opzeggen van de huur. Het is aan de nabestaanden om de uitvaart te regelen (Wet op de Lijkbezorging). Bij testament kan door de rechthebbende (erflater) een executeur en/of een testamentair bewindvoerder zijn benoemd die deze opgaven dan namens of met de erfgenamen op zich neemt.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap[4] is op 1 januari 2014 in werking getreden. Verkwisting als curatelegrond is verdwenen en als grond voor beschermingsbewind toegevoegd. Ook zijn problematische schulden als grond voor beschermingsbewind toegevoegd (schuldenbewind). Net als geldt voor curatele, worden ook mensen van wie het vermogen onder een schuldenbewind wordt gesteld, toegevoegd aan een openbaar register, waarin rechtsfeiten worden aangetekend die betrekking hebben op onderbewindstelling.

Verschil met curatele[bewerken | brontekst bewerken]

Beschermingsbewind is één van de juridische maatregelen die kan worden ingesteld wanneer een persoon niet goed in staat is de eigen financiële en persoonlijke belangen te behartigen. De andere maatregelen zijn curatele en mentorschap. Bij curatele wordt de belanghebbende handelingsonbekwaam en mag zelf geen rechtshandelingen meer verrichten, dat mag alleen de curator.[5] Bij een beschermingsbewind blijft de belanghebbende handelingsbekwaam maar mag alleen beschikken met toestemming van de bewindvoerder.

Bewindvoering van gescheiden ouder(s) of voogd voor minderjarige kinderen[bewerken | brontekst bewerken]

Bij minderjarige kinderen waarvan de ouders zijn gescheiden, kan een van de ouders, of beide, de bewindvoering over het vermogen krijgen, in beginsel de ouder(s) die het gezag uitoefent/uitoefenen, maar op verzoek kan de kantonrechter de ouder aanwijzen die niet het gezag uitoefent, art. 1:253i BW. Voor minderjarige kinderen waar een voogd is benoemd, kan de voogd bewindvoerder worden, art. 1:337 e.v.

Privaatrechtelijk beschermingsbewind[bewerken | brontekst bewerken]

In 2010 is in Nederland vanuit het notariaat het zogenaamde 'levenstestament' geïntroduceerd. Dat is een document waarin iemand vastlegt wat de wensen zijn voor de situatie dat diegene door ziekte, gebrek, ongeval of ouderdom tijdelijk of langdurig niet in staat is zelf financieel beheer te voeren of beslissingen te nemen. Het document kan volmachten inhouden, opdrachten, aanwijzingen en wensen voor zorgverlening en stervensbegeleiding. Daarbij kan alles naar eigen inzicht worden geregeld door degeen die de verklaring formuleert, mits uitvoer ervan niet tegen wettelijke regels in gaat.[6]

Testamentair beschermingsbewind[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Testamentair bewind voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Een ander soort beschermingsbewind is het testamentair beschermingsbewind, geregeld in het Nederlands erfrecht, art.4:153 e.v. BW, de wettelijke term is "testamentair bewind in het belang van de rechthebbende". Hierbij wordt eveneens geen persoon onder bewind gesteld, maar vermogen, goederen en/of zaken die zijn nagelaten aan een persoon, de rechthebbende. De persoon blijft handelingsbekwaam maar mag de goederen waarop het bewind rust alleen met toestemming van de bewindvoerder beheren of er zelfstandig over beschikken in goedenrechtelijke zin.[7] De rechthebbende heeft geen toestemming nodig als het gaat om gewoon onderhoud van goederen die hij in gebruik heeft of handelingen die niet kunnen worden uitgesteld (art. 4:166 BW). De rechten en plichten van de testamentair bewindvoerder berusten op de wet en het testament, niet op een volmacht. Een testamentair beschermingsbewind kan worden ingesteld naast een Boek 1 BW bewind.

Een erflater is vrij in de keus een testamentair bewind in te stellen, bij het bepalen van de erfdelen of goederen waarvoor het bewind geldt en van de duur van het bewind. In de regel gaat het bewind in bij overlijden. In het testament kunnen aanwijzingen worden gegeven voor de bewindvoerder maar deze mogen een rechthebbende niet verder belemmeren in de uitoefening van zijn (eigendoms-)rechten dan de wet al doet en ze mogen niet in strijd zijn met de openbare orde, de goede zeden of dwingend recht (artt. 4:4 en 44 BW). Zijn geen aanwijzingen in het testament gegeven of zijn ze niet duidelijk, gelden de regels van de wet. De bewindvoerder wordt in het testament benoemd, zo niet kan hij door de kantonrechter worden benoemd (art. 4:157, lid 1 BW).

