Clarence (netwerk)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Clarence
Gedenkteken in Luik
Oprichting 1939
Ontbinding 1944
Land Vlag van België België
Onderdeel van Belgisch verzet
Type Inlichtingennetwerk
Deelname Tweede Wereldoorlog

Het Clarence-netwerk (Frans: Réseau Clarence) was een Belgisch-Frans inlichtingennetwerk tijdens de Tweede Wereldoorlog, opgericht door Walthère Dewé.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De oprichter Walthère Dewé was ingenieur in de telecommunicatie en werkte bij de RTT, die later Belgacom zou gaan heten.[1] Hij werd in 1939 gecontacteerd door de Britse Secret Intelligence Service om een inlichtingennetwerk op te zetten. Hij richtte eerst het Corps d'Observation Belge (COB) op, bestaande uit Belgische zakenmensen. Onder dekking van hun commerciële connecties met Duitsland voerden deze agenten industriële spionage om de Duitse oorlogsvoorbereidingen te volgen.

In juni 1940, vanaf het begin van de Duitse bezetting van België, begon Dewé met het bespioneren van de Wehrmacht, samen met zijn naaste medewerker Hector Demarque. Demarques oorlogsnaam was "Clarence" en naar deze naam heeft Dewé het netwerk vernoemd. De eerste vergadering van de Raad van Bestuur vond plaats in Elsene bij een voormalig lid van het oude Dame Blanche-netwerk, de 75-jarige Thérèse de Radiguès.[2]

Structuur[bewerken | brontekst bewerken]

Er bestonden drie persoonlijke niveaus. Men begon als helper voor hand-en-spandiensten, daarna werd men lid en na verloop van tijd agent. Daarvoor moesten de leden een eed afleggen, waarmee zij zich aan de groep bonden voor de hele duur van de oorlog.[3]

Het netwerk werd van bovenaf georganiseerd volgens het model van het Dame Blanche-netwerk uit de Eerste Wereldoorlog. Het bestond uit een stuurgroep, negen provinciale sectoren, een mobiele sector en een sector voor Frankrijk. De provinciale sectoren waren onderverdeeld in secties, subsecties en cellen. Het had een gesloten celstructuur, ook cloisonnement genoemd. Een lid kende alleen de persoon boven hem (of haar) en de personen onder hem of haar. Men mocht geen lid zijn van meerdere verzetsgroepen, men mocht niet verschillende soorten van verzetsactiviteiten ontplooien. Hoe minder de leden wisten, hoe veiliger dat was voor de hele groep. Het was immers nooit uitgesloten dat de Abwehr een lid zou oppakken dat door martelingen tot bekentenissen zou overgaan. En wat men niet weet, kan men ook niet verder vertellen. Wegens het strikte principe van de cloisonnement weigerde het inlichtingennetwerk Clarence, steun te geven aan ontsnappingslijnen voor vluchtelingen. Het netwerk Luc-Marc deed dit wel, zowel voor Franse vluchtelingen als voor 'piloten' van de Royal Air Force.[4] Er waren ook mensen, die die regel omzeilden, doordat de één bijvoorbeeld bij Clarence was en de ander bij Luc-Marc. Dit was het geval bij twee monniken van de Abdij van Val-Dieu, Abdij van Val-Dieu.

Activiteiten[bewerken | brontekst bewerken]

De voor de SIS interessante inlichtingen, die Clarence kon leveren, waren vooral bewegingen van de Duitse troepen. Die vonden voornamelijk plaats over het spoor en de grote wegen. Die observaties begonnen al tijdens de 18-daagse veldtocht (de tijd tussen het begin van de Duitse invasie op 10 mei 1940 tot aan de capitulatie van de Belgische troepen). Het treinverkeer tussen Duitsland en België passeerde (en passeert) bijna altijd het knooppunt Visé (Nederlands: Wezet) waar twee belangrijke lijnen elkaar kruisen, met elkaar verbonden door een lus:[5]

  • lijn 24 vanuit Aken via Montzen, die bij station Visé-Haut de Maas over een hoog viaduct overstak en van daar doorliep naar Tongeren en verder België in
  • lijn 40 met het station Visé-Bas, vanuit het Ruhrgebied via Venlo en Maastricht naar Luik.[6]

De transporten over de weg moesten eveneens worden geobserveerd en ook hier speelde het grensoverschrijdend verkeer met Duitsland een centrale rol. De belangrijkste grensovergang voor spoor- en wegverkeer lag bij Welkenraedt, westelijk van Eupen. (Eupen was in die tijd bij Duitsland ingelijfd.)

In het begin was het moeilijk, de berichten door te geven, omdat er geen verbinding met Londen berichten moesten met een morsesleutel worden ingevoerd en dat moest zo snel mogelijk gaan, vanwege het gevaar, gepeild te worden. Maar goede want snelle telegrafisten waren nog niet opgeleid en de weinige zenders moesten voortdurend van de ene plaats naar de andere worden gebracht, eveneens om peilingen te bemoeilijken. Maar in januari 1941, dankzij parachutedroppingen van meer en betere radiozenders, werd de verbinding met Londen definitief gevestigd. Het netwerk kon 872 radioberichten verzenden, 163 rapporten met inbegrip van kaarten, tekeningen en foto's en 92 brieven die via Frankrijk en Spanje naar Engeland werden gestuurd. Niettegenstaande de dood van Dewé op 14 januari 1944 (die op straat werd doodgeschoten) bleef het netwerk operationeel tot het einde van 1944.[7]

Claude Dansey, hoofd van de SIS, verklaarde aan het einde van de oorlog dat door de kwaliteit en hoeveelheid van berichten en documenten het Clarence-netwerk de eerste plaats innam onder de militaire inlichtingennetwerken van alle bezette gebieden in Europa.

Gesneuvelden[bewerken | brontekst bewerken]

Lijst van maisondusouvenir.be [8]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]