Gebruiker:Akoopal/Kruien (windmolen)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Staart van de molen De Hoop

Het kruien is het draaien van het wiekenkruis van een windmolen zodat het 'in de wind' staat gericht. Dit voor de beste energieoverdracht waarbij de wind recht op het kruis moet staan gericht. Het woord kruien is afkomstig van het in vroeger tijden draaien van een molen met behulp van een soort kruiwagen. Het draaiend deel van de molen is door middel van het kruiwerk verbonden met het vaste deel.

Types naar draaiend molendeel[bewerken | brontekst bewerken]

Molens worden onder andere onderscheiden naar de plek van het kruiwerk ten opzichte van de molen, d.w.z. de scheiding tussen vast gemonteerde en op de wind draaibare delen van de molen.

Bovenkruier[bewerken | brontekst bewerken]

Bij dit type draait alleen de kap van de molen. De rest van de molen staat stil en alle werktuigen bevinden zich in het vaste gedeelte.

Binnen de bovenkruiers word nog meer onderscheid gemaakt:

Buitenkruier[bewerken | brontekst bewerken]

Buitenkruiers zijn te herkennen aan de staart achter aan de kap; hier zet de molenaar met behulp van een kruiwiel (ook wel kruirad of kruibok genoemd) of kruilier en kettingen of kabels de staart in de gewenste positie. Soms is er een rondgaande ketting, die dus niet meer verlegd hoeft te worden.

Het kruien gebeurt bij een stellingmolen op een stelling, bij een beltmolen op de belt en bij een grondzeiler vanaf de begane grond. Aan de staart is een kruihaspel, kruiwiel of een kruilier bevestigd. Om de munnik (kruias) wordt de kruiketting tijdens het kruien op- en afgerold. Bij een beltmolen en een grondzeiler wordt de kruiketting of kruireep om kruipalen gelegd; bij een stellingmolen aan de liggers van de stelling. Het kruiwiel wordt tegen terugdraaien met een spaakketting of houten balkje vastgezet. Als de molen draait word de molen geborgd tegen zelfkruiïng door de bezetketting, een tweede ketting die tegenover de kruiketting wordt gezet en die wordt strakgetrokken. Bij een kruilier komt soms een rondgaande ketting voor.

Binnenkruier[bewerken | brontekst bewerken]

Bij dit type zet de molenaar binnen bovenin de kap met behulp van een kruirad en een kruireep (kruitouw) de molenkap in de gewenste positie. De poldermolens in Noord-Holland zijn overwegend binnenkruiers, waardoor ze een meer plomp aanzien hebben, omdat de bovenkant van de houten achtkant voor het kunnen kruien vrij breed is. Ditzelfde type molen is echter in Zuid-Holland omgebouwd tot buitenkruier.

De torenmolen heeft ook een binnenkruiwerk dat met een rondsel en tandwielen werkt. Ze worden met twee kruiraderen gekruid, omdat ze te groot zijn voor één kruirad.

Zelfkruier[bewerken | brontekst bewerken]

Sommige molens zijn voorzien van een zelfkruimechanisme, dat de molen in de wind houdt. Bij kleine Amerikaanse windmotoren en weidemolens is dit een vanzelfsprekendheid. Het mechanisme is niets anders dan een windvaan en de molen is soepel draaibaar om een verticale as. Een klassieke windmolen is echter te zwaar om op die manier gekruid te worden. Het zelfkruimechanisme bestaat hier uit een rad met wieken (de zgn. windroos) dat daartoe op de achterzijde van de kap is gemonteerd, haaks op het wiekenkruis. Wanneer er geen zijwind is, staat het rad stil. Zijwind brengt het rad in beweging, waarna een overbrenging de kap van de molen in beweging zet, in de richting van de wind. In Nederland hebben slechts de molen De Sterrenberg in het Drentse Nijeveen en het zaagmolentje van Wedderveer een zelfkruimechanisme.

Kettingkruier[bewerken | brontekst bewerken]

Bij een kettingkruier hangt achter uit de kap een ketting waarmee via een groot wiel en een overbrenging naar een tandheugel de kap van de molen rond kan worden getrokken. De ketting reikt tot op stelling of begane grond, en vanaf daar word de molen gekruid.

Middenkruier[bewerken | brontekst bewerken]

Het bovenhuis van de molen draait bij dit type, en een meestal pyramidevormige houten ondertoren staat stil.

De verschillende types zijn:

Standerdmolen of staakmolen[bewerken | brontekst bewerken]

Een Standerdmolen bestaat uit een meestal vierkanten ondertoren, met in het midden een standerd. Bovenop die standerd rust de steenbalk van de bovenkast gezekerd met een pen, de stormpen. De onderkant van de kast rust met twee buriebalken op de onderzetel. De bovenkast van de molen kruit in zijn geheel op zowel de standerd via de steenbalk, als op de onderzetel. Het gros van het gewicht hoort de steenbalk te dragen.

