Gebruiker:Dounmah/Bloedbad van Tripolitsa

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dounmah/Bloedbad van Tripolitsa
De Val van Tripolitsa met op de achtergrond lijken van burgers en een verwoeste minaret.
Plaats Tripolis, Ottomaanse Rijk (hedendaags Griekenland)
Datum Zomer van 1821 - 5 oktober 1821
Doelwit Turkse en Joodse bevolking
Aanslagtype Etnische zuivering
Doden 8.000-10.000[1][2][3][4] of 32.000[5] (volgens Theodoros Kolokotronis)
Dader(s) Griekse opstandelingen (kleften)

Het Bloedbad van Tripolitsa (ook wel bekend als de Belegering van Tripolitsa of de Val van Tripolitsa) refereert naar de inname van de stad Tripolis door de Grieken op het Ottomaanse Rijk tijdens de Griekse Onafhankelijkheidsoorlog na een maandenlange belegering.

Na de val van Tripolitsa op 5 oktober 1821 werden tussen 8.000 en 10.000 Turkse en Joodse inwoners van de stad vermoord door de Griekse troepen.[4][1][3] Onder de slachtoffers zaten ook veel vrouwen en kinderen, waarbij vele van hen werden doodgemarteld.[3] Daarmee werd het de bloedigste slachting van de hele oorlog.[2] Theodoros Kolokotronis die aan het hoofd van de Griekse leger stond, schreef in zijn memoires dat binnen drie dagen 32.000 mannen, vrouwen, en kinderen waren vermoord in Tripolitsa.[5]

Kort daarvoor, in augustus 1821, werden in Navarino (hedendaags Pylos) 3.000 Turkse burgers vermoord door de Griekse troepen nadat de stad zich had overgegeven.[1]

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De Locatie van Tripolitsa in de Peloponnesos.

De Peloponnesos werd vanaf 1348 geregeerd door het despotaat van de Morea, een zelfstandig Byzantijns vorstendom. In 1460 werd het schiereiland veroverd door de Ottomaanse Turken. Als gevolg van de Grote Turkse Oorlog kwam het schiereiland voor enkele jaren onder de heerschappij van de Republiek Venetië, tot in 1714 de Turken het gebied heroverden. In de loop der tijd had er zich een aanzienlijke Turkse en Joodse gemeenschap gevestigd op het schiereiland. In 1821 begon de Griekse opstand en spreidde zich al gauw naar de Peloponnesos.

Begin 19e eeuw had de Peloponnesos een etnisch gemengde bevolking. Het schiereiland telde naar schatting 400.000 Grieks-orthodoxe Grieken en Albanezen, en een minderheid van 40.000 moslim Turken en Albanezen.[2] De Turkse bevolking was vooral geconcentreerd in de steden en forten. Hoewel beide gemeenschappen veel overeenkomsten hadden, werd de sfeer al voor de oorlog verziekt door wederzijdse vijandigheid.[2] De Griekse rebellen maakten er geen geheim van dat het hun intentie was om de Turkse gemeenschap te vernietigen.[2]

De Turk zal niet langer leven, noch in de Morea, noch in de hele wereld.

— Lied van de Griekse rebellen[2][6]

Belegering en bloedbad[bewerken | brontekst bewerken]

Kaart die het belegeringsplan aantoont.

Tripolitsa was de grootste stad in Zuid-Griekenland met 35.000 Turkse en Albanese inwoners, waarvan vele gevlucht waren voor de revolutie.[4] Daarnaast leefden er ook veel rijke Turken en Joden in de stad.[4] Vanwege de rijkdommen in de stad was het een primair doelwit van de Griekse rebellen.[4] Theodoros Kolokotronis schreef in zijn memoires dat de stad al gauw door 20.000 man werd belegerd.[5] Gedurende de belegering werd er met de Albanezen onderhandeld over capitulatie.[5] De Albanezen werd toegestaan om de stad te evacueren met wapens en al, maar de Turken niet.[5] Desondanks werden de Albanezen tijdens de evacuatie bedreigd door de Griekse troepen totdat Kolokotronis zelf moest ingrijpen.[5] De stad viel op 5 oktober 1821, waarna de veroveraars een bloedbad aanrichtten onder de burgerbevolking. Tussen 8.000 en 10.000 Turkse en Joodse inwoners van de stad werden vermoord door de Griekse troepen.[4][1][2][3] Daarmee werd het de bloedigste slachting van de hele oorlog.[2] Onder de slachtoffers zaten ook veel vrouwen en kinderen, waarbij vele van hen werden doodgemarteld.[3]