Het testamentair beschermingsbewind is een van de drie vormen van testamentair bewind, met de meeste beperkingen voor rechthebbende maar schuldeisers worden beperkt in hun verhaalsmogelijkheid op de onder dit beschermingsbewind gestelde goederen (art. 4:175 BW). Het wordt meestal ingesteld als een erflater verwacht dat de rechthebbende zelf niet goed in staat is de nagelaten goederen verstandig te beheren, vanwege minderjarigheid, de lichamelijke of geestelijke staat, of verslavingsgedrag.[8]

Een bewindvoerder hoeft de functie niet te aanvaarden, er moet dan door rechthebbende, een erfgenaam, legataris of andere belanghebbende, dan wel de executeur, bij de rechter om benoeming van een andere bewindvoerder worden gevraagd (art. 4:157 BW). Het bewindvoerderschap gaat een dag na aanvaarding of benoeming door de kantonrechter, in. Als beloning ziet de wet een standaardvergoeding per jaar van 1% van de waarde van het onder bewind gestelde vermogen aan het einde van dat jaar, bij testament kan een andere vergoeding worden toegekend (4:159 lid 1 BW). Bij een vergoeding op basis van daadwerkelijke bestede tijd is een gebruikelijke clausule: "de bewindvoerder verdeelt de werkzaamheden zodanig over zichzelf, zijn kantoorgenoten en administratief medewerkers dat de werkzaamheden tegen het laagst mogelijke uurtarief worden verricht."[9]

De bewindvoerder moet er mee beginnen een beschrijving van het vermogen te maken dat onder bewind staat, verder is de wettelijke opgave het vermogen te beheren (art.4:161 lid1 BW). Mocht het nodig zijn goederen te gelde te maken om schulden te voldoen is de bewindvoerder daartoe ook bevoegd. De bewindvoerder mag naast beheershandelingen ook beschikkingshandelingen verrichten als dat nodig is voor een goed beheer van het vermogen, bijvoorbeeld verkoop van een aandelen bij sterk dalende koersen.[10][11] Omdat de rechthebbende handelingsbekwaam is mag de bewindvoerder andere beschikkingshandelingen niet zonder haar/zijn toestemming verrichten, behoudens enkele bij wet genoemde uitzonderingen (art. 4:169 BW). De bewindvoerder moet regelmatig, in ieder geval jaarlijks, rekening en verantwoording afleggen, daarbij moet voldoende inzichtelijk worden gemaakt welke werkzaamheden zijn verricht en waarom (art. 4:160, 4:161 BW). Is een rechthebbende het om objectiveerbare redenen niet eens met de manier van werken, zijn meerdere voorbeelden te geven en zijn de betreffende gedragingen bewijsbaar, kan dit aan de kantonrechter worden voorgelegd met het verzoek de bewindvoerder te ontslaan. Wordt door de rechter onzorgvuldig handelen vastgesteld kan dat aansprakelijkheid opleveren van de bewindvoerder tegenover de rechthebbende.

De bewindvoerder vertegenwoordigt de rechthebbende in rechtszaken over de onder bewind staande goederen (art.4:173 BW). Als de onder bewind staande goederen deel uitmaken van een onverdeelde gemeenschap, heeft de bewindvoerder de wettelijke bevoegdheid zelfstandig verdeling van de nalatenschap te vorderen bij de rechter (art. 4: 170 BW). Voor het uitvoeren van bepaalde opgaven is een notariële akte nodig als bewijs tegenover derden; de verklaring van bewind.

Bij testament kunnen krachtens art. 4:171 lid 1 BW de bevoegdheden en verplichtingen van de bewindvoerder worden verruimd of beperkt en zo worden aangepast als erflater denkt dat goed is voor de specificieke situatie. De variaties moeten passen binnen de uiterste wilsbeschikking van de gekozen vorm van testamentair bewind (afdeling 7, boek 4 BW) en de wettelijke taak van een bewindvoerder is het beheren, ofwel conserveren, van de onder bewind gestelde goederen. De bevoegdheden die bij testament worden gegeven moeten binnen dit kader blijven, anders zijn ze niet rechtsgeldig.[10][12] Men kan een bewindvoerder dus niet de bevoegdheid geven goederen te verkopen zonder toestemming van rechthebbende als dat niet past binnen het beheer, een testamentaire bepaling met deze strekking is nietig. Zijn wettelijke bepalingen van regelend recht mag er bij testament van worden afgeweken, zijn wettelijke bepalingen van dwingend recht mogen bevoegdheden alleen minder ruim worden vastgesteld en verplichtingen alleen ruimer.[13][11] Een geldige testamentaire bepaling is bijvoorbeeld dat rechthebbende vanaf het 14e levensjaar maandelijks een bepaald bedrag krijgt dat naar eigen wens mag worden uitgegeven, een ongeldige bepaling is dat de bewindvoerder zelfstandig over alle eigendommen mag beschikken.[14]

