Bijvoet-ooibos
Bijvoet-ooibos | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||
Bijvoet-ooibos met koniks | |||||||
Syntaxonomische indeling | |||||||
| |||||||
Associatie | |||||||
Artemisio-Salicetum albae Hommel, Stortelder & Zonneveld, 1999 | |||||||
Afbeeldingen op ![]() |
Het bijvoet-ooibos (Artemisio-Salicetum albae) is een associatie uit het verbond van de wilgenvloedbossen en -struwelen (Salicion albae). Het is een plantengemeenschap van pioniersoorten die voorkomt in uiterwaarden en op rivierstranden die regelmatig overstromen, en die gedomineerd wordt door smalbladige wilgen. Vaak komt het bijvoet-ooibos voor als galerijbos langs grote rivieren.
Deze associatie komt in Nederland vrij algemeen voor langs de grote rivieren; in Vlaanderen is ze beperkt tot de Grensmaas.
Naamgeving en codering[bewerken | brontekst bewerken]
- Engels: Softwood shrubs with black poplar and willow
- Syntaxoncode voor Nederland (RVvN): r41Aa01
- Natura2000-habitattype (EU-code): H91E0A
De wetenschappelijke naam Artemisio-Salicetum albae is afgeleid van de botanische namen van twee belangrijke soorten binnen deze associatie, de bijvoet (Artemisia vulgaris) en de schietwilg (Salix alba).
Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]
Algemeen[bewerken | brontekst bewerken]
Het bijvoet-ooibos komt voor in zeer dynamische plaatsen, vlak bij de rivier in uiterwaarden, op rivierstranden langs de grote rivieren en in zoetwatergetijdengebied. De bodem bestaat uit matig fijn tot matig grof, kalkrijk zand, eventueel gemengd met slib. De standplaatsen worden regelmatig overstroomd, maar drogen in de zomer uit wanneer de grondwaterspiegel tot meer dan 50 cm diepte zakt. De werking van het water maakt dat erosie en sedimentatie elkaar afwisselen, en dat het vele aangevoerde strooisel snel mineraliseert.
Buiten hun natuurlijke standplaatsen kan dit bostype ook aangetroffen worden op pas vergraven terreinen op zandbodems.
Vegetatiestructuur[bewerken | brontekst bewerken]
Het bijvoet-ooibos is een pioniervegetatie met een open, lage boomlaag die vaak niet te onderscheiden is van de struiklaag.
De kruidlaag kan bestaan uit een- en tweejarige planten, of uit meerjarige planten met wortelstokken of bovengrondse uitlopers, afhankelijk van de dynamiek van het ooibos.
Een terrestrische moslaag is doorgaans afwezig, maar bij dichte groei en door de nabijheid van water, ontstaat een milieu met hoge luchtvochtigheid dat zeer gunstig is voor een rijke epifytenbegroeiing.
Subassociaties in Nederland en Vlaanderen[bewerken | brontekst bewerken]
Van het bijvoet-ooibos worden in Nederland en Vlaanderen twee subassociaties onderscheiden.
Subassociatie met zwarte populier[bewerken | brontekst bewerken]
Het bijvoet-ooibos met zwarte populier (Artemisio-Salicetum populetosum nigrae) is een subassociatie waarin de kensoort zwarte populier (Populus nigra) een belangrijke rol speelt. De syntaxoncode voor Nederland (RVvN) is r41Aa01a.
Subassociatie met fioringras[bewerken | brontekst bewerken]
Het bijvoet-ooibos met fioringras (Artemisio-Salicetum agrostietosum stoloniferae) is een subassociatie met een belangrijk aandeel van fioringras (Agrostis stolonifera). De syntaxoncode voor Nederland (RVvN) is r41Aa01b.
