Eerste Kamer der Staten-Generaal

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door XXBlackburnXx (overleg | bijdragen) op 16 mrt 2020 om 11:34. (Wijzigingen door 86.80.177.225 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door 82.168.247.47)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Wetgevend orgaan van Vlag van Nederland Nederland
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Algemene informatie
Opgericht in 1815
Aantal leden 75
Ontmoetingsplaats Den Haag
Huidige legislatuur
Voorzitter Jan Anthonie Bruijn (VVD)
Griffier Remco Nehmelman
Portaal  Portaalicoon   Politiek
De Eerste Kamer in debat

De Eerste Kamer der Staten-Generaal, kortweg Eerste Kamer of Senaat, vormt, tezamen met de Tweede Kamer, de Nederlandse Staten-Generaal. De Kamer heeft 75 zetels. De leden worden voor vier jaar gekozen door de leden van de Provinciale Staten van alle provincies en, vanaf 2019, ook door de leden van het Kiescollege voor de Eerste Kamer in Caribisch Nederland.

Vergeleken met de Tweede Kamer heeft de Eerste Kamer minder rechten en bevoegdheden. De leden van de Eerste Kamer komen in principe slechts één dag in de week (op dinsdag) bijeen om de wetsontwerpen die al door de Tweede Kamer zijn aangenomen, nog eens te bespreken en erover te stemmen. Ze letten daarbij vooral op de technische kanten van het voorstel: de deugdelijkheid van de wet en de samenhang met andere wetten.

Geschiedenis

De Eerste Kamer werd in 1815 gevormd door de splitsing van de Staten-Generaal in twee kamers, op verzoek van de Zuidelijke Nederlanden die de adel een plaats in het parlement wilden geven. De Noordelijke Nederlanden aanvaardden dit, onder de voorwaarde dat niet alleen adel lid kon worden, maar allen die "door diensten aan den Staat bewezen, door hunne geboorte of gegoedheid onder de aanzienlijksten van de lande behoren".[1] De Koning benoemde de leden van de Eerste Kamer voor het leven, de reden dat de Eerste Kamer gezien werd als het 'bolwerk van de Kroon'. In de Zuidelijke Nederlanden werd nog harder over de Eerste Kamer geoordeeld. Daar werd het de ménagerie du roi (dierentuin van de koning) genoemd. De leden hadden (en hebben) geen recht van initiatief.[2] Vergaderd werd in de Trêveszaal in 's-Gravenhage.

De onafhankelijkheid van België en de grondwetsherziening van 1840 veranderden niets aan de Eerste Kamer. Aanpassingen kwamen er pas bij de grondwetsherziening van 1848. De commissie-Thorbecke adviseerde indertijd een rechtstreekse verkiezing, met een zittingstermijn van drie jaar. Alleen personen die behoorden tot de "hoogst aangeslagenen in de belasting" zouden lid mogen worden,[2] maar eigenlijk wilde Thorbecke de Eerste Kamer opheffen; hij zag er het nut niet van in. Voor hem was het een instituut "zonder grond en zonder doel".[2] De meerderheid van de commissie deelde die mening niet. Uiteindelijk werd besloten dat de leden door die van Provinciale Staten gekozen werden uit de duizend personen die de meeste belasting betaalden. De zittingstermijn werd op negen jaar gesteld, waarbij na elke drie jaar een derde aftrad.[2] Het werd de leden niet toegestaan om amendementen in te dienen of te vragen om onderzoek, evenmin verkregen ze het recht van initiatief. Het werd de Eerste Kamer wel toegestaan om een minister om inlichtingen te vragen. Ook werd bepaald dat de vergaderingen openbaar werden.[2] Om buitenstaanders toe te kunnen laten, verhuisden de vergaderingen naar de voormalige vergaderzaal van de Staten van Holland. Daar vergadert de Eerste Kamer nog steeds.

Bij de grondwetsherziening van 1887 veranderde de inkomenseis voor de Eerste Kamer. Burgers die een "hoog en gewichtig ambt bekleedden of hadden bekleed" konden vanaf dat moment ook verkozen worden.[1][3] Het aantal Eerste Kamerleden werd verhoogd van 39 naar 50.

