Gabriel Pierné

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Gabriel Pierne)
Gabriel Pierné
Gabriel Pierné in 1898
Volledige naam Henri Constant Gabriel Pierné
Geboren 16 augustus 1863
Overleden 17 juli 1937
Land Vlag van Frankrijk Frankrijk
Religie Katholiek
Jaren actief 1882-1934
Stijl Romantiek
Beroep Componist, Dirigent
Nevenberoep Pianist, Muziekpedagoog, Organist
Instrument Orgel
Leraren Alexandre Lavignac
Antoine Marmontel
M. Auguste Durand
César Franck
Jules Massenet
Belangrijkste werken Edith
Poème symphonique
Pianoconcert, op. 42
La Croisade des Enfants
L’An Mil
Les Cathédrales
Les Elfes
Album pour mes petits amis
Étude de concert in c
(en) Allmusic-profiel
(en) Discogs-profiel
(en) MusicBrainz-profiel
Portaal  Portaalicoon   Muziek

Henri Constant Gabriel Pierné (Metz, 16 augustus 1863 - Morlaix, 17 juli 1937) was een Franse componist, dirigent en organist.

Levensloop[bewerken | brontekst bewerken]

Portret van Gabriel Pierné, ca. 1900 (schilder onbekend)
Pierné in 1925

De beide ouders van Pierné waren musici (de vader baritonzanger, de moeder pianiste). Zij hadden een muziekschool, dus Gabriel kreeg het (muziek)vak met de paplepel ingegoten. Het gezin was afkomstig uit Lotharingen en was naar Parijs uitgeweken voor de Frans-Duitse Oorlog in 1870-1871.

Al op jonge leeftijd ging Gabriel naar het Conservatoire de Paris. Hij studeerde bij Alexandre Lavignac, Antoine François Marmontel, Marie Auguste Durand,[1] César Franck (voor orgel) en Jules Massenet (voor compositie). Vooral de beide laatsten hadden een blijvende, hoorbare invloed op zijn composities. Zijn hoofdvakken waren compositie, orgel, harmonieleer/contrapunt en piano. Bij sommige lessen zat hij bij Claude Debussy en Edward MacDowell in de klas.

Met zijn cantate Edith behaalde hij in 1882 zijn grootste triomf: de prestigieuze Prix de Rome. De prijs gaf hem de gelegenheid vier jaar in Rome te studeren in de Villa Medici op kosten van het comité. Hierdoor raakte hij verrukt van Italië en zijn muziek. In die periode componeerde hij onder meer zijn pianoconcert en een Fantasie-Ballet voor piano en orkest, waarin een virtuoze uitbundigheid de Italiaanse muziek en cultuur weergeeft. Volgens hemzelf was zijn verblijf in de Villa de gelukkigste periode van zijn leven.

Terug in Parijs volgde hij op 27-jarige leeftijd in 1890 César Franck op als organist-titularis van de Église Sainte-Clotilde. Hij bleef bespeler van het beroemde orgel van Aristide Cavaillé-Coll tot 1898, toen hij door Charles Tournemire werd opgevolgd. In 1903 werd hij vaste plaatsvervanger van de dirigent Édouard Colonne en na diens dood in 1910 was hij chef-dirigent van de Concerts Colonne, totdat Paul Paray die functie in 1934 overnam. In die hoedanigheid groeide zijn reputatie als dirigent en componist en voerde hij veel werk uit van zichzelf, maar ook propageerde hij toonaangevende collegae-componisten van wier werk hij premières verzorgde, onder wie Claude Debussy (Ibéria, Jeux en Khamma), Maurice Ravel (Daphnis et Chloé suite I), Albert Roussel (Pour une fête de printemps), Florent Schmitt (La tragédie de Salomé) en Darius Milhaud. Op 25 juni 1910 dirigeerde hij de wereldpremière van L'Oiseau de feu van Igor Stravinsky bij de Ballets Russes in de Opéra Garnier.

In 1930 trok hij zich terug uit het openbare leven. Hij overleed een maand voor zijn 74-jarige verjaardag in zijn buitenhuis ‘Ploujean’ bij Morlaix in Bretagne.

Positie als componist[bewerken | brontekst bewerken]

Hoewel hij een uitmuntend organist was en een markante figuur binnen de Parijse orgelschool, heeft Pierné verhoudingsgewijs bijzonder weinig voor orgel geschreven. Hij is wellicht bekender als componist van symfonisch werk, kamermuziek, mélodies en muziektheater, zoals opéra-comiques, drames lyriques en balletmuziek. Hij componeerde en arrangeerde ook voor harmonieorkest.

