Gebruiker:B kimmel/kladblok6

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
B kimmel/kladblok6
Rosse metselbij (paring)
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Arthropoda (Geleedpotigen)
Onderstam:Hexapoda (Zespotigen)
Klasse:Insecta (Insecten)
Superorde:Endopterygota
Orde
Hymenoptera
Linnaeus, 1758
B kimmel/kladblok6 op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De vliesvleugeligen (Hymenoptera) zijn een orde van insecten die vertegenwoordigd wordt door een breed scala aan verschillende vormen. Wat betreft lichaamsbouw verschillen de vliesvleugeligen niet veel, maar wat betreft levenswijze zijn de insecten een zeer diverse en soms sterk ontwikkelde groep. Bekende groepen van vliesvleugeligen zijn onder andere de mieren, de hommels en de wespen.

De vliesvleugeligen zijn echter een complexe orde, zo zijn de mieren ontstaan uit gravende wespen. Andere 'mieren', zoals de fluweelmieren (families Methochidae, Mutillidae) kunnen beschouwd worden als vleugelloze wespen, ze worden ook wel mierwespen genoemd. Ook de bij-achtigen zijn uit wespen ontstaan, ze zijn sterk verwant aan de graafwespen. Uit de bijen hebben zich de hommels ontwikkeld.

De Hymenoptera zijn als groep wellicht niet zo bekend, maar de verschillende vertegenwoordigers van de vliesvleugeligen spelen in het dagelijks leven een grote rol als onmisbare bestuivers van bloemen (bijen en hommels), verdelgers van plaaginsecten (oa papierwespen en sluipwespen) en opruimers van afval in de natuur (mieren).

De schattingen van het aantal ertoe behorende soorten liggen in de orde van grootte van 300.000 wereldwijd, waarvan er echter nog maar ongeveer 100.000 beschreven zijn. In Europa leven ongeveer 11.000 soorten, het aantal in Nederland voorkomende vliesvleugeligen wordt geschat op 8500; ook dit aantal zal nog aanmerkelijk toenemen. Ter vergelijking: het aantal uit Nederland bekende keversoorten bedraagt 3900. In Europa omvat de orde 68 families waarvan er 63 in Nederland zijn aangetroffen.

Bouw[bewerken | brontekst bewerken]

De onderdelen van de kop.

Het lichaam van een vliesvleugelige bestaat zoals alle insecten uit drie delen: kop, borststuk en achterlijf. Zowel het borststuk als de kop zijn als bij alle insecten ook weer opgebouwd uit drie delen maar dit is moeilijk te zien, het achterlijf is duidelijk gesegmenteerd, als deze niet wordt bedekt door de vleugels. Vrijwel alle vliesvleugeligen hebben vleugels, ook mieren hebben vleugels maar vaak alleen de mannetjes die slechts enkele weken per jaar te vinden zijn. Sommige vliesvleugeligen zijn sterk seksueel dimorf; het mannetje verschilt sterk van het vrouwtje, waarbij de vleugels soms zijn gereduceerd of geheel ontbreken.

De kop is relatief groot en goed te onderscheiden van de rest van het lichaam. De facetogen zijn vaak langwerpig en zijn meer aan de zijkanten geplaatst. In tegenstelling tot veel tweevleugeligen raken de ogen elkaar niet. Op de bovenzijde van de kop zijn drie ocelli aanwezig, zeer kleine oog-achtige structuren die veel minder gevoelig zijn dan de uit vele kleine lensjes opgebouwde facetogen. Vliesvleugeligen kunnen geen rode kleuren waarnemen, maar wel het voor de mens onzichtbare ultraviolet licht

De voelsprieten zijn relatief lang in vergelijking met veel andere insecten als vliegen en muggen, en zijn elleboog-achtig geknikt. De antennes bestaan altijd uit een scapus, een stijf, onbeweegbaar deel dat de basis vormt van de antenne. Aan het einde hiervan is de pedicel aanwezig, het kleine aanhechtingspunt van het flagellum, dit is het uiteinde van de antenne dat bestaat uit duidelijke segmenten, en bevat de zintuigencellen.

