Eerste Kamerverkiezingen 1862

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Eerste Kamerverkiezingen 1862
Datum 8 juli 1862
Land Vlag van Nederland Nederland
Te verdelen zetels 39
(26 leden waren niet-aftredend)
Opvolging verkiezingen
1859     1865
Portaal  Portaalicoon   Politiek
Nederland

De Eerste Kamerverkiezingen 1862 waren reguliere Nederlandse verkiezingen voor de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Zij vonden plaats op 8 juli 1862.

De verkiezingen werden gehouden voor een derde deel van de zittende leden van de Eerste Kamer van wie de zittingstermijn afliep. Bij deze verkiezingen kozen de leden van Provinciale Staten - die bij de Statenverkiezingen in mei 1862 gekozen waren - in negen[1] kiesgroepen naar provincie[2] dertien nieuwe leden.

De uitslag van de verkiezingen was als volgt:

Groepering Zetels Zetelverdeling naar provincie[2]
1859 Af[3] Bij[4] 1862 +/- Gr F D O Ge U NH ZH Z NB L
gematigde liberalen 17/15[5][6]  5  4 14 -1 1 1 1 4 1 1 2 3
conservatieven 12/13[5]  5  5 13  0 1 1 1 3 2 2 2 1
liberalen 9/11[5][6]  3  4 12 +1 1 2 1 1 4 3
conservatief-protestanten 1/0[5]  0  0  0  0
totaal 39 13 13 39 0 2 3 1 3 5 2 6 7 2 5 3

Gekozenen[bewerken | brontekst bewerken]

Bij deze verkiezingen waren dertien leden aftredend, van wie tien herkozen werden. De stemmingen voor de overige vacatures hadden de volgende resultaten:

  • Door Provinciale Staten van Groningen werd Johan Quintus (gematigde liberalen) gekozen in de vacature ontstaan door het periodiek aftreden van Adriaan van Roijen die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn.
  • Door Provinciale Staten van Gelderland werd Carel Nobel (liberalen) gekozen in de vacature ontstaan door het periodiek aftreden van Hendrik van Goltstein van Oldenaller (conservatieven) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn.
  • Door Provinciale Staten van Zuid-Holland werd Johan van der Heim van Duivendijke (conservatieven) gekozen in de vacature ontstaan door het periodiek aftreden van Abram van Rijckevorsel (gematigde liberalen) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn.

De zittingsperiode van de Eerste Kamer ging in op 15 september 1862. De zittingstermijn van de gekozen Kamerleden bedroeg negen jaar.[7]