Als componist was Pierné een doelgerichte, vakkundige en wendbare figuur, die zijn stijl bekwaam kon aanpassen aan het doel waarvoor die nodig was. Hij was actief in zowel lichtere genres als in serieuze muziek. Van zijn muziek voor het theater zijn te noemen de opera La coupe enchantée naar Jean de La Fontaine, het mysteriespel Les enfants à Bethléem, de toneelmuziek voor Ramuntcho van Pierre Loti en de balletmuziek Cydalise et le chèvre-pied die af en toe wordt uitgevoerd. Zijn orkestmuziek omvat onder meer een pianoconcert, een concertstuk voor harp en orkest en het symfonisch gedicht Paysages franciscains. Piernés pianokwintet en pianotrio zijn diepgravende en grootschalige werken en ook andere kamermuziek behoort tot de interessantste delen van zijn oeuvre, waaronder de fluit-, viool- en cellosonates, de Canzonetta voor klarinet en Voyage au pays voor fluit, harp en strijktrio. Tot zijn grotere koorwerken behoren de oratoria La croisade des enfants (naar Marcel Schwob) en Saint François d'Assise (naar Gabriel Nigond). Ook schreef Pierné liederen, zowel lichthartige als diepgravende.

Zo populair als hij tijdens zijn leven was, zo vergeten is Pierné na zijn dood. Net als bij veel andere componisten geboren in de 19e eeuw is zijn werk grotendeels vergeten en wordt praktisch niets nog uitgevoerd. Een van de redenen daarvoor is dat zijn muziek niet vernieuwend is geweest, maar eerder als conservatief en eclectisch werd beschouwd. Hij componeerde naar de smaak van toen, wat ook zijn succes tijdens zijn leven grotendeels verklaart, maar niet altijd over de tijdsdrempel heen. Hij kon geraffineerd orkestreren en verwerkte invloeden van de Oriënt en van volksmuziek in zijn werk. Hij was goed op de hoogte van de verrichtingen van vooruitstrevende componisten en zette zich zeer in voor hun werk. Zijn eigen composities behouden een weliswaar kleurrijk, maar overwegend laatromantisch idioom, zij het zonder de zwaarmoedige of overgevoelige kanten daarvan. De enige twee studiewerken voor piano die nog gebruikt worden zijn de Étude de concert in c-mineur, op. 13 en het Album pour mes petits amis.[2]

Prijzen en onderscheidingen[bewerken | brontekst bewerken]

Pierné heeft veel prijzen en onderscheidingen gekregen gedurende zijn leven. De bekendste is de Prix de Rome in 1882, maar al toen hij elf jaar was behaalde hij een prijs voor solfège. Voor orgel, compositie en harmonie/contrapunt behaalde hij een eerste prijs met onderscheiding. In 1900 werd hij ridder in het Legioen van Eer en in 1925 lid van de Académie des Beaux-Arts in de plaats van de overleden Théodore Dubois.

Composities[bewerken | brontekst bewerken]

Orkestwerken[bewerken | brontekst bewerken]

  • Serenade, voor strijkers;
  • 3 pièces formant suite de concert, 1883;
  • Suite no. 1, 1883;
  • Envois de Rome (Suite – Ouverture – Les Elfes), ca.1885;
  • Fantaisie-ballet, voor piano en orkest, 1885;
  • Pianoconcert, op. 42, 1887;
  • Scherzo-caprice, voor piano en orkest, 1890;
  • Ballet de cour, 1901;
  • Concertstück, voor harp en orkest, 1903;
  • Poème symphonique, voor piano en orkest, 1903;
  • Twee suites uit Ramuntcho, 1910;
  • Paysages franciscains, op. 43, 1920;
  • Fantasie basques, voor harp en orkest, 1927;
  • Divertissement sur un thème pastoral, op. 49, 1932;
  • Gulliver au pays de Lilliput, 1935;
  • Viennoise, suite, op. 49bis, 1935

Werken voor harmonieorkest[bewerken | brontekst bewerken]

  • 1908 Ramuntcho suite nr. 2 voor gelijknamige toneelstuk van Pierre Loti
  • Marche des petits soldats de plomb (Mars van de tinnen soldaatjes)
  • Marche solennelle (1899) (opgedragen aan Gustave Wettge)
  • Petit Gavotte et Farandole

