Bokkenrijders

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Bob.v.R (overleg | bijdragen) op 25 dec 2013 om 22:42. (Versie 39910553 van 84.30.62.223 (overleg) ongedaan gemaakt.)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Beeld bij de markt in Schaesberg
De Bonderkuil in Wellen waar negentien bokkenrijders werden terechtgesteld

Volgens het volksgeloof waren de bokkenrijders geesten, die op bokken door de lucht reden. Van dit volksgeloof maakte een bende gauwdieven en inbrekers in met name Zuid-Limburg gebruik om de bevolking te beangstigen.[1] Deze laatstgenoemde bokkenrijders waren een bende rovers die in de 18e eeuw de Landen van Overmaas (het tegenwoordige Nederlands Zuid-Limburg, Belgische Voerstreek en Land van Herve) evenals de regio rond Luik, de gebieden vlak over de Duitse grens en de Kempen onveilig maakten. De strooptochten waren over het algemeen gericht tegen boerderijen en pastorieën.

De eerste vermelding van de term bokkenrijders (oude spelling "bockereyders") komt uit het boekwerk Oorzaeke, bewys en ondekkinge van een goddelooze, bezwoorne bende nagtdieven en knevelaers binnen de Landen van Overmaeze en aenpalende landstreeken, geschreven in 1779 door S.J.P. Sleinada (een pseudoniem van Pastoor A. Daniels - lees de naam van achter naar voren). Deze was pastoor van de parochie Schaesberg, tegenwoordig onderdeel van Landgraaf. Hij kende verschillende bendeleden persoonlijk en was goed op de hoogte van de procesvoering[2]. De sage wil dat de rovers een pact met de duivel hadden gesloten en zich 's nachts op bokken voortbewogen. Het volk vertelde dat ze door de lucht vlogen, als ze de volgende spreuk opzegden: 'Over huis, over tuin, over staak, en dat tot Keulen in de wijnkelder!' Eenmaal per jaar reden ze naar de Mookerheide, naar hun meester, de duivel.[3]

Later hebben de bokkenrijders door allerlei verhalen en de mystiek om de bende een Robin Hood-achtige status gekregen. Tegenwoordig gelooft men eerder dat er sprake was van diverse benden die inbraken en overvallen pleegden. Ook acht men een groot deel van de 600 opgepakte en veroordeelde mensen onschuldig, omdat een bekentenis afgedwongen werd met martelen.

Bokkenrijders in Limburg

Bokkenrijders gingen tot het cultureel erfgoed van Limburg behoren. Het fenomeen kwam voor in de achttiende eeuw en met name in de Maasgouwen: het oude hertogdom Limburg, de Landen van Overmaas en het oude graafschap Loon, wat we nu de Euregio Maas-Rijn noemen.

De processen tegen de bokkenrijders onderscheidden zich van een ‘gewone’ criminele procedure wanneer er een zogenaamde ‘goddeloze eed’ in voorkwam: Ik zweer god af en de duivel aan…’ Deze ‘goddeloze eed’ die in de overlevering typisch is voor bokkenrijders is ontstaan in Overmaas (Hendrik Becx in Nieuwstadt 1743) en waaide over naar Loon. Hier werd de naam ‘bokkenrijders’ voor het eerst gebruikt. Door het veroordelen van mensen omwille van een goddeloze eed of hun vermeende verbond met de duivel, kan men hier spreken van een late vorm van processen die op die van vermeende heksen lijken. De vervolging was meedogenloos, zelfs naar de normen van die tijd. Meer dan 90% van de veroordeelden kreeg de doodstraf. De meeste bekentenissen werden verkregen door marteling, of de angst daarvoor.