Hymenoptera betekent letterlijk vlies ('hymen) vleugel (pteron), en slaat op de relatief grote en vliezige vleugels. De vliesvleugeligen hebben altijd twee paar vleugels; de voorvleugels zijn altijd groter dan de achtervleugels. In vergelijking met andere insecten bestaan de vleugels uit relatief weinig cellen.

Vliesvleugeligen kunnen soms verward worden met insecten uit andere orden, zoals de tweevleugeligen (vliegen en muggen of Diptera) en sommige vlinders (Lepidoptera) of kevers (Coleoptera) die lijken op vliesvleugeligen. Voorbeelden zijn respectievelijk de zweefvliegen, veel wespvlinders en de wespenboktorren. Deze insecten lijken op angeldragende wespensoorten zodat hun vijanden worden verward en ze met rust gelaten worden (mimicry).

Levenswijze[bewerken | brontekst bewerken]

Spinnendoders zijn tot de orde vliesvleugeligen behorende insecten die op spinnen jagen.

Vliesvleugeligen zijn een zeer vormenrijke groep met uiteenlopende levenswijzen. Over het algemeen hangt de indeling van de verschillende groepen hiermee samen, maar dit gaat niet altijd op. Plantenwespen (onderorde Symphyta) leven als larve vaak solitair van plantaardig materiaal. Larven van veel kolonievormende wespen leven van door de wespen verzamelde insecten. Sluipwespen zetten de eitjes af in een nog levende prooi als voedsel voor de larven, zoals rupsen, bladluizen of kevers. Het meest tot de verbeelding spreken de spinnendoders, een groep van wespen die actief jaagt op spinnen die vaak groter zijn dan de wesp zelf.

Een van de meest kenmerkende eigenschappen van de Hymenoptera is de zorg voor het nageslacht (broedzorg); vrijwel alle soorten leggen een voedselvoorraad aan voor de jongen of brengen deze groot in een kolonie. Er zijn verschillende soorten van zorg voor het nageslacht; sommige soorten leggen alleen een ei in een geschikt soort blad, andere soorten slepen een voedselvoorraad naar een afgeschermde cel en zetten hier de eitjes af. Kolonie-vormende soorten voeren de jongen en verdedigen ze tegen gevaar. Er zijn ook 'koekoeksoorten'; zoals bepaalde hommels en bijen die zelf geen nest maken maar de eitjes afzetten bij de eitjes van een andere soort. Hierdoor hoeven ze geen voedsel voor de larve te verzamelen; deze eet eerst de eitjes van de 'gastheer' op en doet zich daarna tegoed aan de door de gastouders aangelegde voedselvoorraad.

Een ander trekje van de vliesvleugeligen, dat bij andere insecten overigens ook voorkomt, is parthenogenese, of ongeslachtelijke voortplanting. Bij sommige groepen, zoals de sluipwespen, zijn mannelijke exemplaren zeldzaam of ontbreken zelfs volledig. Dit heeft als voordeel dat de dieren zich volledig kunnen richten op het nageslacht, en niet hoeven zoeken naar een geschikte partner.

Taxonomie[bewerken | brontekst bewerken]

De indeling van de Hymenoptera is al vaak veranderd en zal ook in de toekomst nog gewijzigd worden. Een van de belangrijkste redenen zijn de parafyletische trekjes van de vliesvleugeligen. Er zijn tegenwoordig twee onderordes, de relatief kleine en onbekende Symphyta, de blad- of plantenwespen. De andere groep is de Apocrita, waar alle andere soorten onder vallen.

Orde Hymenoptera

Ronisia barbara behoort tot de mierwespen en lijkt op een mier maar wordt gezien als een vleugelloze wesp.

Galerij[bewerken | brontekst bewerken]

Verder lezen[bewerken | brontekst bewerken]

  • In 2004 is het standaardwerk (deel 6) in de serie Nederlandse Fauna verschenen met de titel: De wespen en Mieren van Nederland (hymenoptera/aculeata) Uitgegeven door KNNV, Naturalis en EIS Nederland.
  • Een goede veldgids is Chinery, M., 1986. Nieuwe insektengids. Baarn, Tirion.
  • Goede tabellen tot de families zijn te vinden in Familietabel van de Hymenoptera in Noordwest-Europa. Achterberg, C. van, 1982. Wetenschappelijke Mededeling van de K.N.N.V. 152. Hoogwoud, K.N.N.V.
  • Burggraaf - Van Nierop, Y.D., C. van Achterberg (1990) De Cephidae en Argidae van Nederland (Hymenoptera) Zoologische Bijdragen Vol. 3 p. 3-66 PDF