Oratoria en cantates[bewerken | brontekst bewerken]

Muziektheater[bewerken | brontekst bewerken]

Opera's[bewerken | brontekst bewerken]

Voltooid in titel aktes première libretto
1883 Le Chemin de l'amour 1 akte niet uitgevoerd
1884 Les Elfes 3 delen Edouard Guinand
1886 Don Luis 3 aktes niet uitgevoerd A. de Beaumont
1893-1894 Lizarda 3 aktes niet uitgevoerd Armand Silvestre
1895 La Coupe enchantée 2 aktes 24 augustus 1895, Royan, Casino municipal;
2e versie met rev. 1e akte: 26 december 1905, Parijs, Opéra-Comique
Emmanuel Matrat, naar Jean de La Fontaine
1897 Vendée 3 aktes, 4 taferelen 4 maart 1897, Lyon, Grand Théâtre Charles Foleÿ en Adolphe Brisson
1901 La Fille de Tabarin 3 aktes 8 februari 1901, Parijs, Opéra-Comique Victorien Sardou en Paul Ferrier
1910 On ne badine pas avec l'amour 3 aktes 30 mei 1910, Parijs, Opéra-Comique Gabriel Nigond en Louis Leloir, naar Alfred de Musset
1927 Sophie Arnould 1 akte 21 februari 1927, Parijs, Opéra-Comique Gabriel Nigond
1934 Fragonard 3 aktes, 4 taferelen 17 oktober 1934, Parijs, Théâtre de la Porte-Saint-Martin André Rivoire en Romain Coolus

Balletten[bewerken | brontekst bewerken]

Voltooid in titel aktes première libretto choreografie
1891 Le Collier de Saphir Catulle Mendès Katerine Stone
1892 Les joyeuses commères de Paris
1893 Le docteur blanc
1895 Bouton-d’or
1895 Salomé
1914-1915 Cydalise et le chèvre-pied 2 aktes, 3 taferelen 15 januari 1923, Parijs, Opéra Garnier Gaston Arman de Caillavet en Robert de Flers
1927 Impressions de music-hall "ballet a l'Americaine", op. 47 4 aktes 6 april 1927, Parijs Bronislava Nijinska
1934 Giration
1935 Images "divertissement sur un thème pastoral" 19 juni 1935, Parijs
1937 Gulliver in Lilliput

Toneelmuziek[bewerken | brontekst bewerken]

Kamermuziek[bewerken | brontekst bewerken]

  • 1880 Berceuse, voor viool en piano, op. 8
  • 1881 Andante, voor viool en piano
  • 1881 Sérénade, voor viool en piano, op. 7
  • 1884 Pièce en sol mineur (g klein), voor hobo en piano, op. 5
  • 1885 Fantaisie-Impromptu, voor viool en piano, op. 4
  • 1886 Caprice, voor cello en piano, op 16
  • 1886 Expansion, voor cello en piano, op. 21
  • 1886 Pastorale, voor blazerskwintet (dwarsfluit, hobo, klarinet, fagot, hoorn)
  • 1887 Canzonetta, voor klarinet en piano, op. 19
  • 1898 Pastorale variée dans le style ancien, voor blaasinstrumenten (dwarsfluit, hobo, klarinet, trompet, hoorn, 2 fagotten), op. 30
  • 1898 Solo de concert, voor fagot en piano, op. 35
  • 1900 Sonate, voor viool en piano, op. 36
  • 1903-1904 Preludio e fughetta, voor twee dwarsfluiten, hobo, klarinet, twee fagotten en hoorn, op. 40
  • 1916-1917 Quintette, voor piano en strijkkwartet, op. 41
  • 1922 Sonate, voor cello en piano, op. 46
  • 1925 La danseuse espagnole uit het ballet "Giration", voor viool en piano
  • 1926 Sonata da camera, voor dwarsfluit, cello en piano, op. 48
  • 1932 Variations fibres et Finale, voor dwarsfluit, viool, altviool, cello en harp, op. 51
  • 1933 Prélude de concert, voor fagot en piano, op. 53
  • 1935 Voyage au pays du Tendre, voor dwarsfluit, harp en strijkers
  • 1936 Introduction & Variations sur un thème populaire, voor saxofoonkwartet
  • 1936 Trois Pièces en trio, voor viool, altviool en cello
Titelblad van Impromptu-Caprice voor harp, op. 9