Bij de grondwetsherziening van 1917 verkregen vrouwen het passieve kiesrecht voor de Eerste Kamer, en werden alle overige beperkingen om lid te mogen worden opgeheven. Het meerderheidsstelsel werd vervangen door een evenredige vertegenwoordiging.[1] In november 1918 gingen er stemmen op om de Eerste Kamer af te schaffen. Tweede Kamerlid Visser van IJzendoorn kreeg bekendheid om zijn uitspraak dat bij opheffing alleen de boden van de Eerste Kamer zouden treuren. De regering kwam met een voorstel om de zittingsduur terug te brengen tot vier jaar en tegelijkertijd met de ontbinding van de Eerste Kamer ook de Provinciale Staten te ontbinden, waarvan de leden wel die van de Eerste Kamer zouden blijven kiezen. Het voorstel werd in de Eerste Kamer verworpen, waarop de voorzitter van de ministerraad Charles Ruijs de Beerenbrouck het plan indiende om de zittingsduur naar zes jaar te verlagen en elke drie jaar de helft van de leden te laten kiezen door de helft van de Provinciale Staten. Beide Kamers gingen in 1922 akkoord.[4]

In 1956 ging het aantal zetels van 50 naar 75 en in 1983 werd de zittingsduur verminderd tot vier jaar, en werd ook ingevoerd dat iedereen steeds tegelijk gekozen wordt. Bij de grondwetswijziging van 2017 werd bepaald dat de leden van de Eerste Kamer mede gekozen zullen worden door de gekozen leden van een nieuw orgaan, het Kiescollege voor de Eerste Kamer in Caribisch Nederland. Dit werd voor het eerst toegepst bij de Eerste Kamerverkiezingen 2019.

Bevoegdheden

De Eerste Kamer is samen met de Tweede Kamer medewetgever: alle wetten moeten door de Senaat worden goedgekeurd. Dit houdt ook in het budgetrecht, omdat de Rijksbegroting in de vorm van wetsontwerpen door de regering wordt ingediend. Dit is een belangrijk middel om de regering te dwingen te luisteren naar het parlement.

In tegenstelling tot de Tweede Kamer heeft de Eerste Kamer geen recht van amendement. Ze kan de wetten die zijn goedgekeurd door de Tweede Kamer niet meer wijzigen, doch slechts goed- of afkeuren. Maar doordat de debatten met de bewindslieden deel uitmaken van de interpretatie, kunnen de toezeggingen van de ministers en staatssecretarissen wel gebruikt worden in rechtszaken wanneer deze iets zeggen over de toepassing van de wet. De Kamer kan in praktijk de minister ook dwingen een novelle, een aanvulling / wijziging op het wetsvoorstel, in te dienen bij de Tweede Kamer. De Eerste Kamer stelt de stemming over de wet dan uit tot de Tweede Kamer de novelle heeft goedgekeurd, en de Eerste Kamer over beide kan stemmen. In praktijk is dit dus een wijziging van het wetsvoorstel, hoewel het aan de regering of de Tweede Kamer blijft om die novelle in te dienen.

De Eerste Kamer kan, in tegenstelling tot de Tweede Kamer, ook geen initiatiefwetsvoorstel indienen. Het verschil tussen de Kamers werd door de mede-opsteller van de grondwet van 1848 Donker Curtius zo geformuleerd:"De Tweede Kamer moet het goede stichten, de Eerste Kamer het kwade tegenhouden".

De Eerste Kamer heeft wel net als de Tweede Kamer het recht op informatie, wat betekent dat de leden Kamervragen kunnen stellen (doch in tegenstelling tot de Tweede Kamer alleen schriftelijke), een debat met de minister kunnen aanvragen, het recht van interpellatie, en hierbij moties kunnen indienen. Het recht op informatie betekent ook dat de Kamer een parlementaire enquête kan houden, hoewel de Eerste Kamer dit nog nooit heeft gedaan. Wel is in 2012 door de Eerste Kamer onderzoek gedaan naar het privatiserings- en verzelfstandigingsbeleid van overheidsdiensten en -bedrijven.

