Gebruiker:JurriaanH/China

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Kang Youwei (en | zh)[bewerken | brontekst bewerken]

Kang Youwei, ca. 1905

Kang Youwei (traditioneel Chinees: 康有為, hanyu pinyin: Kāng Yǒuwéi; Kantonees: Hōng Yáuh-wàih) (Nanhai, 19 maart 1858Qingdao, 31 maart 1927) was een invloedrijk intellectueel, kalligraaf, politiek denker en hervormer in de late Qing-periode.

Tot de kern van Kangs hervormingsideeën behoorden de beschermen van de Chinese staat (保國, baoguo) en het beschermen van het confucianistisch geloof (保教, baojiao).[1] Hij was een overtuigd neoconfucianist, die leefde aan de hand van nieuwe interpretaties van Confucius' klassieke werken. Na de Chinees-Japanse oorlog van 1894–1895 vormden Kang en zijn bekendste leerling, Liang Qichao, een vooraanstaand duo in de Honderd Dagenhervormingen, een campagne tijdens het verval van de Qing-dynastie om China radicaal te moderniseren. De hervormingen werden niet gesteund door keizerin-weduwe Cixi, wat er uiteindelijk toe leidde dat Kang en Liang het land ontvluchtten.[2]

Als kalligraaf maakte Kang vooral naam op latere leeftijd. Zijn stijl werd gekenmerkt door ferme, vrije penseelstreken en hij was in staat om karakters groot te schrijven, zonder daarbij het "karakter" van het karakter te verliezen – iets dat lang niet alle kalligrafen machtig waren.[3]

Biografie[bewerken | brontekst bewerken]

Jeugdjaren[bewerken | brontekst bewerken]

Kang Youwei werd geboren op 19 maart 1858 in Nanhai, in de zuidoostelijke kustprovincie Guangdong. Zijn roepnaam werd hem gegeven door zijn oudoom, Hsüeh-hsiu.[n 1] Een groot deel van Kangs familie bestond uit geleerden en leraren. Zijn vader was een magistraat en had een militair verleden onder een van de oudooms van Kang, die in de jaren 60 het gewapend verzet tegen rebellen in Fujian leidde en later de gouverneur van Guangxi werd. Kang had vier zussen, waarvan twee ouder waren dan hij; een van hen overleed vroegtijdig. Ook had hij een jongere broer.[4]

Zijn familie maakte deel uit van de plaatselijke elite, en Kang schaamde zich er niet voor de goede naam van de familie nog wat extra aan te zetten. Regelmatig overdreef hij de prestaties van de geletterden in zijn familie.[5] Kang werd geboren in de laatste halve eeuw van de Qing-dynastie, die sinds halverwege de zeventiende eeuw over China had gereageerd. Het Qing-hof raakte steeds meer de controle over haar rijk kwijt, een proces dat versneld werd door de Opiumoorlogen. De Tweede Opiumoorlog was gaande ten tijde van Kangs geboorte; in juni 1858 sloot de Qing het verdrag van Tianjin met vier westerse grootmachten, dat China aanzienlijk verzwakte.[6] Tussen 1850 en 1864 woedde de Taipingopstand in grote delen van het zuidoosten van China, waarbij tientallen miljoenen Chinezen omkwamen.

