Cisterciënzenklooster van Leubus

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Cisterciënzenklooster van Leubus
Kloster Leubus
Abbatia Lubensis
Opactwo Cysterskie w Lubiążu
Het Klooster van Leubus in 1900,gelegen aan de Oder
Land Vlag van Polen Polen
Regio Woiwodschap Neder-Silezië
Plaats Leubus
Coördinaten 51° 16′ NB, 16° 28′ OL
Religie Rooms-katholieke kerk
Kloosterorde Orde der Cisterciënzers
Gebouwd in 1185
Uitbreiding(en) 1681-1720
Restauratie(s) sinds 1989
Huidige bestemming klooster tot 1810, tegenwoordig museum en bezinningscentrum
Gewijd aan Maria
Architectuur
Stijlperiode Barok
Afmeting 223 meter en daarmee groter dan het Klooster/ Paleis Escorial, nabij Madrid
Prent met het historische klooster in haar hoogtijdagen in de 18e eeuw
Een deel van het voormalige kloostercomplex in de huidige tijd
Portaal  Portaalicoon   Religie

Het Cisterciënzenklooster van Leubus (Pools:Opactwo Cysterskie w Lubiążu) (Latijn: Abbatia Lubensis) en veel bekender onder zijn Duitse naam: Kloster Leubus in de gelijknamige plaats en is gelegen in Silezië en het grootste en oudste klooster van deze regio. Het klooster ligt op 54 km van de Silezische hoofdstad Wrocław / Breslau aan de rivier de Oder, in de gelijknamige laagvlakte. Deze abdij werd gesticht als dochterabdij van de Cisterciënzenabdij van Pforta in de omgeving van de stad Naumburg (Saale), waarvan de moederabdij de Franse Abdij van Morimond in het toenmalige graafschap Champagne was. Klooster Leubus stichtte zelf meerdere dochterabdijen in Koejavië, Klein-Polen en Silezië, waaronder het Cisterciënzenklooster van Kamenz, de Mogiła-abdij in Nowa Huta bij Krakau en indirect de Abdij van Grüssau. Het klooster is een van de grootste in zijn soort door de 223 meter lange hoofdgevel van het Klooster Leubus, langer dan die van de het Paleis/Klooster Escorial met een lengte van 207 meter, in de omgeving van het Spaanse Madrid. Tegenwoordig bevinden zich in het gebouwencomplex, een museum en een bezinningscentrum.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Het Cisterciënzenklooster werd formeel gesticht, via een charter uit 1175, door de Piastische hertog van Silezië-Breslau Bołeslaw I de Lange. Echter waren er in 1163 al monniken van de cisterciënzerabdij van Sint-Maria aan bij de poort uit de omgeving van Naumburg in Leubus aangekomen en stichtten de nieuwe abdij op de toen dichtbeboste oever van de Oder, waar ze al begonnen waren met het omkappen van bomen. Leubus ontwikkelde zich tot de belangrijkste abdij van Silezië en speelde een belangrijke rol bij de migratie naar en bevolken van en de ontwikkeling van het land. Vanaf hier werden vanaf 1220 nog zeven kloosters in Polen gesticht.

In 1432 werd de abdij door hussieten vernield en drie broeders (Johannes Cossek, Petrus Bogener en Stefanus) en een knecht van de abdij werden gedood door de hussieten. Zij worden door de katholieke kerk vereerd als de Martelaren van Leubus.[1] In de Dertigjarige Oorlog werden de abdij en haar goederen opnieuw verwoest, onder de bezielende leiding van abt Arnold Freiberger werd het klooster hebouwd. Het huidige grotendeels in Barokstijl, gebouwde klooster werd gebouwd tussen 1681 en 1720. De Kloosterkerk stamt echter uit de Gotiek. De abdij werd in 1810 afgeschaft en geseculariseerd.

Gebouwen[bewerken | brontekst bewerken]

In het klooster zijn veel schilderijen van de kunstenaar Michael Willmann te vinden. Willmann wordt ook wel de Silezische Rembrandt van Rijn genoemd. In de crypte van het kloostercomplex bevinden zich 98 gemummificeerde lichamen van Silezische hertogen/hertoginnen, die over het gebied heersten tussen 1138 en 1681.

Afbeeldingen[bewerken | brontekst bewerken]