Een motie van afkeuring, wantrouwen of treurnis kan ook in de Eerste Kamer worden aangenomen. Over de vraag of een motie van wantrouwen ertoe dient te leiden dat de minister aftreedt bestaat onenigheid in de literatuur.[noten 1] Moties van wantrouwen worden in de Eerste Kamer zelden ingediend tegen individuele bewindslieden.[noten 2]

Hoewel de Eerste Kamer zich dus in de praktijk (de facto) bezighoudt met een laatste controle van wetgeving op degelijkheid en samenhang met andere wetten, heeft ze staatsrechtelijk (de jure) dezelfde bevoegdheden, met uitzondering van recht van amendement en het recht van initiatief waarvoor in de plaats een novelle kan worden ingediend ter aankondiging een wetsvoorstel te verwerpen als het ongewijzigd blijft. Een eventuele verandering is daarmee echter een nieuw voorstel, met het gebruikelijke verloop.

Stembiljet van de Eerste Kamer

Verkiezingen

Anders dan de Tweede Kamer wordt de Eerste Kamer niet rechtstreeks door de Nederlandse bevolking gekozen, maar getrapt, namelijk door de leden van de Provinciale Staten en, vanaf 2019, tevens door de leden van het Kiescollege voor de Eerste Kamer in Caribisch Nederland.

Sinds de grondwetsherziening van 1983 wordt de Eerste Kamer eens in de vier jaar gekozen. Dit gebeurt binnen drie maanden na de verkiezingen voor Provinciale Staten. De verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn in principe ook eens in de vier jaar, dus die voor de Eerste Kamer zijn in principe in een vast stadium van de zittingtermijn van de Tweede Kamer, bijvoorbeeld in 2019 halverwege. Dit verandert echter onder meer als een kabinet valt, omdat er dan vervroegde verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn, maar niet voor de Eerste Kamer.

Hoewel de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba al sinds 2010 als openbare lichamen onderdeel waren van Nederland, waren de bewoners van deze eilanden met een Nederlandse nationaliteit van 2010 tot 2017 niet vertegenwoordigd in de Eerste Kamer. Dit kwam door het systeem van getrapte verkiezingen via Provinciale Staten en het feit dat de eilanden niet onder een provincie vielen. Bij de grondwetswijziging van 2017 werd bepaald dat de leden van de Eerste Kamer mede gekozen zullen worden door de gekozen leden van een nieuw orgaan, het Kiescollege voor de Eerste Kamer in Caribisch Nederland. Dit zal voor het eerst effect hebben bij de Eerste Kamerverkiezingen van 2019.

Niet elk Statenlid c.q. lid van het Kiescollege heeft een even zware stem. Er wordt een 'weging' uitgevoerd waarbij een relatie wordt gelegd met het inwonertal van de provincie. Het inwonertal wordt gedeeld door het honderdvoud van het aantal leden van het betreffende orgaan. De uitkomst heet de stemwaarde. Zo had de provincie Groningen op 1 januari 2003 573.225 inwoners. Dit aantal wordt door 5500 (het toenmalig aantal Statenleden 55 × 100) gedeeld. De uitkomst daarvan is 104.

De op een partij in een provincie c.q. in het Kiescollege uitgebrachte stemmen worden vermenigvuldigd met de stemwaarde. De uitkomst van deze som heet stemcijfer. De zetelverdeling in de Eerste Kamer geschiedt met behulp van de kiesdeler. Deze wordt berekend door de som van de stemcijfers van alle provincies en openbare lichamen in Caribisch Nederland te delen door het aantal beschikbare zetels (75). Voor iedere partij wordt gekeken welk stemcijfer zij in totaal heeft behaald (in feite dus hoeveel stemmen zij heeft gekregen en welke stemwaarde die stemmen hadden). Dat totaal wordt gedeeld door de kiesdeler. De uitkomst van die deling levert het zetelaantal per partij op. Omdat de uitkomst bijna nooit een rond getal oplevert, blijven er reststemmen over, die kunnen leiden tot aanwijzing van een restzetel. Deze worden verdeeld aan de hand van een systeem van grootste gemiddelden.

De kandidaat-leden voeren geen verkiezingscampagne. De verkiezingen voor de Staten van de provincie kunnen echter wel een sterk landelijke component kennen, met name indien de regering in de Eerste Kamer geen meerderheid heeft, zoals het in 2010 aangetreden kabinet-Rutte I, dat met 37 leden van VVD, CDA en PVV, niet over de 38 zetels beschikte die de absolute meerderheid in de Senaat vormen.