Een groot deel van zijn jeugd besteedde Kang aan het voorbereiden op de examens. Dat begon, zoals gebruikelijk, al vroeg: op zijn zevende las Kang de moeilijkere passages uit het Boek der Documenten van Confucius, en rond dezelfde tijd begon hij met het uit zijn hoofd leren van de belangrijkste teksten.[7] In februari 1868 overleed Kangs vader, waarop hijzelf de organisatie van de begrafenis op zich nam.[n 2] Enkele maanden na de dood van zijn vader trok Kang in bij zijn grootvader, die Kang van jongs af aan had onderwezen. Met zijn grootvader als leraar las hij naast confucianistische werken ook de nodige geschiedwerken, waaronder de Geschiedenis van de Ming en de Kroniek van de Drie Rijken, beide onderdeel van de Vierentwintig Geschiedenissen. Ook las hij de Peking Gazette, waarbij hij op de hoogte bleef van de ontwikkeling rond het Qing-hof.[8] Op zestienjarige leeftijd[n 3] begon Kang zich ook te interesseren in de wereld buiten China. Doordat hij opgroeide nabij Guangzhou, op dat moment een van de grootste en meest moderne steden van China, kwam hij al op jonge leeftijd regelmatig in contact met de westerse aanwezigheid in China. Hij maakte daar gebruik van, onder andere door Europese en Amerikaanse boeken – vertaald naar het Chinees – te lezen.[9] Ook bestuurde hij wereldkaarten en leerde hij de topografie van de wereld.[10]

Zoals gebruikelijk voor jonge Chinese mannen die zich voorbereidden op de lokale of provinciale examens, verdiepte Kang zich in de jaren 70 en 80 voortdurend in klassieke werken en was hij als overtuigd confucianist zeker van de waarde van de confucianistische canon. Kangs ooms maakten Kang al op vijfjarige leeftijd bekend met werken als de Grote Leer (Daxue) en het Doctrine van het Midden (Zhongyang), welke beide deel uitmaken van de Vier Boeken, een belangrijke canon van confucianistische werken.[11] In tegenstelling tot de gemiddelde Chinees in deze tijd hield Kang zich echter voornamelijk bezig met het interpreteren van klassieke werken. Zijn interpretaties leidden tot theorieën en hervormingsvoorstellen die alom werden beschouwd als radicaal.[12]

Portretfoto van Kang, omstreeks 1920

In de leer bij Zhu[bewerken | brontekst bewerken]

In 1876, op achttienjarige leeftijd, slaagde Kang er bij de provinciale examens niet in om de juren-graad te behalen. Een jaar later verdronk zijn grootvader bij een overstroming. Beide gebeurtenissen hadden grote invloed op Kang.[13][14] Na het overlijden van zijn grootvader ging Kang Youwei in de leer bij de vooraanstaande confucianistische geleerde Zhu Chiqi, eveneens uit Guangdong. Kang voelde zich met name aangetrokken door de nadruk die Zhu legde op het praktisch tot uitvoer brengen van confucianistische lessen.[15] Over zijn tijd bij Zhu schreef Kang onder meer het volgende:

Bij het uiteenzetten van de essentie van de grote principes van vroegere wijzen en in het onderwijzen van de idealen van jezelf cultiveren en van anderen houden, schoof hij [Zhu] de scholen van de Han- en Song-periodes terzijde, en keerde hij rechtstreeks terug naar Confucius. In die periode, wanneer ik zijn instructies kreeg, was het als een reiziger die een verblijfplaats vindt en een blinde man die het licht ziet [...] Ik geloofde toen dat het voor mij mogelijk was alle boeken te lezen voor mijn dertigste, dat alleen ikzelf mijzelf kon vestigen in het leven, en dat ik de wereld kon herscheppen. Vanaf deze periode stopte ik met het schrijven van op examens gerichte essays[n 4] en gedachten om rijk en verheven te worden. Ik stond, torenhoog en verheven, boven het gewone volk, mijzelf associërend met grootse en goede mannen uit het verleden. Het is waar dat een man met grootse deugden andere mannen kan inspireren.

— Kang Youwei over Zhu Chiqi[16]

In de leer bij Zhu Chiqi groeide Kangs zelfvertrouwen. Hij besteedde het grootste deel van zijn dagen aan het leren, en deed dat op verschillende wijzen: essays schrijven, filosoferen, teksten uit het hoofd leren en lezen. Zhu moedigde zijn leerling aan af te wisselen in zijn leeswerk: Kang verdiepte zich in het neoconfucianisme van de Song-periode, commentaren op de klassieken, filologische geschriften, geschiedwerken en retorische werken.[17] Zhu wijdde hem niet alleen in in de theoretische en praktische aanpak van het confucianisme, maar maakte zijn leerling ook bekender met het spirituele aspect. In 1878, op twintigjarige leeftijd, stopte Kang met studeren en begon hij een spirituele zoektocht, met als voornaamste doel zijn lotsbestemming vast te stellen.[18]

Kang in 1905, het jaar waarin het Chinees examenstelsel definitief werd afgeschaft.