Op basis van eed van de bokkenrijders zijn er zeven vervolgingsperiodes te onderscheiden. De eerste dateert van 1743 tot 1745, de laatste van 1793 tot 1794.[4]

Bendeleiders Epicentrum Proces (jaar) Aantal bendeleden
Veroordeeld Beschuldigd
Overmaas
1. Mathias Ponts Land van 's-Hertogenrade-Nieuwstadt 1743 - 1745 87 140
2. de Gaverelle- de Preez Schinnen-Geleen 1749 - 1751 31 45
3. Broers Kerckhoffs (Joseph Kirchhoffs) Land van 's-Hertogenrade-Valkenburg 1771 - 1776 230 450
Loon
4. Voortmans - Van Muysen Wellen en Haspengouw 1774 - 1776 31 350
5. Philip Mertens-H. Houben Ophoven-Geistingen-Maaseik 1785 - 1786 16 45
6. Nolleke van Geleen Bree-Bocholt-Gruitrode 1789 - 1791 23 60
7. Pelsers-Bollen Neeroeteren-Maaseik 1793 - 1794 50 80

In de geschiedschrijving ontstaan twee tegenovergestelde waarnemingen over de bokkenrijders, die op de pijnbank door justitie werden afgedwongen. De bokkenrijders zouden bestaan uit:

  1. Een grote, goddeloze bende: zij die geloven dat de bokkenrijders werkelijk zo een grote bende hebben gevormd en nog niet hard genoeg zijn gestraft.
  2. Ofwel: een (gedeeltelijke) hersenschim van de toenmalige justitie. Kritische historici die de martelverklaringen niet zomaar accepteren, beschouwen de bestraffing als overdreven. De pionier van die strekking, procureur-generaal Gaspard de Limpens, schreef in 1774: "Hun verklaringen staan bol van tegenstrijdigheden, variërende versies en inbreuken op de logica en de wetten van de zwaartekracht." "Ze zijn te hard gestraft en het merendeel is onschuldig." "De tortuur doet de ondervraagden bekennen wat justitie wil horen."[4]

Veroordeelde leden

De naam bokkenrijders

Afgezien van de processen wordt in het proces van 1774 in het Haspengouwse Wellen de naam ‘bokkenrijders’ voor het eerst openlijk gebruikt. In 1774 schoof Johan van Muysen een brandbrief onder de deur van boer Wouters in Ulbeek. Zijn huis werd platgebrand als hij geen geld zou krijgen. In die brief stelde Van Muysen zich voor als lid van de bokkenrijders en tot drie keer toe gebruikte hij het woord duivel. In het Wellense proces wordt de naam ‘bokkenrijders’ openlijk gebruikt en later ook in het Antwerpse proces tegen Philip Mertens, een brandbrieflegger uit Ophoven-Geistingen.

In de Overmaase processen komt de term ‘bokkenrijders’ zeer laat voor onder invloed van de gebeurtenissen in Wellen. Hier duikt echter het woord ‘geitenbok’ voor het eerst in de processen op. Mathijs Smeets uit Beek beweerde in 1773 dat ze ’s nachts eens met 42 personen op één grote geitenbok plaatsnamen en door de lucht naar Venlo vlogen om daar een misdaad te plegen.[4]

De vergelijking met heksenprocessen

Als naar de historische gebeurtenissen rond de bokkenrijders wordt gekeken, namelijk dat mensen omwille van een goddeloze eed of een verbond met de duivel worden veroordeeld, kan gesproken worden van een overeenkomst met heksenprocessen.

Het fenomeen ‘bokkenrijders in Limburg’ is een naspel in een reeks schijnprocessen in de Europese geschiedenis: de tempeliers, de ketters, de heksen en tot slot de bokkenrijders. Limburg had de bedenkelijke eer de laatste Europese regio te zijn waar dergelijke bijgelovige, juridische excessen zich massaal afspeelden.