Torenkotmolen[bewerken | brontekst bewerken]

De Torenkotmolen is een standerdmolen waarbij de standerd is doorboort om via een dunne ijzeren as in de ondertoren extra werktuigen aan te drijven. Het kruien gaat gelijk als bij een standerdmolen. De ondertoren is bij deze molen vaak rond ommetseld.

Wipmolen[bewerken | brontekst bewerken]

De wipmolen is afgeleid van de standerdmolen, waarbij de standerd is vervangen door een holle koker. Door deze koker kan dan een koningsspil lopen om in de ondertoren werktuigen aan te drijven. Omdat hierbij een steenbalk niet meer mogelijk is, is deze vervangen door twee buriebalken die rusten op een tweede zetel, de bovenzetel. De onderzetel is gebleven.

Spinnenkop[bewerken | brontekst bewerken]

De spinnenkop is een kleine molen, ontstaan in friesland. De bovenzetel is hierbij vervallen, en de kast rust alleen op de onderzetel. De burriebalken die normaal op de zetel rusten voorkomen nog wel het kantelen van de kast.

Onderkruier[bewerken | brontekst bewerken]

De hele molen draait bij dit type. De paltrok is de enige vertegenwoordiger van dit type.

Kruiwerken[bewerken | brontekst bewerken]

Met "kruiwerk" wordt het werk bedoeld dat zorgt dat het draaiend deel over het vaste deel kan draaien.

Schuifkruiwerken[bewerken | brontekst bewerken]

Hierbij schuift de kap over het vaste deel.

De simpelste vorm is het voeghoutenkruiwerk. De voeghouten, de basis van de kap, rusten hierbij direct op de bovenkant van het achtkant, gevormd door de kruivloer, in dit geval kruiring genoemd. Om overkruien, het afschuiven van de kap, te voorkomen zijn onder de voeghouten klossen bevestigd, die tegen de binnenkant van de kruiring lopen.

De andere vorm die voorkomt is het neutenkruiwerk of klossenkruiwerk. Op de kruivloer zijn neuten, stukken hout met een afgeronde kop, ingelaten. Onder de voeghouten zit in dit geval de overring die glijdt over de neuten. Overkruien word voorkomen door een kuip om de kruivloer heen die de zijdelingse krachten opvangt. In deze kuip, of op de overring, zitten ook neuten om de weerstand te verlagen.

Rollenkruiwerken[bewerken | brontekst bewerken]

De oudste molens, de torenmolens, hadden al rollen tussen kruivloer en overring. Bij een rollenkruiwerk zijn de de rollen gevat in rollenwagens gelagerd met een klein asje. De rollen, die je zowel van hout als van ijzer aantreft, zijn conisch uitgevoerd om schuiven te voorkomen. Ook bij het rollenkruiwerk is een kuip noodzakelijk.

Een verbetering van het rollenkruiwerk is het engels kruiwerk. Hierbij ligt er zowel op de kruivloer als onder de overring een ronde rails. Tussen deze rails liggen klein ijzeren rollen met flenzen die om de rails passen. De flenzen voorkomen het overkruien, dus daarvoor is de kuip niet meer nodig. Er is wel altijd een (eventueel lichtere) kuip aanwezig om dat kap dicht te houden.

Zetelkruiwerken[bewerken | brontekst bewerken]

Het kruiwerk van de standerdmolen en wipmolen wordt een zetelkruiwerk genoemd. De zetel is een klein draagvlak, rondom de standerd danwel de koker. Op deze zetel rusten twee burriebalken onderling verbonden met kalven. Hierop rust de rest van de kop van de molen. De standerdmolen heeft één zetel onder de standerd, bovenop rust de steenbalk bovenop de standerd. Bij een wipmolen zijn er twee zetels, boven en onder de koker, omdat er ruimte moet zijn voor een as door de koker. De spinnenkop tenslotte heeft alleen een onderzetel, bovenin wordt alleen het dompen van het huis voorkomen.

Bij bovenkruiers komen ook zetelkruiers voor, hierbij zit een stelsel van balken zowel onderin de kap als bovenin het molenlijf en die rusten in het midden op elkaar met een klein draagvlak rondom de koningsspil.

Windindicatie[bewerken | brontekst bewerken]

Makelaar op de Gekroonde Poelenburg

Op de meeste molens staat een windvaan die de windrichting aangeeft. Daarnaast zijn er ook hulpmiddelen die de molenaar erop attent maken dat de wind is gedraaid. Standerdmolens hebben gaten in de zijkanten van de kast, waardoor wervelingen worden opgewekt zodra de wind ruimt of krimpt. Het "tocht" dan in de molen. Een makelaar met sleuven waardoor de wind blaast is te vinden op sommige wipmolens en sommige paltrokmolens. Wanneer de wind draait, maakt de makelaar een fluitend geluid. Een bijzondere indicatie is te vinden op de Grote Molen: achterop het bovenhuis bevinden zich links en rechts half boven de korte spruit radertjes die gaan draaien zodra de wind er overheen scheert.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Fotogalerij[bewerken | brontekst bewerken]

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]

[[Categorie:Windmolen]] [[de:Windrichtungsnachführung]] [[en:Windmill fantail]] [[sv:Vindrosett]]