Ernstige spraak- en taalmoeilijkheden

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Ernstige spraak- en taalmoeilijkheden of ESM (Engels: Specific Language Impairment, SLI) is een stoornis waarbij kinderen veel meer moeite dan normaal hebben om hun moedertaal te ontwikkelen. ESM komt voor bij circa vijf procent van de schoolgaande kinderen, en kinderen met deze stoornis vormen een van de grootste groepen binnen cluster 2 van het speciaal onderwijs (cluster 2 is voor dove en slechthorende kinderen, kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden en kinderen met communicatieve problemen).[1]

De moedertaal is het primaire instrument waarmee kinderen zich ontwikkelen en de wereld om zich heen leren verkennen, begrijpen en verwoorden. Dove en slechthorende kinderen en kinderen met ESM hebben hier moeite mee.[2] Normaliter leert een kind zijn emoties te beschrijven, zoals: Ik heb buikpijn. Ik vind Nijntje leuk. Ik vind Jantje gemeen. Ik ben bang. Ik ben blij. Echter bij kinderen met ESM komt het vaak voor dat ze deze emoties niet onder woorden kunnen brengen. Wel door mimiek, maar niet door spraak.

Kinderen reageren verschillend op de stoornis. Het ene kind heeft er niet zoveel moeite mee en wordt ook als een vrolijk kind gezien. Het andere kind is duidelijk gefrustreerd omdat het zich niet kan uiten. De iets oudere kinderen hebben moeite met hun ervaringen te verwoorden, of actief te luisteren en vragen te formuleren. Ook hebben zij meer tijd nodig om over dingen na te denken. Verder interpreteren zij wat anderen zeggen vaak verkeerd, doordat zij de intonatie niet begrijpen. De communicatie met leeftijdgenoten kan mede hierdoor frustrerend zijn.

De Commissie voor de Indicatiestelling beslist of een kind in aanmerking komt voor speciaal cluster 2-onderwijs en dus ook voor de bijbehorende financiering. Hiervoor wordt het kind op zijn of haar school getest door een logopedist en een orthopedagoog, die daarbij letten op het volgende:

  1. spraakproductie (het spreken, de verstaanbaarheid, articulatie)
  2. auditieve verwerking (het begrijpen van wat er gezegd wordt en het onderscheiden, herkennen, analyseren en synthetiseren van spraakklanken)
  3. grammaticale kennisontwikkeling (vervoegen van werkwoorden, het gebruiken van woorden in de goede volgorde, het gebruiken van regels voor woordvorming en zinsbouw)
  4. lexicaal-semantische ontwikkeling (de woordenschat, het vinden van woorden en het leggen van relaties tussen woorden en zinnen).[3]

Een indicatie is een bepaald aantal jaren geldig: daarna moet het kind opnieuw worden getest. Volgens Bishop & Snowling (2004) zullen circa 50% van de kinderen met ESM leesproblemen blijven ervaren en dyslexie ontwikkelen.[4]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]