[...] maar omdat ik mezelf dagelijks bedolf onder stapels oude documenten, verstikte ik mijn gedachten, werd ik langzaam moe van boeken en begon ik nieuwe ideeën te bedenken. Wat is het nut, vroeg ik me af, van de werken van tekstgeleerden als Dai Zhen, wiens boeken zijn hele huis vulden? Ik heb daarom deze vorm van leren opgegeven en persoonlijk naar manieren gezocht om gemoedsrust te bereiken en mijn missie in het leven te vervullen. Abrupt stopte ik met mijn studies en het lezen van boeken, deed mijn deur op slot en weigerde mijn vrienden te zien. Ik zat helemaal alleen om mijn geest te cultiveren.

— Kang Youwei in 1878 over zijn besluit om te stoppen met het bestuderen van klassieke werken[19]

Op tweeëntwintigjarige leeftijd trok Kang zich nog verder terug uit de samenleving dan hij twee jaar eerder deed, enkele weken na de geboorte van zijn eerste dochter.[20] Hij vestigde zich in een grot op de Xiqiao, een berg ten zuidwesten van Nanhai. Hij besteedde zijn tijd aan mediteren en het lezen van daoïstische en boeddhistische boeken. Kang besteedde nauwelijks aandacht aan het verzorgen van zijn eigen lichaam, haalde voortdurend hele nachten dochter, zong, schreef gedichten en commentaren – en vernietigde ze weer – en concentreerde zich in de natuur om hem heen. Hij raakte bevriend met Zhang Dinghua, een academicus uit Guangzhou die hem een keer in de bergen kwam opzoeken. Hoewel hun eerste discussie uitliep op een ruzie, respecteerden Kang en Zhang elkaar en begonnen ze een vriendschap. Kang zocht Zhang vervolgens regelmatig op in Guangzhou. Hij luisterde aandachtig naar zijn nieuwe vriend, die een andere kijk op de wereld had dan Kangs mentor Zhu Chiqi. Waar Zhu zich met name concentreerde op wijsgeren uit het verleden, wijdde Zhang hem in in de veranderende wereld; hij hield Kang ook op de hoogte van de gang van zaken in de hoofdstad, nieuwe literatuur, het verloop van de regeerperiode van keizer Tongzhi (r. 1861–1875) en de literaire mode in het noorden van China.[21]

Eind 1879 bezocht Kang Youwei voor het eerst Hongkong.[n 5] Hij was onder de indruk van de Britse organisatie, de architectuur, de schone straten en de efficiëntie van de politie, en realiseerde zich dat China niet op buitenlanders moest neerkijken als barbaren, zoals wel gebruikelijk was bij de oudere en meer conservatieve Chinezen in de negentiende eeuw. Na zijn bezoek aan Hongkong begon hij zich weer te verdiepen in het Westen, net als een paar jaar eerder.[22]

Begin jaren 80 verliet Kang zijn grot in de bergen en keerde hij definitief terug naar de bewoonde wereld. Hij ging weer wonen in zijn geboortedorp, bij zijn familie, en onderwees zijn jongere neven en broer. Ook begon hij te experimenteren met verschillende kalligrafiestijlen, waaronder het zegelschrift (zhuanshu) en het klerkenschrift (lishu). In januari 1881 werd Kangs tweede dochter geboren. Een jaar later overleed Zhu Chiqi. Hoewel Zhu voor Kang Youwei minder belangrijk was dan voorheen, nam hij de volledige organisatie voor de begrafenis op zich.[23]