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Hymenoptera van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

[[Categorie:Vliesvleugelige| ]] [[ar:غشائيات الأجنحة]] [[bg:Ципокрили]] [[ca:Himenòpter]] [[cs:Blanokřídlí]] [[de:Hautflügler]] [[el:Υμενόπτερα]] [[en:Hymenoptera]] [[eo:Himenopteroj]] [[es:Hymenoptera]] [[et:Kiletiivalised]] [[eu:Hymenoptera]] [[fi:Pistiäiset]] [[fr:Hymenoptera]] [[gl:Himenóptero]] [[he:דבוראים]] [[hr:Opnokrilci]] [[hu:Hártyásszárnyúak]] [[id:Hymenoptera]] [[io:Himenoptero]] [[is:Æðvængjur]] [[it:Hymenoptera]] [[ja:ハチ目]] [[ko:벌목 (곤충)]] [[la:Hymenoptera]] [[lt:Plėviasparniai]] [[lv:Plēvspārņu kārta]] [[mk:Ципокрилци]] [[ml:കടന്നൽ]] [[ms:Hymenoptera]] [[nn:Årevengjer]] [[no:Årevinger]] [[oc:Hymenoptera]] [[pfl:Hautfliggler]] [[pl:Błonkoskrzydłe]] [[pt:Hymenoptera]] [[qu:Qaralla rapra]] [[ro:Hymenoptera]] [[ru:Перепончатокрылые]] [[simple:Hymenoptera]] [[sk:Blanokrídlovce]] [[sl:Kožokrilci]] [[sr:Opnokrilci]] [[su:Hymenoptera]] [[sv:Steklar]] [[th:แตน]] [[tr:Zar kanatlılar]] [[uk:Перетинчастокрилі]] [[vi:Bộ Cánh màng]] [[zh:膜翅目]]

B kimmel/kladblok6
Koningin van de gewone wesp.
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Arthropoda (Geleedpotigen)
Onderstam:Hexapoda (Zespotigen)
Klasse:Insecta (Insecten)
Orde:Hymenoptera (Vliesvleugeligen)
Onderorde:Apocrita
Superfamilies
Wespen
Duitse wesp
Vespa mandarinia
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Tot de wespen worden alle insecten gerekend uit de orde vliesvleugeligen (Hymenoptera), die géén bij, hommel of mier zijn. Ook zaagwespen worden als aparte groep gezien naast alle andere wespen omdat ze een totaal andere fysiologie hebben. Wespen vormen dus geen eigen taxonomische groep zoals een orde of een familie. Ze zijn een onderdeel van de Apocrita, en de twee superfamilies waartoe alle wespen behoren, omvatten ook de mieren, die nauw aan de wespen verwant zijn. De verwantschappen binnen de Hymenoptera zijn soms erg complex, volgens fylogenetische studies zijn bijvoorbeeld alle bijen uit een familie van graafwespen geëvolueerd.[1][2][3]

Er zijn veel verschillende soorten wespen; papierwespen spelen een rol bij de bestuiving van bloemen en het verdelgen van insecten; sluipwespen bij de biologische bestrijding van plaaginsecten en galwespen zorgen voor meestal bolvormige vergroeiingen aan bladeren.

Zweefvliegen en wespen worden wel eens verward, omdat bij zweefvliegen mimicry voorkomt. Ze hebben overeenkomstige kleuren en streeppatronen als wespen. Op die manier lijken ze erop en kunnen zo predatoren afschrikken. Zweefvliegen kunnen echter niet steken.

Indeling[bewerken | brontekst bewerken]

Saksische wesp op prei

De bekendste familie van wespen zijn de plooivleugelwespen of Vespidae, vanwege de opvallende kleuren en grootte, de behoefte aan zoetigheid ('limonadewespen') en met name de steek. Tot de plooivleugelwespen behoren zowel sociale wespen (wespen die in groepen in een nest leven), als solitaire wespen. Plooivleugelwespen (Vespidae) worden zo genoemd, omdat ze hun voorvleugel eenmaal in de lengterichting opvouwen. De vleugels lijken daardoor twee keer zo smal. Alle wespen met zo op het oog smalle vleugeltjes behoren dus tot deze groep.