Werken voor piano[bewerken | brontekst bewerken]

  • 1883 15 pièces
  • Étude de concert in c mineur, op. 13
  • Album pour mes petits amis
  • Humoresque
  • Rêverie
  • Ariette dans le style ancien
  • Pastorale variée
  • Sérénade à Colombine
  • Sérénade venitienne
  • Barcarolle, voor 2 piano's

Orgelwerken[bewerken | brontekst bewerken]

  • Trois pièces, op. 29: Prélude-Cantilène-Scherzando
  • Choral (Offertoire)

Werken voor harp[bewerken | brontekst bewerken]

  • 1886 Impromptu-Caprice, voor harp, op. 9

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

  • Berkel, C. van; Jozef Robijns, Miep Zijlstra: Algemene muziek encyclopedie, Haarlem: De Haan, 1979-1984, ISBN 978-90-228-4930-9, deel 8
  • Francisco Alia Miranda: Indice de Autores e Intepretes, in: La musica en la radio : radio Ciudad Real EAJ 65 y sus discos de pizarra, Cuenca: Ediciones de la Universidad de Castilla-La Mancha, 2000, 378 p., ISBN 978-84-8427-046-1
  • Arístides Incháustegui, Blanca Delgado Malagón: Indice Onomastico, in: Vida musical en Santo Domingo (1940-1965), Banco de Reservas, Publicación Especial, Editora Corripio, C. por A. Santo Domingo, D. N., 1998. 529 p., ISBN 9945-036-01-7
  • Jean Gallois: Compositeurs et interprètes au 19 et 20e siecles, in: Musiques et musiciens au faubourg Saint Germain, Paris: Délégation à l'Action Artistique, [1996], 212 p., ISBN 978-2905118837
  • Orpha Ochse: Students in Franck's organ class Paris Conservatory, 1872-1890, in: Organists and organ playing in nineteenth-century France and Belgium, Bloomington: Indiana University Press, 1994, 271 p.
  • Wolfgang Suppan, Armin Suppan: Das Neue Lexikon des Blasmusikwesens, 4. Auflage, Freiburg-Tiengen, Blasmusikverlag Schulz GmbH, 1994, ISBN 3-923058-07-1
  • Paul E. Bierley, William H. Rehrig: The heritage encyclopedia of band music : composers and their music, Westerville, Ohio: Integrity Press, 1991, ISBN 0-918048-08-7
  • Franco Rossi, Michele Girardi: Indice Dei Nomi, in: Il teatro la Fenici : chronologia degli spettacoli 1938-1991, Venezia: Albrizzi Editore, 1992, 650 p., ISBN 88 317 5509 9
  • Xavier Darasse, Brigitte François-Sappey, Georges Guillard, Michel Roubinet, François Sabatier: Guide de la musique d'orgue, Fayard, 1991, 840 p., ISBN 978-2-213-02772-2
  • Ursula Pesek, Hans-Peter Schmitz: Flötenmusik aus drei Jahrhunderten : Komponisten : Werke : Anregungen, Basel: Bärenreiter, 2. Auflage, 1993, 320 p., ISBN 978-3761809853
  • Kurtz Myers: Performer Index : Conductors, in: Index to record reviews 1984-1987 : based on material originally published in "Notes", the quarterly journal of the Music Library Association between 1984 AND 1987, Boston, Massachusetts: G.K. Hall, 1989, 639 p., ISBN 978-0816104826
  • Kurtz Myers: Performer Index : Conductors, in: Index to record reviews, 1978-1983 : based on material originally published in "Notes", the quarterly journal of the Music Library Association, between 1978 and 1983, 1st Suppl., Boston, Massachusetts: G K Hall, December 1985, 873 p., ISBN 978-0816104352
  • Kurtz Myers: Performer Index : Conductors, in: Index to record reviews, 1949-1977 : based on material originally published in "Notes", the quarterly journal of the Music Library Association Between 1949 and 1977, Vol. 5: indexes, Boston, Massachusetts: G.K. Hall, 1980, 664 p. ISBN 978-0816100873
  • Wulf Konold, Alfred Beaujean, Barbara Adelcker, Klaus Döge: Lexikon Orchestermusik : Romantik, Mainz: Schott, vol.1, "A-H", 1989. 334 p., ISBN 3-7957-8226-0; vol.2, "I-R", 1989. 353 p., ISBN 3-7957-8227-9; vol.3, "S-Z", 1989. 368 p., ISBN 3-7957-8228-7
