Dwerggroei
![]() |
Neem het voorbehoud bij medische informatie in acht. Raadpleeg bij gezondheidsklachten een arts. |

Dwerggroei is een medische conditie waarin een mens of dier achterblijvende lengtegroei doormaakt. De meest voorkomende en herkenbare vorm van dwerggroei bij mensen (ongeveer 70% van de gevallen) is achondroplasie, een genetische aandoening waarbij de ledematen klein zijn. Groeihormoondeficiënties zijn verantwoordelijk voor veel van de resterende gevallen.
Er worden twee vormen van dwerggroei onderscheiden: bij proportionele dwerggroei hebben de ledematen hun typische verhoudingen, bij disproportionele dwerggroei is dat niet het geval. Intelligentie en levensverwachting zijn in de meeste gevallen normaal.
Naast het medische aspect van de aandoening zijn er ook sociale aspecten. Individuen met dwerggroei kunnen worden geconfronteerd met discriminatie, vanaf kindertijd tot op de volwassen leeftijd. De termen dwerg en lilliputter worden soms als beledigend beschouwd.[1][2] Een meer aanvaarde term is kleine mensen.
Dwerggroei[bewerken | brontekst bewerken]
Dwerggroei kan ontstaan door meer dan 200 medische aandoeningen,[3] waaronder achondroplasie (met een gemiddelde eindlengte van 1,31 m bij mannen en 1,24 m bij vrouwen[4]) en primordiale dwerggroei, een vorm die wordt onderscheiden van achondroplasie door de relatief correcte verhoudingen van ledematen in vergelijking met de rest van het lichaam. Achondroplasie is met circa 70% de meest voorkomende oorzaak voor een korte gestalte.
Verleden[bewerken | brontekst bewerken]
In het verleden hadden veel edellieden een dwerg als nar of gezelschap. Zo was Antoine Payen een hofdwerg van de aartshertogen Albrecht en Isabella. Koningin Maria-Theresia van Spanje had een zestal dwergen als gezelschap.
Zeer kleine mensen traden vroeger geregeld op in variététheaters. Bij sommige evenementen werden tot ver in de twintigste eeuw wel wedstrijden dwergwerpen georganiseerd waarbij met een kortgebouwde persoon gegooid werd. In 2002 bepaalde het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties inzake de kwestie van de Franse dwerg Manuel Wackenheim, die al sinds 1991 een juridische strijd had gevoerd tegen het feit dat een verbod op dwergwerpen hem belemmerde in het uitoefenen van zijn beroep maar daarin steeds in het ongelijk was gesteld,[5][6] dat het verbod van de Franse staat op dwergwerpen niet discriminatoir was.[7][8]
Dwerggroei in de mythologie en de kunst[bewerken | brontekst bewerken]
In veel mythen en oude verhalen - en moderne varianten daarop, bijvoorbeeld in de fictie van Tolkien en Terry Pratchett - spelen vaak dwergen een rol. Bij deze karakters is vaak de kleine en robuuste gestalte van achondroplasie herkenbaar. In de film worden voor speciale effecten vaak acteurs met achondroplasie ingezet, met name in sprookjes en fantasy-films (bv. Willow, Sjakie en de chocoladefabriek, Time Bandits). Ook krijgen ze vaak rollen omwille van het komisch effect, bijvoorbeeld in Austin Powers. In het door Arthur Japin geschreven boek 'De grote wereld' wordt het leven van een klein mens aan het begin van de 20e eeuw beschreven.
Beelden van dwergen waren al in de Romeinse tijd geliefd. De Romeinen beeldden dwergen af met overdreven grote geslachtsorganen. In gekuiste vorm komen beelden van dwergen in de renaissance weer terug in het repertoire van de tuinbeelden. Een van de oudste exemplaren is in de Boboli-tuinen in Florence te vinden. In Duitsland vinden we portretten van dwergen terug in de Residentie van Würzburg, waar burgers, leveranciers en niet-adellijke personen aan het hof zoals muzikanten, als dwergen zijn afgebeeld, en Salzburg. De feodale en absolute heersers vermaakten zich met het beeld van hun machteloze onderdanen als dwerg. De Salzburgse tuinbeelden staan model voor de latere tuindwergen van de 19e-eeuwse burgerlijke cultuur. Pas in de 20e eeuw gingen alle tuindwergjes en tuinkabouters op Disney-figuurtjes lijken.
In 2006 schreef de Nederlandse auteur Arthur Japin als boekenweekgeschenk de novelle De grote wereld over de lotgevallen van kleine mensen die in Lilliputia als levende attracties te bezichtigen waren.
Lilliputter[bewerken | brontekst bewerken]
Een lilliputter is een bewoner van het fictieve eiland Lilliput uit Gullivers reizen (1726) van de Ierse schrijver Jonathan Swift, waar uitsluitend zeer kleine mensen wonen. In Engeland, Nederland en in diverse andere landen zorgde het boek ervoor dat het woord lilliputter ingeburgerd raakte als synoniem voor klein mens, hoewel zo iemand heel anders is dan een bewoner van Lilliput.
Afbeeldingen[bewerken | brontekst bewerken]
-
Braccio di Bartolo, de dwerg van Cosimo de Medici vereeuwigd in de Boboli-tuinen door Valerio Cioli
-
De Duitse keizerin en Adolph Menzel in 1908
-
Vaudeville-artiesten 'Robinson en Grant' in 1907
Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]
Externe link[bewerken | brontekst bewerken]
Bronnen, noten en/of referenties
|