De heksen uit de volksgedachte (zij die op een bezem door de lucht vlogen) hebben niet bestaan, maar heksenprocessen zijn er wel geweest. In de ogen van justitie waren heksen een realiteit, werden ze op die basis veroordeeld en betaalden ze dat met hun leven. Bokkenrijders hebben niet bestaan in de zin dat ze op bokken door de lucht vlogen en krachten van de duivel kregen. De meeste misdaden die ze moesten bekennen, hebben ze niet zelf bedreven. Dat hadden anderen gedaan, maar zij werden ervoor veroordeeld. Hoewel er geen bokkenrijders – geen grote bende, geen duivelsrituelen - zijn geweest, waren er zeven bokkenrijdersprocessen. In het proces Wellen-Haspengouw is er in de processtukken zwart op wit sprake van. Een geijkte vraag daar is: “Zijt gij niet lid van de bende van over de Maas, de zogenaamde bokkenrijders?” Daarom spreekt men wel over bokkenrijders in de zin dat het verdachten en veroordeelden zijn van in die zin gevoerde monsterprocessen.

Bokkenrijders in volkskunde en romans

In het bokkenrijdersverhaal wordt misdaad aan magie gekoppeld of gruwel aan griezel. Die populaire thema’s zorgden nadien voor veelvuldige volksverhalen, waarbij de bokkenrijders in de volksgedachte tot luchtgeesten werden. Daarop speelt de romantiek van de 19e eeuw in – met de Sittardse auteur Ecrévisse als pionier. Er ontstond een vloedgolf aan fictie-lectuur tot ver buiten de grenzen van Limburg. Op dit ogenblik zijn er meer dan 1300 titels in boeken en tijdschriften over het onderwerp geregistreerd. Die volkscultuur verwijdert het onderwerp nog verder van zijn oorspronkelijke, historische verhaal.[4]

Overige bewerkingen

Willy Vandersteen verwerkte de bokkenrijders in de stripreeks over Suske en Wiske (nummer 136) met als titel De bokkerijders. In de jaren 90 van de vorige eeuw verscheen de jeugdserie De Legende van de Bokkenrijders op de Nederlandse televisie. Deze serie is gebaseerd op het boek Ontsnapt aan de galg van Ton van Reen. Sinds 2006 is de serie op dvd verkrijgbaar.

De attractie Villa Volta in de Efteling is een huis (madhouse) dat door de 'bokkenrijder' Hugo van den Loonsche Duynen bewoond zou zijn geweest. Het betreft hier een door de Efteling bedachte sage.

Componist Rob Goorhuis heeft het fanfarewerk 'Innocent Condemned' (onschuldig veroordeeld) geschreven dat gebaseerd is op de bokkenrijders.

Externe links

Literatuur

  • AUGUSTUS L. Vervolgingsbeleid en procesvoering tegen de Bokkerijders. Het ontstaan van een waandenkbeeld. Publications, 1991.
  • BLOK A. De Bokkerijders. Roversbenden en geheime genootschappen in de landen van Overmaas (1730-1774). Amsterdam, 1991.
  • CORSTJENS J. - SIMONS B. Barbertje moet hangen!? De ‘Bokkerijders’ uit Groot-Bree. Bree, z.d.
  • DOBBELEERS D. Het proces Philippus Mertens. Een bokkenrijder berecht in Antwerpen. Antwerpen, 2005.
  • GIERLICHS W. De geschiedenis van de Bokkenrijders in het voormalige land van 's Hertogenrode. Roermond-Maaseik 1940.
  • PIJLS H. De Bokkenrijders met de doode hand. Sittard, 1924
  • RAMAEKERS G & PASING T. De woeste avonturen van de Bokkenrijders. Heerlen 1972.
  • VAN GEHUCHTEN F. Bokkenrijders: Late heksenprocessen in Limburg. Het proces van vier bokkenrijdersgroepen in Limburg (1773-1795). Opglabbeek 2002.
  • WIEERS T. Wij zullen u met assen lonen! De bokkerijders in het Maasland. Nieuwerkerken 1985.