  • Alain Pâris: Dictionnaire des interprètes et de l'interprétation musicale au XXe siècle, Paris: Robert Laffont, 1989. 906 p., ISBN 2-221-50323-6
  • Marie-Claire le Moigne-Mussat: Musique et société à Rennes aux XVIIIe et XIXe siècles, Genève: Editions Minkoff, 1988, 446 p., ISBN 2-8266-0541-0
  • Adolph Goldberg, Karl Ventzke: Komponisten, in: Porträts und Biographien hervorragender Flöten-Virtuosen, -Dilettanten und -Komponisten, Reprint d. Ausg. Berlin 1906, Celle: Moeck Verlag, 1987, 124 p. ISBN 978-3875490282
  • G. Masson: Gabriel Pierné, musicien lorrain, Nancy, Metz, 1987
  • Norman E. Smith: March music notes, Lake Charles, La.: Program Note Press, 1986, ISBN 978-0-9617346-1-9
  • Lyle G. Wilson: A dictionary of pianists, London: Robert Hale, 1985. 343 p., ISBN 978-0709017493
  • Jean-Marie Londeix: Musique pour saxophone, volume II : répertoire général des œuvres et des ouvrages d'enseignement pour le saxophone, Cherry Hill: Roncorp Publications, 1985
  • Jean-Marie Londeix: 125 ans de musique pour saxophone, répertoire général des œuvres et des ouvrages d'enseignement pour le saxophone, Paris: Leduc, 1971
  • Kurt Pahlen: Oratorien der Welt : Oratorium Messe Requiem, te deum, stabat mater und große Kantate, München: Wilhelm Heyne Verlag, 1985, 558 S., ISBN 978-3-453-00923-3
  • James Methuen-Campbell: Catalogue of recordings by classical pianists, Vol. 1 (pianists born to 1872), Chipping Norton, Oxfordshire: Disco Epsom Limited, 1984, 66 p.
  • Richard Traubner: Operetta : a theatrical history, London: Victor Gollancz Ltd., 1984
  • Jacques Burdet: La musique dans le pays de Vaud 1904-1939, Lausanne: Payot, 1983, 431 p.
  • Christian Doumet, Claude Pincet: Les musiciens français (Reliure inconnue), Rennes: Editions Ouest-France (1 février 1982), 438 p., ISBN 978-2-858-82420-5
  • Franz Stieger: Opernlexikon - Teil II: Komponisten. 1, Band A-F, Tutzing: Hans Schneider, 1975-1983, 371 p., ISBN 3-7952-0203-5
  • Franz Stieger: Opernlexikon - Teil II: Komponisten. 2, Band G-M, Tutzing: Hans Schneider, 1975-1983, 373-772 p., ISBN 3-7952-0228-0
  • Marcel Senechaud: Concerts symphoniques, Paris: Gerard Billaudot, 1976
  • Gösta Morin, Carl-Allan Moberg, Einar Sundström: Sohlmans musiklexikon - 2. rev. och utvidgade uppl., Stockholm: Sohlman Förlag, 1975-1979, 5 v.
  • Gösta Morin, Carl-Allan Moberg, Einar Sundström: Sohlmans musiklexikon : nordiskt och allmänt upplagsverk för tonkonst, musikliv och dans, Stockholm: Sohlmans Förlag, (1951-)
  • Jose Bruyr: L’opérette des musiciens, in: L’opérette, Paris: Presses Universitaires de France, 1974, 26 p.
  • Paul Frank, Burchard Bulling, Florian Noetzel, Helmut Rosner: Kurzgefasstes Tonkünstler Lexikon - Zweiter Teil: Ergänzungen und Erweiterungen seit 1937, 15. Aufl., Wilhelmshaven: Heinrichshofen, Band 1: A-K. 1974. ISBN 3-7959-0083-2; Band 2: L-Z. 1976. ISBN 3-7959-0087-5
  • Gustaf Hilleström: Utlandska ledamöter, in: Matrikel 1771-1971 : Kungl. Musikaliska Akademien, Strängnäs: Nordiska Musikförlaget i distribution, 1971, 286 p.
  • Marc Honneger: Dictionnaire de la musique, Paris: Bordas, 1970-76
  • David Ewen: The world of twentieth-century music, Prentice-Hall, Inc., 1968
  • David Ewen: European composers today. A biographical and critical guide, New York: H. W. Wilson, 1954, 200 p.
  • David Ewen: Composers of Today. - A Comprehensive Biographical and Critical Guide to Modern Composers of All Nations, New York: H. W. Wilson Company, 1934, 311 p.