De rechthebbende is aansprakelijk voor het werk dat de bewindvoerder bevoegdelijk uitvoert. Een bewindvoerder moet de taken uitvoeren volgens de rechtsnorm "zorg van een goed bewindvoerder", schiet hij daarin toerekenbaar te kort, is hij door rechthebbende aansprakelijk te houden uit onrechtmatige daad voor eventuele daaruit voortvloeiende schade (art. 4:163 BW). Dat geldt ook als de bewindvoerder de rechthebbende liet tekenen voor akkoord voor een bepaalde rechtshandeling.[15] Gedragsregels voor het notariaat verbieden de notaris een akte op te maken betreffende rechtshandelingen die een onrechtmatige daad kunnen opleveren. Zo wordt een rechthebbende beschermd tegen het uitvoeren van beschikkingshandelingen door een bewindvoerder die niet aan het zorgvuldigheidsbeginsel voldoen.

De bevoegdheden van de bewindvoerder eindigen zoals bij testament bepaald, als de noodzaak voor de bewindvoering niet meer bestaat, of op vordering van rechthebbende wanneer vijf jaar zijn verstreken na overlijden.

Voor de testamentair bewindvoerder gelden geen kwaliteitsregels, zoals bij de onderbewindstelling van boek 1 BW en het is geen beschermd beroep.[16] Erfgenamen hebben daarom geen eenvoudige mogelijkheid op te komen tegen een bewindvoerder die zijn bevoegdheden te buiten gaat of zich onbetamelijk gedraagt. Wanneer iemand uit een gereglementeerde beroepsgroep werkzaam is als bewindvoerder, zoals een registeraccountant, notaris of advocaat, is de persoon aan gedragsregels gebonden die voor de beroepsgroep gelden.

Testamentair afwikkelingsbewind[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Afwikkelingsbewind voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Naast het beschermingsbewind bestaan nog twee andere vormen van testamentair bewind: het gemeenschappelijk-belang bewind, dat ertoe dient in het belang van meerdere rechthebbenden een gemeenschap te beheren en het conflictbewind, bedoeld om onenigheid tussen rechthebbende(n) en anderen te beteugelen.[13]

Een bijzondere vorm van testamentair bewind in een gemeenschappelijk belang is het afwikkelingsbewind, dit is geen beschermingsbewind en kan door erflater worden ingesteld over na te laten vermogen in het gezamenlijk belang van de erfgenamen voor de duur van de afwikkeling, om lange vertraging in de afwikkeling te voorkomen wanneer niet alle erfgenamen het eens zijn.[10][17] Bij testament kunnen nadere regels worden gegeven (art. 4:171 BW) maar eigendomsrechten van erfgenamen kunnen niet verder worden ingeperkt dan de wettelijke regeling voor het testamentair bewind in een gemeenschappelijk belang doet. Dit ligt in lijn met vaste jurisprudentie van het Europees Gerechtshof omtrent het grondrecht van eigendom.[18][19] De functie afwikkelingsbewindvoerder komt niet voor in de wet, zoals die van testamentair executeur, het is een juridische constructie die binnen het notariaat is ontwikkeld voor gebruik in een testament, er gelden de wettelijke regels voor het testamentair bewind in een gemeenschappelijk belang.[20]

Zijn bij testament bijzondere regels gegeven, gelden deze alleen bij afwikkeling van de daarbij horende nalatenschap, gaan de bij testament gegeven regels het wettelijk kader te buiten, missen ze rechtskracht.[21] De erfgenamen blijven naast de afwikkelingsbewindvoerder bevoegd tot het verrichten van alle rechtshandelingen, met behoud van het bewind.[21] Ook blijven ze afzonderlijk of gezamenlijk bevoegd tot handelingen die binnen het normale onderhoud of behoud vallen of handelingen die geen uitstel kunnen lijden (art. 4:166 BW en art. 3:170 lid 2 BW), voor andere handelingen hebben ze toestemming van de bewindvoerder nodig.[22] Omgekeerd heeft de bewindvoerder voor alle beslissingen die buiten het beheer van de nalatenschap vallen, toestemming van alle erfgenamen nodig.