Diagnostische taxa voor Nederland en Vlaanderen[bewerken | brontekst bewerken]
Het bijvoet-ooibos heeft in Vlaanderen en Nederland één kensoort, de zwarte populier. Daarnaast komen ook de kensoorten van de klasse in dit bostype voor, vooral de dominante schietwilg en de katwilg.
In de kruidlaag zijn grote brandnetel en ruw beemdgras dominant. De associatie kan onderscheiden worden van beide andere associaties in het verbond, het lissen-ooibos en het veldkers-ooibos, door de aanwezigheid van ruigtesoorten als de akkerdistel, boerenwormkruid en bijvoet, en van pioniersoorten als de grote weegbree, vijfvingerkruid en zilverschoon.
In dit bostype kunnen regelmatig neofyten gevonden worden, zoals het bezemkruiskruid, de late stekelnoot en de reuzenbalsemien.
In de onderstaande tabel staan de belangrijkste diagnostische plantentaxa van het bijvoet-ooibos voor Nederland en Vlaanderen.
Kensoort | Diff.soort | Presentie | Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
Boomlaag | |||||
kA | > 10% | zwarte populier | Populus nigra | ||
kK | > 70% | schietwilg | Salix alba | ||
kK | > 50% | katwilg | Salix viminalis | ||
kK | > 40% | amandelwilg | Salix triandra | ||
kK | < 10% | bittere wilg | Salix purpurea | ||
kK | < 10% | kraakwilg | Salix fragilis | ||
Struiklaag | |||||
- | |||||
Kruidlaag | |||||
> 80% | grote brandnetel | Urtica dioica | |||
> 70% | ruw beemdgras | Poa trivialis | |||
dS | > 60% | fioringras | Agrostis stolonifera | t.o.v. subassociatie met fioringras | |
dA | > 60% | akkerdistel | Cirsium arvense | t.o.v. andere associaties van het verbond | |
> 50% | rietgras | Phalaris arundinacea | |||
> 50% | kruipende boterbloem | Ranunculus repens | |||
> 40% | reukeloze kamille | Tripleurospermum maritimum | |||
> 40% | hondsdraf | Glechoma hederacea | |||
dA | > 40% | bijvoet | Artemisia vulgaris | t.o.v. andere associaties van het verbond | |
> 40% | dauwbraam | Rubus caesius | |||
dA | > 40% | vijfvingerkruid | Potentilla reptans | t.o.v. andere associaties van het verbond | |
dA | boerenwormkruid | Tanacetum vulgare | t.o.v. andere associaties van het verbond | ||
dA | grote weegbree | Plantago major | t.o.v. andere associaties van het verbond | ||
dA | zilverschoon | Potentilla anserina | t.o.v. andere associaties van het verbond | ||
dA | akkerkers | Rorippa sylvestris | t.o.v. andere associaties van het verbond | ||
herik | Sinapsis arvensis | ||||
bezemkruiskruid | Senecio inaequidens | neofyt | |||
late stekelnoot | Xanthium strumarium | neofyt | |||
reuzenbalsemien | Impatiens glandulifera | neofyt | |||
Moslaag | |||||
- |
Verspreiding[bewerken | brontekst bewerken]
Het verspreidingsgebied van het bijvoet-ooibos omvat de laaglanden van Europa langs de grote rivieren.
In Nederland komt het vooral voor langs de Waal, de Gelderse IJssel, de Rijn, de Lek en de Maas, en in het zoetwatergetijdengebied.
In Vlaanderen is deze associatie beperkt tot de vallei van de Grensmaas.
In beide landen is door de natuurontwikkeling van de laatste jaren de associatie in oppervlakte toegenomen.
Afbeeldingen[bewerken | brontekst bewerken]
Een hoog bijvoet-ooibos in de Klompenwaard
Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]
Bronnen, noten en/of referenties
|
Indeling van de vegetatieklasse Salicetea purpureae (klasse van de wilgenvloedbossen en -struwelen) |
---|
Orde: Salicetalia (orde van de wilgenvloedbossen en -struwelen) |