Brandish Corner

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Brandish Corner ligt langs het oostelijk deel van het circuit
Brandish Corner na de verbeteringen in 2007

Brandish Corner (voorheen: Upper Hillberry Corner, Telegraph Hill en O'Donnell's) is een markant punt in de Snaefell Mountain Course, het stratencircuit dat wordt gebruikt voor de Isle of Man TT en de Manx Grand Prix. Het ligt langs de A18 Mountain Road in de civil parish Onchan op het eiland Man.

Isle of Man TT en Manx Grand Prix[bewerken | brontekst bewerken]

Toen dit gebied nog Upper Hillberry Corner heette maakte het ook al deel uit van de Highroads Course en de Four Inch Course, waarop tussen 1904 en 1911 de Gordon Bennett Trial en de Tourist Trophy voor auto's werden verreden, en later lag het ook in de Clypse Course die van 1954 tot 1959 werd gebruikt voor de Lightweight TT, de Ultra-Lightweight TT en de Sidecar TT.

Naamgeving[bewerken | brontekst bewerken]

Upper Hillberry Corner en Telegraph Hill[bewerken | brontekst bewerken]

De naam "Upper Hillberry" is ontstaan omdat het gebied noordelijker én hoger ligt dan Hillberry Corner, die dichter bij de stad Douglas ligt. Het ligt ook ongeveer 200 meter boven zeeniveau en kijkt uit over de Ierse Zee. Wellicht heeft er ooit een semafoor gestaan en kreeg het daarom de naam "Telegraph Hill".

O'Donnell's[bewerken | brontekst bewerken]

Vlak voor de bocht de naam Brandish Corner kreeg werd de bocht O'Donnell's genoemd. Dat blijkt uit een verslag uit 1913, dat melding maakt van "een bult in de weg bij O'Donnell's die tijdens de race veranderd was in een geul, waardoor verschrikkelijke sprongen en wobbles ontstonden." De oorsprong van de naam is niet bekend, maar waarschijnlijk stamt hij, zoals gebruikelijk op het eiland Man, van een nabijgelegen boerderij of grondstuk.

Brandish Corner[bewerken | brontekst bewerken]

Upper Hillberry Corner werd lang beschouwd als een van de lastigste bochten van het circuit en er vonden dan ook veel valpartijen plaats, maar nooit dodelijke ongelukken. In 1923 viel Walter Brandish hier met zijn Triumph Ricardo waarbij hij een been brak. Toen kreeg de bocht zijn naam. Het was de eerste keer dat een bocht naar een coureur genoemd werd.

Circuitverloop[bewerken | brontekst bewerken]

Hoewel er al vanaf 1911 met motorfietsen geracet werd, begon men pas halverwege de jaren twintig te werken met "tar sprayed macadam". Dat verbeterde de weg weliswaar iets, maar volwaardig asfalt was het nog niet. De snelheid lag vóór het aanremmen van Brandish Corner zelfs in de beginjaren erg hoog, want de coureurs die bij Creg-ny-Baa de bocht namen konden ongeveer 1½ kilometer helling af rijden langs Gob-ny-Geay, waardoor ze tegenwoordig ruim 300 km/h halen. Toen Walter Brandish onderuit ging waren de snelheden veel lager, maar in die tijd maakte het draaiboek van de TT ook nog geen melding van een "flagman", marshal of politieagent die dienstdeed tussen Creg-ny-Baa en Hillberry Corner. In 1931 werd de weg bij Brandish Corner breder doordat de sloot in de binnenbocht gedempt werd. Ervaren coureurs dachten dat ze ongeveer 15 km/h sneller door de bocht konden. Na de Tweede Wereldoorlog werd het binnenste talud verwijderd, maar het wegdek werd niet aangepast, zodat de bocht weliswaar overzichtelijker maar niet sneller werd. Er werd in die tijd een wit hek in de binnenbocht geplaatst. In de jaren vijftig liepen de snelheden zo hoog op dat de organisatie zich zorgen begon te maken over Brandish Corner. Er werd vóór de bocht als waarschuwing een rode lijn over de weg getrokken. De coureurs konden zich soms vergissen in de kwaliteit van hun remmen, die nog erg heet waren na de harde beremming voor Creg-ny-Baa. Als ondersteuning voor de remmen gingen ze vaak al vroeg rechtop zitten om wind te vangen. Het rempunt veranderde in de loop van de jaren niet veel, want met het toenemen van de snelheid werden ook de remmen en de banden steeds beter. Dat bleek onder andere uit een gesprek in 2000 tussen Charlie Williams en de familie Jefferies. Tony Jefferies racete van 1968 tot 1973, Nick Jefferies van 1975 tot 2013 en Tony's zoon David Jefferies van 1996 tot aan zijn dood in 2003. Zij hadden verschillende snelheden meegemaakt, maar vertelden dat de rempunten, met name bij Brandish Corner, niet veranderden. De taluds aan beide kanten van de weg maakten Brandish Corner tot een lastige bocht en een aantal coureurs kwam er slechts met geluk doorheen. Joey Dunlop zei zelfs over de bocht: "Om eerlijk te zijn ben ik er bang voor. Er is geen ruimte en het gaat zo hard." Foto's uit de jaren nul tonen toch weer een laag talud in de binnenbocht, evenals een talud in de buitenbocht. In de winter van 2006-2007 werd er hard gewerkt: Beide taluds werden helemaal verwijderd en de bocht werd nu zo overzichtelijk en ruim dat de doorgetrokken streep voor het normale, dagelijkse verkeer zelfs werd vervangen door een onderbroken streep. Tot dat moment konden de coureurs er met een snelheid van ca. 100 km/h doorheen, maar John McGuinness schatte dat het nu wel 240 km/h was, dat de vernieuwing het circuit 3 seconden sneller maakte en dat het nu de gemakkelijkste bocht van allemaal was geworden.

In Brandish Corner staat een permanente race marshal shelter, die ver van de baan in de buitenbocht staat waardoor de marshals het circuit kunnen overzien van Gob-ny-Geay tot aan Hillberry Corner.

Gebeurtenissen bij Brandish Corner[bewerken | brontekst bewerken]