Kolokotronis zelf schreef in zijn memoires dat er na de inname van de stad binnen drie dagen 32.000 mannen, vrouwen en kinderen waren vermoord en dat tijdens zijn tocht vanaf de muren tot aan het paleis de hoeven van zijn paard de grond niet hadden aangeraakt.[5] Aan Griekse zijde zouden er slechts 100 doden zijn gevallen.[5]

Gek met wraakzuchtige woede, werd er noch leeftijd noch geslacht gespaard — de straten en huizen werden overspoeld met bloed, en gehinderd door stapels van dode lichamen.

— Thomas Gordon, Engelse filhelleen en ooggetuige[2]

Nasleep[bewerken | brontekst bewerken]

Theodoros Kolokotronis, leider van de Griekse troepen: "Binnen de stad was de slachting al begonnen. Mijn paard heeft vanaf de muren tot aan het paleis de aarde niet geraakt. ... De veroveraars [de Grieken] die de stad binnendrongen waren bezig met het neerslaan van mannen, vrouwen, en kinderen van vrijdag tot aan zondag. Tweeëndertigduizend werden naar verluidt gedood."[5]

Het beginstadium van de Griekse Onafhankelijkheidsoorlog werd gekenmerkt door grootschalige slachtingen van de Turkse moslim gemeenschap in de Peloponnesos.[7] Theodoros Kolokotronis, een prominente leidinggevende van de kleften, beval zijn troepen om de Turkse burgerbevolking gelijktijdig aan te vallen.[2] Tegen april 1821, binnen twee maanden na het begin van de opstand, werden er al ten minste 15.000 moslims in de Peloponnesos vermoord.[2][8] Dit getal liep naar schatting op tot boven de 25.000 aan het einde van de oorlog.[2]

Deze werden op zijn beurt gevolgd door Ottomaanse vergeldingsacties zoals op Chios in april 1822, waarbij naar schatting 3.000 Grieken werden vermoord.[7] Daarmee was dit de grootste slachting van christenen gedurende de oorlog.[2] Het was met name deze gebeurtenis dat veel aandacht in Europa en Rusland kreeg, waarop de Europese machten de druk op het Ottomaanse Rijk verhoogden.[7] De Europese publieke opinie was niet geïnteresseerd in het leed van de Turken en die kregen om die reden nauwelijks aandacht, in tegenstelling tot de Grieken wiens streven voor onafhankelijkheid openlijk werd gesteund met wapens, geld en vrijwilligers.[7] Dit fenomeen was destijds beter bekend onder de naam Filhellenisme. Aan de andere kant waren er enkele Filhellenen zoals Thomas Gordon, een Engels legerofficier, die geschokt werden door de slachting in Tripolitsa en verlieten daarop de strijd in Griekenland.[2]

De Griekse Onafhankelijkheidsoorlog was een oorlog van etnische zuivering; na de oorlog leefden er geen Turken meer in de Peloponnesos.[2] Ook de Joden waren het doelwit tijdens de oorlog; in het hele land werden joodse wijken verbrand, de Joodse bevolking in de Griekse eilanden werd uitgeroeid, en in de Peloponnesos en het Griekse hartland werden ze blootgesteld aan massaslachtingen.[9]

Historicus William St. Clair schrijft het volgende over de gevolgen van de Griekse Onafhankelijkheidsoorlog op de Turkse moslim gemeenschap in Griekenland:

De Turken van Griekenland lieten weinig sporen over. Ze verdwenen plotseling en uiteindelijk in het voorjaar van 1821 zonder rouw en onopgemerkt door de rest van de wereld. ... Het was moeilijk om vervolgens te geloven dat Griekenland ooit een groot aantal inwoners van Turkse afkomst had, wonend in kleine gemeenschappen over het hele land, welvarende boeren, handelaren, en ambtenaren, wiens families voor honderden jaren geen ander thuis hadden gekend. ... Ruim twintigduizend Turkse mannen, vrouwen, en kinderen werden vermoord door hun Griekse buren in een paar weken van slachting. Ze werden met opzet gedood, zonder walging of gewetensbezwaren, en er was geen spijt hetzij toen of later.