Binnen de plooivleugelwespen familie zijn er in de Benelux twee duidelijke subgroepen (onderfamilies):

  • de overbekende papierwespen (Vespinae), zie ook papierwespen.
  • de veel minder bekende leemwespen, ook wel metselwespen genoemd, (Eumeninae).

De namen van de onderfamilies verwijzen naar het materiaal waaruit het nest wordt gebouwd.

Papierwespen[bewerken | brontekst bewerken]

Tot de onderfamilie van de papierwespen behoren wereldwijd 61 soorten, waarvan er 11 in Midden-Europa voorkomen. De naam is te danken aan het papier-achtige materiaal waarvan het nest wordt gemaakt. De wespen schrapen houtvezels van bomen en vermengen dat met het speeksel tot een papje.

Zie ook Papierwespen

.

Leemwespen of metselwespen[bewerken | brontekst bewerken]

vier nestcellen van een metselwesp in een tuinlamp. De bovenste cel bevat nog een prooirest.
Foto E van Herk 2005

De leemwespen zijn in tegenstelling tot de papierwespen solitaire wespen; ze maken hun nest van leem of andere plakkerige aarde. Leemwespen zijn tamelijk klein. De leemwesp Ancistrocenus parietum is nauw verwant aan de sociale wespen. Andere in Nederland voorkomende leemwespen zijn Ancistrocerus scoticus, Ancistrocerus trifasciatus en Symmorphus bifasciatus. Symmorphus soorten gebruiken vaak bestaande gangen in hout en holle rietstengels.

Sluipwespen[bewerken | brontekst bewerken]

Sluipwespen hebben een duidelijk zichtbaar uitsteeksel aan de achterzijde, althans de vrouwtjes. Dit is de ovipositor, ofwel de legbuis. Bij stekende wespen is deze omgevormd tot angel, sluipwespen gebruiken dit orgaan om eitjes onder de huid van een prooi te leggen. Dit zijn vaak andere insecten, zoals bladluizen, en met name de larven van insecten, zoals rupsen. Sluipwespen worden massaal ingezet in de kassenteelt, in grotere tuincentra zijn kartonnen kaarten te koop met de eitjes van specifieke soorten, al naargelang de te bestrijden plaag.

Galwespen[bewerken | brontekst bewerken]

eikennapjesgalwespen

Galwespen leggen eitjes in een blad, waarna door de geïnfecteerde plant een gal wordt gevormd. Gallen zijn zeer veelvormig. Soms zijn ze rond en afgesnoerd, andere soorten maken plaatjesgallen; kleine, en platte gallen die weer afvallen nadat de larve is verpopt en uitgekomen. In de herfst zijn de gallen het best te zien, vooral de eik is een populaire boom bij veel soorten.

Koekoekswespen[bewerken | brontekst bewerken]

Er bestaan drie soorten koekoekswespen. De vrouwtjes dringen de nesten van een verwante soort binnen, doden de aanwezige koningin, vreten de eitjes uit het bestaande nest op en leggen vervolgens zelf eitjes in het nest. Door de werking van feromonen worden de werksters aangezet het broed van de koekoekswesp te verzorgen. Dolichovespula adulterina is een koekoekswesp vooral bij de Saksische wesp.

Hoornaars[bewerken | brontekst bewerken]

De hoornaars zijn van de andere wespen te onderscheiden doordat ze groter zijn en aan de roodbruine kleur die op kop, thorax en poten voorkomt. De andere wespen zijn daar zwart of geel. De Europese hoornaar is de grootste sociale wesp van Europa, waarvan de koningin wel 40 mm lang kan worden. Gemiddeld is de koningin echter 23-35 mm lang. De werksters zijn 18-25 mm lang en de mannetjes 21-28 mm. De mannetjes hebben een lid meer aan hun voelsprieten dan de werksters.