Ontbinding

Zie Kamerontbinding voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Tot 1995 bepaalde de grondwet dat de Eerste Kamer in geval van grondwetsherziening net als de Tweede Kamer moest worden ontbonden. Door de invoering van de evenredige vertegenwoordiging en het feit dat alle leden van de Eerste Kamer sinds 1983 gelijktijdig verkozen worden door de Provinciale Staten (en sinds 2019 door de kiescolleges) heeft ontbinding van de Eerste Kamer doorgaans geen zin meer en is deze verplichting geschrapt. Doordat tussentijdse ontbinding van de Staten niet mogelijk is zal ontbinding van de senaat immers in de regel niet een andere samenstelling tot gevolg hebben. Om dezelfde reden vindt geen conflictontbinding plaats. Als de Eerste Kamer toch ontbonden wordt schrijft de grondwet voor dat de zittingsduur van de nieuwgekozen kamer eindigt op het tijdstip waarop de zittingsduur van de ontbonden kamer zou zijn geëindigd. Dit in verband met de koppeling van de Eerste Kamerverkiezingen aan die van de leden van de Provinciale Staten.[5] In 1986 leidde dit ertoe dat de (in verband met een grondwetsherziening) nieuwgekozen Eerste Kamer slechts een jaar zou zitten.[6]

De Eerste Kamer is met uitzondering van ontbindingen in het kader van een grondwetsherziening drie keer ontbonden: tweemaal, in 1850 en 1983, als gevolg van een verandering in het kiessysteem, en slechts eenmaal, in 1904, om politieke redenen.[7] De ontbinding in 1904 hield verband met de verwerping door de overwegend linkse Eerste Kamer van een wetsvoorstel van het rechtse kabinet-Kuyper tot wijziging van de Hoger Onderwijswet, en leidde door het toen nog geldende kiessysteem (de samenstelling van Provinciale Staten was intussen veranderd) wel tot een andere samenstelling van de senaat, waarna het wetsvoorstel alsnog aanvaard werd.[8]

Voorzitter

De senatoren kiezen voor de duur van een zittingsperiode een voorzitter uit hun midden. Van 2 juli 2013 tot 11 juni 2019 zat VVD'er Ankie Broekers-Knol de Eerste Kamer voor. Zij volgde Fred de Graaf op die aftrad nadat ophef was ontstaan rond de uitoefening van zijn taak als voorzitter van de Verenigde Vergadering op 30 april 2013. Op 2 juli 2019 koos de Eerste Kamer Jan Anthonie Bruijn (VVD) als haar voorzitter.

Leden

De officiële uitslag werd op 31 mei 2019 in een openbare zitting door de Kiesraad vastgesteld en bekendgemaakt.[9]

Partij 2015 2019 verschil Zetelverdeling (grafisch)
#[10] %[11] zetels #[10] %[11] zetels ppt. zetels
FvD - - - 27.473 15,87 12 +15,87    +12    
2015
            


2019
             


VVD 28.523 16,87 13  26.157 15,11 12 -1,76 -1 
CDA 25.145 14,87 12  19.756 11,41  9 -3,46 -3 
GL   9.520   5,63  4 19.363 11,18  8 +5,55  +4  
D66 21.997 13,01 10  15.145   8,75  7 -4,26 -3 
PvdA 17.651 10,45  8 14.921   8,62  6 -1,83 -2 
PVV 20.235 11,97  9 11.298   6,53  5 -5,44 -4 
SP 20.038 11,85  9 10.179   5,88  4 -5,97 -5 
CU   8.237   4,87  3   8.707   5,03  4 +0,16  +1  
PvdD   6.073   3,59  2   6.550   3,78  3 +0,19  +1  
50+   4.388   2,60  2   5.251   3,03  2 +0,43  0
SGP   4.597   2,72  2   4.493   2,60  2 -0,12 0
OSF   2.652   1,57  1   2.265   1,31  1 -0,26 0
DENK - - -   1.563   0,90  0 +0,90  0
  blanco lijst (15) - - -         0   0,00  0 0     0
totaal 169.056 100 75 173.121 100 75 0,00 0


In de zomer van 2019 scheidden Henk Otten, Jeroen de Vries en Dorien Rookmaker zich af van de fractie van Forum voor Democratie. Zij verenigden zich in de Groep Otten. Hiermee verloor FvD haar positie als grootste partij in de Eerste Kamer.

