Caledonia (plantage)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Caledonia
Land Suriname
Waterlichamen Saramacca
Produceert Koffieboon
Beschreven op www.surinameplantages.com
Plantage Caledonia: Andries Augustus Boom (met witte schoenen) en drie andere personen zittend op de trap van de planterswoning, ca. 1912 (Uit het fotoalbum over het leven van de familie Gonggrijp in Suriname). Fotograaf onbekend. Collectie Rijksmuseum.

Caledonia, ook wel Caledonië, is een voormalige koffieplantage langs de Saramacca (rivier) in Suriname. De naam Caledonia is een romantische verwijzing naar Schotland.

In 1819 was Caledonia om onduidelijke redenen een verlaten terrein. In 1828 was de koffieplantage eigendom van de erfgenamen van W.A. Carstairs, een planter uit Schotland. De familie Carstairs verbouwde op dat moment koffie en cacao op een grondgebied van 322 hectare (750 'akkers'). De plantage groeide uit tot 750 hectare in 1832.[1]

Steiger bij plantage Caledonia, ca. 1912

Caledonia is de Romeinse naam voor Schotland. De Carstairs waren katholiek en lieten al in de jaren veertig van de 19e eeuw missionarissen toe tot hun plantages, zodat veel slaafgemaakten katholiek gedoopt waren. De koloniale regering gedoogde dit.[2]

Bij de emancipatie van de slaafgemaakten in 1863 was de koffieproductiegrond nog maar 430 hectare groot. De twintig vrijgemaakte slaven van Caledonia kregen op dat moment de volgende, Nederlandstalige familienamen toebedeeld: Aal, Agaat, Baan, Beuk, Billijk, Boksdoorn, Dijk, Flink, Fruit, Gast, Jaag, Kloos, Kunst, Laan, Lijst, Noop, Plaat, Plein, Reuspel, Rink, Ruit, Sijs, Snaar, Troon, Troost, Tulp, Voors, Wand, Wigt, Wijzer, Zelts en Zoom.[3] De eigenaren F. Carstairs en J. Carstairs ontvingen bij hun vrijmaking van de staat 6.000 gulden tegemoetkoming.

Zie de categorie Caledonia, Suriname van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.