Zaagwespen[bewerken | brontekst bewerken]

De naam komt van de zaag-achtige legbuis van de vrouwtjes. In tegenstelling tot alle andere wespen hebben zaagwespen geen taille en ongevouwen, vlieg-achtige vleugels. Zaagwespen vormen een aparte groep naast alle andere wespen, en daarom worden de zaagwespen door sommige biologen helemaal niet als wespen beschouwd. In veel talen wordt deze groep zaagvliegen genoemd.

Graafwespen[bewerken | brontekst bewerken]

Bijenwolf op kogeldistel

Graafwespen zijn solitaire wespen die nesten graven op zandige plaatsen. Er zijn 'sluipwespachtige' rood-zwarte gekleurde slanke soorten, naast robuuste soorten met de karakteristieke geel-zwarte wespentekening. Er zijn grote soorten tot zeer kleine soorten van slechts 3 mm. Kenmerkend voor alle soorten is de vorm van het eerste segment van het borststuk, dat aan de zijkant niet tot aan de vleugelschubben (tegulae) reikt. De achterkant van het pronotum eindigt aan de zijkant vaak in een knobbel. Een van de graafwespen is de bijenwolf.

Voedsel[bewerken | brontekst bewerken]

Plantaardig[bewerken | brontekst bewerken]

Wespen leven van nectar, honingdauw van luizen, stuifmeel, plantensap, vruchtvlees en sap van rijpe vruchten (peren, pruimen onder andere), maar ook van vloeibare zoete voedings- en genotmiddelen bestemd voor menselijke consumptie (limonade, stroop en dergelijke). Het stuifmeel wordt meestal niet verzameld. Sommige wespensoorten beschadigen de planten om bij het sap te kunnen komen.

Dierlijk[bewerken | brontekst bewerken]

De eiwitten, die de wespen nodig hebben voor de instandhouding van hun eigen lichaam, maar vooral voor de voeding van de larven, worden verkregen door het vangen en consumeren van andere insecten. Dit zijn vooral allerlei vliegensoorten. Daarnaast worden ook volwassen hooiwagens, cicaden en hun larven, evenals onbehaarde of weinig behaarde rupsen, larven van bladwespen, zaagwespen, honingbijen en spinnen gegeten. Ook vers vlees van kadavers wordt gegeten, wanneer de huid al stuk is. Wespen zijn namelijk niet in staat de huid stuk te bijten. Ook vlees uit prullenbakken en zelfs honden- en kattenvoer wordt naar het nest gebracht.

Wespen zijn belangrijke insectenbestrijders. Zo nam Schmitt in 1921 waar dat 300 - 400 werksters van de Duitse wesp in 6 uur 2500 vliegen van verschillende soorten tezamen met 650 tipuliden (langpootmuggen) en Culiciden (steekmuggen) in hun nest brachten. In een ander geval werden in 104 van de Duitse wespen afgenomen prooien 81 kamervliegen, 5 vleesvliegen, 1 kleine kamervlieg, 1 stalvlieg en 16 andere insectensoorten geteld.

verschillende ontwikkelingsstadia

Sociale wespen[bewerken | brontekst bewerken]

Levenscyclus[bewerken | brontekst bewerken]

Sociale wespen bestaan uit een volk met een koningin en een aantal werksters. Een volk leeft maar één jaar en sterft aan het begin van de winter zodra het gaat vriezen. Aan het eind van de zomer, in augustus of september, worden er uit enkele tientallen bevruchte eitjes koninginnen en uit onbevruchte eitjes mannetjes geboren. De koninginnelarven krijgen speciaal hormoonrijk voedsel waardoor uit gewoon bevruchte eitjes koninginnen ontstaan. Dit hormoon wordt door speciale klieren in de kop van de werksters gemaakt. De mannetjes zijn 15 mm lang en hebben langere antennes dan de werksters. Ze sterven vrijwel direct na de paring. Na paring met meerdere mannetjes overwinteren de jonge koninginnen in scheuren, vermolmd hout, onder de schors van een boom, onder mos of op andere beschutte plaatsen, zoals in schuren, muurholten, spouwmuren of onder een dak. De koningin kan in haar winterslaap probleemloos bevriezen en ontwaakt pas als zij boven een bepaalde temperatuur komt die pas in het voorjaar wordt bereikt. In het voorjaar bouwt de jonge koningin een nieuw nest. De tamelijk grote wespen (20 mm) die in het vroege voorjaar te zien zijn, zijn dus altijd de jonge koninginnen. Deze koninginnen voeden zich in het begin met nectar, en stuifmeel en indien aanwezig ook honingdauw. Ze bouwt de eerst vijf tot tien cellen zelf en legt daar een bevrucht eitje in. Het sperma van meerdere mannetjes dat nodig is voor de bevruchting heeft de jonge koningin vanaf de paring meegedragen. Omdat de koningin eitjes produceert, is de legboor in de plaats gekomen van de angel. De gifblaas is verworden tot opslagplaats van het sperma. Dit zijn ook de redenen dat een koningin geen mogelijkheid heeft tot steken.

