Duma (Westelijke Jordaanoever)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Duma
دوما
Plaats in Palestina Vlag van Palestina
Duma (Palestina)
Duma
Situering
Gouvernement Nablus
Coördinaten 32° 3′ NB, 35° 22′ OL
Algemeen
Inwoners
(2016)
2547[1]
Hoogte 617 m
Foto's
Duma, januari 2014
Duma, januari 2014
Portaal  Portaalicoon   Azië

Duma (Arabisch: دوما ) of Doma is een Palestijnse plaats op de Westelijke Jordaanoever in het gouvernement Nablus. Het ligt ongeveer 25 km ten zuidoosten van de stad Nablus. In het noorden grenst het aan het dorp Majdal Bani Fadel, in het westen aan Qusra en Jalud, in het zuiden aan Khirbat Mughir. Ten oosten van Duma ligt de Jordaanvallei. Van de totale oppervlakte van 18000 dunam beslaat de bebouwing ongeveer 200 dunam. In het dorp zijn drie bronnen: Ein Doma, Rashash en Um Amir, en even buiten het dorp Fasayel, de grootste bron.

De bewoners leven van de oogst van niet-geïrrigeerde grond en het verbouwen van fruit- en olijfbomen en het houden van schapen. Een groot aantal bewoners, waaronder het hoofd van de gemeenteraad[2] is van het geslacht Dahwabsheh. In 2016 had het dorp ruim 2500 inwoners.

Tijdens het Britse Mandaat[bewerken | brontekst bewerken]

Aan het begin van het Britse Mandaatgebied Palestina, dat duurde van 1922 tot mei 1948, bestond de bevolking van Duma uit 155 uitsluitend moslims.[3] In 1945 had Duma een bevolking van 310 moslims[4] en bezat 17.351 dunam land, waarvan 4656 dunam gecultiveerd en beplant was.[5]

Periode van 1948-1967[bewerken | brontekst bewerken]

Na het uitroepen van de staat Israël en de verovering van een groot deel van Palestina in Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948 die daaruit voortkwam, kwam Duma te liggen binnen de wapenstilstandsgrens met Jordanië. Dit deel van Palestina binnen de Groene Lijn kwam onder Jordaans bestuur en werd de Westelijke Jordaanoever genoemd.

Sinds 1967[bewerken | brontekst bewerken]

Militaire bezetting[bewerken | brontekst bewerken]

In de Juni-oorlog van 1967 veroverde Israël de Westelijke Jordaanoever op Jordanië en confisqueerde tijdens de daaropvolgende militaire bezetting ongeveer 10.000 dunams van Duma ten oosten van het dorp. Op het grondgebied van dit dorp, met de daarop gelegen Fasayel-bron werden Israëlische nederzettingen gebouwd, Ma'ale Efraïm ten noordoosten en Cafat Rachel ten zuidwesten van Duma. De bron werd aan de bewoners onttrokken en naar de nederzettingen geleid. Conform de Oslo-akkoorden van 1993 heeft het Israëlische leger de volledige controle over de veiligheid van het gebied rondom Nablus. Sinds 2008 zijn er door de Israëlische bezettingsautoriteiten voor de Palestijnse bewoners beperkingen ingesteld en ingewikkelde, dure regels aan hen opgelegd voor de bouw of uitbreiding van woningen in Duma, met name in het C-gebied. Vergunningen worden niet afgegeven en bestaande huizen, waaronder die van de Dawabsheh-families, worden met verwoesting bedreigd. Voor de bevolking heeft dit geleid tot ernstige economische gevolgen en afhankelijkheid van humanitaire hulp.[6]

Spanningen[bewerken | brontekst bewerken]

Price tag (Hebreeuws 'Wraak') op het in brand gestoken huis in Duma, 31 juli 2015
Het huis van de familie Dawabsheh na de brandstichting

Op 31 juli 2015 werden in Duma twee huizen van Palestijnse inwoners in brand gestoken door joods-extremistische jongeren, ('The Revolt'), uit omliggende buitenposten (outposts) van de nederzettingen. Daarbij kwamen drie mensen om het leven, onder wie een kind van 18 maanden oud; een ouder broertje werd levensgevaarlijk gewond. Enkele dagen voor deze aanslag hadden er hevige spanningen plaatsgevonden tussen kolonisten en de Israëlische autoriteiten over de sloop van twee illegale bouwwerken op Palestijns grondgebied. De Israëlische premier Benjamin Netanyahu had daarna de start voor de bouw van 300 geplande woningen in de nederzetting Beit El ten zuiden van Duma goedgekeurd.[7] Palestijnse functionarissen hielden Israël ervoor verantwoordelijk. Netanyahu en minister van defensie Ya'alon veroordeelden de aanslag als terroristische aanslag.[8] Een van de hoofdverdachten was Meir Ettinger, de kleinzoon van rabbijn Meir Kahane.[9] Een paar terroristen hadden een dubbel paspoort.[10] Twee Israëliërs werden aangeklaagd voor deze aanslag.[11] In maart 2016 brak brand uit in de naastgelegen woning van hoofdgetuige Ibrahim Dahwabsheh.[12] In juli 2018 werd de hoofdverdachte vrijgelaten.[13]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]