Een testamentair bewindvoerder heeft de wettelijke bevoegdheid zelfstandig bij de rechter een vordering tot verdeling in te stellen (art. 4:170 lid 1 BW), ook kan de bewindvoerder bij ontbreken van toestemming van een erfgenaam voor een bepaalde beschikkingshandeling, een vervangende machtiging bij de kantonrechter vragen (art. 4:169 lid 3 BW). Zo kan de bewindvoerder zelfstandig, eventueel ook tegen de wil van een of meerdere erfgenamen, de verdeling zelfstandig bewerkstelligen, maar beslissingen hierover legde de wetgever in de hand van de rechter, in een met waarborgen omklede wettelijk geregelde procedure.[23] De wet en de rechtspraak bieden geen specifieke regels ter bescherming van erfgenamen wanneer door een bewindvoerder gebruik wordt gemaakt van andere dan de wettelijke bevoegdheden.[24][25][26]

Minderjarigen[bewerken | brontekst bewerken]

Bij minderjarigen is vermogensbeheer onderdeel van de gezagstaak van ouders en voogden wat betekent dat zij de minderjarige in de verhouding tot de testamentair bewindvoerder vertegenwoordigen. De bewindvoerder heeft dus toestemming nodig van ouder of voogd van de rechthebbende en moet aan aan hen rekening en verantwoording afleggen.[27] Een erflater kan bij testament ook een ander dan een ouder aanwijzen die volgens de regels van voogdij in Boek 1 BW bewind voert over het aan de minderjarige nagelaten vermogen. Dit kan in het belang van de minderjarige zijn, maar het kan ook zijn dat een gescheiden ouder niet wenst dat de andere ouder beheer over het erfdeel zal voeren. De regelgeving van testamentair bewind in Boek 1 BW is bij de invoering van het huidige erfrecht in 2003 onaangepast gebleven, waardoor beide bewindsvormen tegenstrijdigheden vertonen en niet goed meer op elkaar zijn afgestemd.[27] Zonder goede kennis van de erfrechtsliteratuur is moeilijk te bepalen welke regels toepasselijk zijn op het bewind.

Vanuit de erfrechtliteratuur is gefundeerde kritiek geleverd op het nagenoeg ontbreken van toezicht op vermogensbeheer van minderjarigen door derden, met uitgewerkte voorstellen voor verbetering. In opdracht van de overheid is daarover in 2016 een onderzoeksrapport opgesteld en in 2018 is een wetsvoorstel aangekondigd.[28][27][29]

Testamentair Boek 1 Bewind Minderjarigen[bewerken | brontekst bewerken]

In Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is nog een mogelijkheid opgenomen om bij testament en bij schenking een bewind in te stellen over goederen die aan een minderjarige zijn geschonken of vermaakt (art. 1:253i lid 4 onder c, lid 5 en 6 BW alsmede art. 1:337 lid 3 BW). Bij de gift dan wel de uiterste wil wordt dan bepaald dat een ander het bewind over die goederen zal voeren dan de ouder of voogd, ouder of voogd houden wel hun gezagsrecht. Deze bewindvoerder moet rekening en verantwoording aan de ouder(s) of voogd afleggen (art. 1:253i lid 5 BW). Vervalt het door de schenker of erflater ingestelde bewind, dan zijn de gewone regels van het ouderlijk bewind weer van toepassing (art. 1:253i lid 6 BW).

Situatie in België[bewerken | brontekst bewerken]

In België is het instellen van een voorlopig bewind geregeld in het Burgerlijk Wetboek, Titel XI (Meerderjarigheid, voorlopig bewind, onbekwaamverklaringen en bijstand van een gerechtelijk raadsman), Hoofdstuk I bis (Voorlopig bewind over de goederen van een meerderjarige) (Artikel 488bis). De eerste zin van dat artikel luidt

De meerderjarige die, geheel of gedeeltelijk, zij het tijdelijk, wegens zijn gezondheidstoestand, niet in staat is zijn goederen te beheren, kan met het oog op de bescherming ervan, een voorlopige bewindvoerder toegevoegd worden, als hem nog geen wettelijke vertegenwoordiger werd toegevoegd.

Het nemen van een dergelijke maatregel is de bevoegdheid van de vrederechter.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]