Na 7-10 dagen komt de pootloze larve uit het eitje. De larve groeit 1-2 weken en gaat zich dan verpoppen. Vóór het verpoppen spint de larve een papierachtig deksel over de opening van de cel. In deze fase hopen de uitwerpselen zich op in het achterste gedeelte van de darm, die leeggemaakt wordt in de oude larvehuid, als de larve verandert in een zachte witte pop. Na 1-2 weken komt uit de pop de volwassen wesp. De jonge larven worden gevoed met dierlijke prooien, die door de koningin fijngekauwd worden en tot balletjes worden gemaakt. Hieruit komen ongeveer een maand na de bouw van het nest de eerste werksters, die voedsel gaan zoeken en het nest verder uitbouwen. De werksters zijn 10-15 mm lang. De koningin verlaat nu het nest niet meer en legt alleen nog maar eitjes.

Nest[bewerken | brontekst bewerken]

Wespennest

De nesten worden gebouwd in verlaten muizennesten, in de grond, in schuren, muurholten, spouwmuren of onder een dak. Een afgebouwd nest heeft gemiddeld een doorsnede van 20-35 cm en een wanddikte van 2 cm, maar er komen ook veel grotere nesten voor. Vaak zijn er meerdere nestingangen. De nesten worden gemaakt van plantenvezels of droog hout. Dikwijls ziet men wespen aan droog hout knagen. Door de plantenvezels of het hout fijn te kauwen ontstaat er een papierachtige stof. De raten worden gemaakt van deze grijze of bruingele stof. De zeshoekige raten zijn altijd omgeven door één of meer ballonvormige omhulsels eveneens bestaande uit hetzelfde papierachtige materiaal. In de cellen van de raat legt de koningin haar eieren. In elke cel één. De Duitse wesp gebruikt alleen droog, verweerd hout, waardoor het nest er grijzig uitziet. De nesten van de Gewone wesp en de Hoornaar zien er roodbruin uit. Niet-geverfde vogelhuisjes of schuttingen in de tuin zijn overigens ook geschikt. Vanaf augustus-september begint het nest te vervallen en worden de werksters lastig voor de mens.

De zweefvlieg Volucella dringt wespennesten binnen en legt haar eieren in het nest. De wespen verzetten zich niet tegen deze zweefvlieginvasie, omdat de merkwaardige, stekelige larven een zeer nuttige rol als opruimers hebben. De larven leven in de mesthoop onder het nest, waar de dode wespen zich ophopen. Ook maken ze de verlaten en vuile cellen van de wespen schoon, waardoor de cellen opnieuw gebruikt kunnen worden.

De rupsen van het vlindertje Aphomia sociella leven ook als opruimers in wespennesten. Later in het jaar, als het nest achteruit gaat, vreten de rupsen echter ook de larven en poppen van de wespen op.

Sluipwespen zijn allemaal solitair.

Solitaire wespen[bewerken | brontekst bewerken]

Solitaire wespen hebben geen nest en leven alleen, ze kennen geen koningin en er vindt een paring plaats tussen een mannetje en een vrouwtje waarna de eitjes worden afgezet. Nadat de eitjes zijn ontwikkeld worden deze vaak een voor een in andere soorten organismen gelegd, meestal planten of insecten, maar ook in slakken, wormen en andere ongewervelden. Er zijn ook sluipwespen die op andere wespen leven, en een aantal soorten jaagt specifiek op spinnen. De meest tot de verbeelding sprekende soorten komen uit het geslacht Pepsis; deze maken jacht op vogelspinnen. Deze worden ingegraven en de larven eten eerst de lichaamssappen, later pas de vitale organen zodat de spin zo lang mogelijk in leven blijft, en dus vers blijft. De meeste soorten sluipwespen eten van plantensappen als nectar, de vrouwtjes echter hebben voor de ontwikkeling van de eitjes vaak extra proteïnen nodig. Daarom worden soms ook wel andere insecten opgegeten.

