Naar inhoud springen

Blauwe kiekendief

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Circus cyaneus)
Blauwe kiekendief
IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2021)
Mannetje
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Aves (Vogels)
Orde:Accipitriformes
Familie:Accipitridae (Havikachtigen)
Geslacht:Circus (Kiekendieven)
Soort
Circus cyaneus
(Linnaeus, 1766)
Vrouwtje

Verspreidingsgebied van de blauwe kiekendief

 als zomergast (lichtgroen)
 als jaarvogel (donkergroen)
 als wintergast (blauw)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Blauwe kiekendief op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Vogels

De blauwe kiekendief (Circus cyaneus) is een roofvogel uit de familie der havikachtigen (Accipitridae).

Het vrouwtje is groter dan het mannetje en bruin met een witte stuit. Mannetjes zijn effen blauwgrijs. De poten en ogen zijn geel. Een volwassen vogel is 45 tot 55 cm groot, 350 tot 525 gram zwaar en heeft een spanwijdte van 97-118 cm.

Deze trekvogel vliegt tijdens zijn zoektocht naar prooi laag boven de grond. Met zijn scherpe ogen en goed gehoor lokaliseert hij kleine zoogdieren en vogels in de vegetatie.

Voortplanting

[bewerken | brontekst bewerken]

Het nest bevindt zich op de grond, vaak in hoge vegetatie en is samengesteld uit takjes en plantenstengels. Deze vegetatie moet bescherming bieden tegen de vos. Een legsel bestaat meestal uit vier tot vijf witte eieren.

De hoofdprooi is het konijn, maar zangvogels en muizen zijn ook belangrijke voedselbronnen.

Ze leven vooral in open, vochtige gebieden zoals moerassen en oevergebieden in Noord- en Midden-Amerika, Europa en Azië.[2] In de winter komen Scandinavische blauwe kiekendieven Nederland binnen om te overwinteren. Zij jagen hier dan op veldmuizen.

Beschermingsstatus

[bewerken | brontekst bewerken]

Het aantal broedparen in Nederland daalt sterk sinds 1993 en de blauwe kiekendief is intussen een zeer schaarse broedvogel.[3] De vogelsoort, hoewel internationaal geen bedreigde soort,[1] staat daarom als gevoelig op de Nederlandse rode lijst.

De soort heeft een aantal broedplaatsen op de Waddeneilanden, in de Dintelse Gorzen, de Oostvaardersplassen, de Meinweg en zeer verspreid in het noorden van Nederland. In 2000 bedroeg het aantal broedparen hoogstens 100 paar,[4] in de periode 2005-2008 was dit afgenomen tot 34-51 paar en in 2020 is het aantal broedparen verder afgenomen tot 12 paar,[3] in 2024 waren er nog maar 3 broedparen over.