Voor de historische samenstelling van de Eerste Kamer, zie Historische zetelverdeling Eerste Kamer.

Griffier

De Eerste Kamer benoemt een griffier. Deze geeft leiding aan het ambtelijk apparaat dat de Kamer ten dienste staat. Sinds 2 oktober 2018 is dat Remco Nehmelman.

Vergaderingen en Commissies

In de regel wordt alleen op dinsdag vergaderd. Bij uitzondering kan ook op maandagavond worden vergaderd, en bij hoge uitzondering op woensdag. De Eerste Kamer kent sinds 1950 diverse tijdelijke en vaste Kamercommissies.

Zie ook: Eerste Kamercommissie

Openbaarheid

De vergaderzaal van de Eerste Kamer heeft aan weerszijden een galerij waarop zich tribunes bevinden. Daarop kunnen maximaal 35 personen de vergadering volgen. Op de galerij rechts van de voorzitter bevinden zich plaatsen voor pers en publiek. Op de andere galerij bevinden zich plaatsen voor ambtenaren en fractiemedewerkers.

Via internet wordt de plenaire vergadering van de Eerste Kamer live uitgezonden. Het is daarnaast mogelijk de plenaire debatten vanaf 9 juni 2015 (de eerste vergaderdag na de verkiezingen van 2015) achteraf terug te kijken.

De verslagen van de debatten worden op internet gepubliceerd in de Handelingen. De voorlopige versie, "stenogram" genoemd, staat binnen enkele dagen op de site van de Eerste Kamer, de definitieve na enkele weken op overheid.nl.

Kritiek

Tegenstanders van de Eerste Kamer

Vanwege de wijze van samenstelling van de Eerste Kamer is er kritiek op haar bestaan wegens haar weinig democratische basis. Als alternatief voor de huidige getrapte verkiezingen, nl. door de leden van de gezamenlijke Provinciale Staten en niet rechtstreeks door het volk, zouden directe verkiezingen door en uit het volk zoals dat bij voorbeeld in de Verenigde Staten ook gebeurt, als een verdere democratisering van ons politieke bestel kunnen worden beschouwd. Verschillende partijen in de Nederlandse parlementaire geschiedenis hebben gepleit voor het opheffen van de Eerste Kamer. Voor de Tweede Wereldoorlog was de Bond van Christen-Socialisten hier voorstander van, tegenwoordig de SP,[12] GroenLinks,[13] D66,[14] en de PVV.[15]

Nevenfuncties

Leden van de Eerste Kamer hebben er een betrekking van één dag per week en doen er ander werk bij. Die functies in de rest van de week vormen zo hun echte werk.[16] Hierdoor stemmen Eerste Kamerleden geregeld over wetsvoorstellen waar ze belang bij hebben vanwege hun nevenfunctie.[17] Hier wordt wel tegenin gebracht dat het goed is als geluiden uit de samenleving, via nevenfuncties, in de Eerste Kamer doordringen.[18] In 2019 heeft de Eerste Kamer een voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde vastgesteld en Gedragscode integriteit Eerste Kamer vastgesteld.[19]

Zie ook

Externe links

Literatuur

  • Aan deze zijde van het Binnenhof. Gedenkboek ter gelegenheid van het 175-jarig bestaan van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. 's-Gravenhage, 1990.
  • Bert H. van den Braak, De Eerste Kamer. Geschiedenis, samenstelling en betekenis 1815-1995. Leiden, 1999 (proefschrift).
  • Marion Bolten, Huis van de Senaat. 2014.
  • Veelzijdig in deeltijd. Tweehonderd jaar Eerste Kamer, De laatste 25 jaar in het vizier. Eerste Kamer, 's Gravenhage, in samenwerking met uitgeverij Boom, Amsterdam, 2015.
  • Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2015: De Eerste Kamer. Amsterdam: Uitgeverij Boom, 2015.
Zie de categorie Eerste Kamer van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.