De larven van wespen die binnen in een nestkamer, insect of plant leven hebben een wit, made-achtig voorkomen. Larven die aan de buitenzijde van planten leven zien er uit als rupsen of bij sommige soorten als kleine naaktslakjes.

Wespensteken[bewerken | brontekst bewerken]

Uitgestoken angel van de Gewone wesp

Alléén vrouwtjeswespen kunnen steken. Met wespen moet daarom enigszins voorzichtig omgegaan worden, dit in tegenstelling tot hommels. Hommels proberen te vluchten, tenzij men ze dreigt te pletten. Daarentegen kunnen wespen, vooral als hun nest wordt verstoord, agressief worden waarbij ze de verstoorder achtervolgen om deze liefst meerdere keren te steken. Wespen hebben geen weerhaakjes aan de angel en kunnen telkens opnieuw steken. Een steek van een plooivleugelwesp is een aantal uren tot zelfs een paar dagen flink pijnlijk, en gaat vaak gepaard met een fikse zwelling ter plaatse, soms ook van een hele arm. Dit zijn directe toxische effecten; van echte allergische reacties is pas sprake als er ook niet-lokale symptomen zijn als misselijkheid, flauw worden, of jeukbulten of uitslag over het hele lijf. Zie ook insectensteek. Bij een echte allergie voor wespensteken kan gebruikgemaakt worden van een zogenaamde EpiPen. Met deze pen kan adrenaline als intramusculaire (in de spier) injectie toegediend worden. Adrenaline voorkomt een allergische reactie niet, maar zorgt er voor dat de gevolgen van de allergische reactie beperkt blijven. Verstrekking van een dergelijke pen dient alleen te gebeuren bij een aangetoonde gegeneraliseerde allergische reactie. Gebruik zonder noodzaak is niet geheel zonder gevaar, vooral bij mensen met hartproblemen.

Bestrijding[bewerken | brontekst bewerken]

De eerste vraag moet luiden: is bestrijding wel nodig? Wespen zijn in het algemeen namelijk nuttige dieren, maar hun aanwezigheid dicht bij mensen kan wel eens ongewenst zijn. Het dichtstoppen van de uitvliegopening(en) van een nest heeft geen zin, omdat de wespen net zolang zullen zoeken of knagen tot ze een andere uitgang hebben gevonden of gemaakt. Soms werkt het zelfs averechts omdat de wespen op deze manier in grote aantallen ook binnen een gebouw terecht kunnen komen.

Wespen kunnen worden bestreden door de uitvliegopening van een nest te bestuiven met een poedervormig bestrijdingsmiddel. Dit middel wordt dan aan het lijf en de poten van de wespen het nest binnengebracht. Hierdoor sterven de larven en komt het volk in de problemen, als ook de koningin sterft is het gedaan met het volk. Indien het nest niet gelocaliseerd kan worden, kan een wespenval eenvoudig gemaakt worden door een PET-fles door te snijden, de bovenste helft er omgekeerd in te zetten en de fles aantrekkelijk te maken door bijvoorbeeld jam aan de ingang en bier of limonade binnenin. Wespen kunnen ook grotendeels op afstand gehouden worden door kruidnagel te gebruiken. Ze hebben een hekel aan de geur van deze specerij. Het beste kunt u buiten kruidnagelolie in een waxinehoudertje verhitten, een aantal kruidnagels in een potje met water neerzetten of wierook met kruidnagelgeur branden.

Fotogalerij[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • De wespen en mieren van Nederland (2004), T.M.J. Peeters, C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J.Smit en H.H.W. Velthuis; eindredactie A.J. de Winter , Naturalis, Leiden; KNNV, Zeist en EIS-Nederland, Leiden , 496 pp., ISBN 90 5011 174 2


Bronvermelding[bewerken | brontekst bewerken]