  • H. Tribout de Morembert: Il y a cent ans, naissait, a Metz, Gabriel Pierne, Les Amis de Metz. 1963, No. 7, S. 1-3.
  • Stephane Wolff: L’Opéra au Palais Garnier (1875-1962) - Les œuvres, les interprètes ..., Paris: L'Entr'acte, 1962, 565 p.
  • Paul Claudel, Jean Cocteau, Paul Eluard, Stephane Mallarme, Paul Valery: De la musique encore et toujours!, Paris: Editions du Tambourinaire, 1960, 34 p.
  • René Dumesnil: Gabriel Pierne zum Gedenken, Antares. 5 (1957), Nr. 7, S. 52-53.
  • René Dumesnil: La musique contemporaine en France, Deuxième édition, entirement refondue, Tome I, Paris: Libraire Armand Colin, 1949, 220 p.
  • René Dumesnil: Portraits de musiciens Français, Paris: Librairie Plon, 1938, 248 p.
  • René Dumesnil: La musique contemporaine en France, Tome II, Paris: Libraire Armand Colin, 1930
  • Helene Jourdan-Morhange: Mes amis musiciens, Paris: Les Editeurs Français Reunis, 1955
  • Joaquín Pena, Higinio Anglés, Miguel Querol Gavalda: Diccionario de la Música LABOR, Barcelona: Editorial Labor, 1954, 2V, 2318P.
  • Jean Boyer: Kurzgefasste Geschichte der französischen Musik, Wiesbaden: Breitkopf & Härtel, 1953, 240 p.
  • Alfred Cortot: La musique française de piano. Troisième série, Paris: Presses Universitaires de France, 1948, 292 p.
  • Henry A. Parys: Notice biographiques des principaux librettistes ..., in: Histoire anecdotique de L'operette, Bruxelles: Serie Theatrale, 1945, 237 p.
  • Jean Godefroy-Demombynes: Histoire de la musique française, 1943, 431 p.
  • Paul Landormy: La musique française après Debussy, Paris: Gallimard, 1943
  • Bio-bibliographical index of musicians in the United States of America since colonial times - Prepared by the District of Columbia Historical Records Survey Division of Community Service Programs Works project Administration, Washington, DC: 1941, 439 p.
  • Theodore Baker: Baker's biographical dictionary of musicians - Fourth edition, New York: G. Schirmer, 1940
  • Carlo Schmidl: Dizionario universale dei musicisti: Supplemento, Milan: Sonzogno, 1938, 806 p.
  • Carlo Schmidl: Dizionario universale dei musicisti, Milan: Sonzogno, 1937, 2V p.
  • Paul Frank, Wilhelm Altmann: Kurzgefasstes Tonkünstler Lexikon : für Musiker und Freunde der Musik, Regensburg: Gustave Bosse, 1936, 730 p.
  • Henri Rebois: Les grands prix du Rome de musique à l’Académie de France - Conférence faite à la Villa Medicis le 16 mai 1929, Paris: Firmin-didot, 1932, 129 p.
  • Pierre V.R. Key: Pierre Key's musical who's who - A biographical survey of contemporary musicians, New York: Pierre Key, 1931, 498 p.
  • Tobias Norlind: Allmänt musiklexikon, Stockholm: Wahlström & Widstrand, 1927-28, 2V p.
  • L. Rohozinski: Cinquante ans de musique française, de 1874 a 1925, Paris: Librairie de France, 1925
  • Dominique Sordet: Douze chefs d'orchestre, Paris: Librairie Fischbacher, 1924
  • Annuaire des artistes et de l'enseignement dramatique et musical : 31ème année 1921-22. France & colonies, Monaco, Luxembourg Belgique, Suisse, Paris: Officiel General de la Musique, 1922, 1359 p.
  • Julien Tiersot: Un demi-siècle de musique française : entre deux guerres 1870-1917, Paris: Libraire Felix Alcan, 1918
  • Constant Pierre: Le Conservatoire national de musique et de déclamation - Documents historique et administratifs, Paris: Imprimerie Nationale, 1900
  • Arthur Dandelot: Société des concerts du conservatoire de 1828 a 1897 - Les grands concerts symphoniques de Paris, Sixième edition, Paris: G. Havard Fils, 1898, 221 p.

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]