— William St. Clair, historicus[10]

Referenties[bewerken | brontekst bewerken]

  1. a b c d (en) Mikaberidze, Alexander (2013), Atrocities, Massacres, and War Crimes: An Encyclopedia. ABC-CLIO, p. 741. ISBN 9781598849264.
  2. a b c d e f g h i j k l m n o (en) Lieberman, Benjamin (2013), Terrible Fate: Ethnic Cleansing in the Making of Modern Europe. Rowman & Littlefield, pp. 8-10. ISBN 9781442230385.
  3. a b c d e (en) Tucker, Spencer C. (2009), A Global Chronology of Conflict: From the Ancient World to the Modern Middle East. ABC-CLIO, pp. 1139-1140. ISBN 9781851096725.
  4. a b c d e f (en) Clair, William St. (2008), That Greece Might Still be Free: The Philhellenes in the War of Independence. Open Book Publishers, p. 43-45. ISBN 9781906924003.
  5. a b c d e f g h i (en) Kolokotrones, Theodoros, Mayhew, Elizabeth (1892), Kolokotrones the Klepht and the Warrior: Sixty Years of Peril and Daring. T.F.UNwin, Indiana University, p. 156-159 "Inside the town they had begun to massacre. My horse from the walls to the palace never touched the earth. ... Upon reaching the fort I found that the Greeks were endeavouring to attack those Albanians. ... Tripolitsa was three miles in circumference. The host [the Greeks] which entered it, cut down and were slaying men, women, and children from Friday until Sunday. Thirty-two thousand were reported to have been slain. One Hydriote boasted that he had killed ninety. About a hundred Greeks were killed; but the end came: a proclamation was issued that the slaughter must cease."
  6. (en) Carmichael, Cathie (2003), Ethnic Cleansing in the Balkans: Nationalism and the Destruction of Tradition. Routledge. ISBN 9781134479535.
  7. a b c d (en) Jelavich, Charles, Jelavich, Barbara (1977), The Establishment of the Balkan National States: 1804-1920. University of Washington Press, p. 44. ISBN 9780295803609.
  8. (en) Frary, Lucien J., Kozelsky, Mara (2014), Russian-Ottoman Borderlands: The Eastern Question Reconsidered. University of Wisconsin Press, p. 104. ISBN 9780299298043.
  9. (en) Gerber, Jane S. (1994), Jews of Spain: A History of the Sephardic Experience. Simon and Schuster, p. 243. ISBN 9780029115749.
  10. (en) Clair, William St. (2008), That Greece Might Still be Free: The Philhellenes in the War of Independence. Open Book Publishers, xxiii. ISBN 9781906924003 "The Turks of Greece left few traces. They disappeared suddenly and finally in the spring of 1821 unmourned and unnoticed by the rest of the world. ... It was hard to believe then that Greece once contained a large population of Turkish descent, living in small communities all over the country, prosperous farmers, merchants, and officials, whose families had known no other home for hundreds of years... Upwards of twenty thousand Turkish men, women, and children were murdered by their Greek neighbours in a few weeks of slaughter. They were killed deliberately, without qualm or scruple, and there was no regrets either then or later."

[[Categorie:Geschiedenis van de Peloponnesos]] [[Categorie:Bloedbad]] [[Categorie:Oorlogsmisdaad]] [[Categorie:Opstand]] [[Categorie:1821]] [[Categorie:Antisemitisme]] [[Categorie:Joodse geschiedenis]] [[Categorie:Geschiedenis van Griekenland]] [[Categorie:Ottomaanse Rijk]]