Ontwikkeling gedachtegoed[bewerken | brontekst bewerken]

Kang was vijfentwintig jaar oud toen de voeten van zijn vier jaar oude dochter, geheel volgens Chinese traditie, gebonden moesten worden. Het gebruik om de voeten van vrouwen te binden en op die manier klein te houden was honderden jaren oud en een gewoonte in heel China. Kang meende echter dat het onnatuurlijk en ongezond was en hij weigerde de voeten van zijn dochters te laten binden. Het grootste deel van zijn familie was verbaasd over zijn stellingname en sommigen lachten hem uit; toen Kang enige tijd van huis was, probeerden familieouderen alsnog haar voeten te binden. Zhang Yunzhu, Kangs vrouw, was het met hem eens en stond de ouderen niet toe haar kind te behandelen. In het vervolg werden de voeten van Zhangs andere dochters en zijn nichten ook niet gebonden. Ook richtte Kang samen met een man uit een nabijgelegen dorp een vereniging tegen voetenbinden op.[24] Het was exemplarisch voor de rest van Kangs carrière, waarin hij voortdurend de status quo in twijfel trok, al dan niet op basis van nieuwe interpretaties van klassieke werken.

In dezelfde periode besefte Kang dat het redden van China zijn lotsbestemming was.[25] Hij sprak de ambitie uit om een invloedrijk filosoof en vertegenwoordiger van het confucianisme te worden; Kang wilde het confucianisme zuiveren en redden van het "staatsconfucianisme", de heersende vorm van het confucianisme die was "vervalst" door de associatie met het keizerlijk hof. Hij meende dat het keizerrijk het confucianisme gebruikte als een middel om controle te houden over de bevolking.[26] Daarnaast zag hij het als zijn taak om China te redden van de naderende ondergang, een doelstelling die hij deelde met veel andere onderwezen Chinezen eind negentiende eeuw.[27] Hoewel boeddhistische principes minder prominent waren in zijn gedachtegoed, werd Kang ook aanhanger van het Mahayanaboeddhisme.[28]

In plaats van te genieten van reinheid, in plaats van plezier hebben, in plaats van verheven posities, zou ik liever opgaan in de massa's van levende wezens om er te zijn om hen te redden. Dus elke dag was de redding van de maatschappij het belangrijkst in mijn gedachten, en elk moment was de redding van de maatschappij mijn doel in het leven, en voor dit doel zou ik bereid zijn mezelf op te offeren. Aangezien er veel werelden zijn, sommige groot en andere een beetje klein, kon ik alleen maar sympathiseren met de mannen die dichtbij mij woonden en die ik zou moeten ontmoeten, en hen proberen te redden. Ik zou elke dag een beroep op ze doen en hopen dat ze naar me zouden luisteren. Ik heb dit tot mijn principe gemaakt, mijn doel om te vervullen.

— Kang Youwei in 1884 over het besef dat hij zijn land moest redden van de ondergang[29]
Een portret van Confucius door Ming-kunstschilder Qiu Ying. Een groot deel van Kangs werk en gedachtegoed steunde op een herinterpretatie van werken die aan Confucius worden toegeschreven.

Zijn bezoeken aan Hongkong en Shanghai waren cruciaal in de ontwikkeling van Kangs gedachtegoed.[30] Hij was getuige van westerse technische en stedelijke ontwikkeling en las werken over natuurkunde, elektriciteit en optica. Ook nam hij opnieuw vertalingen van westerse werken tot zich en verdiepte hij zich in de westerse "kunst van het regeren".[31] Tegelijkertijd bleef Kang onverminderd bezig met de canonieke werken van het confucianisme. Een van de leidende werken voor Kang was het Commentaar van Gongyang op de Lente- en herfstannalen. Het commentaar werd sinds de Han-periode door de meeste geleerden genegeerd, nadat het in de tweede eeuw voor Christus een belangrijke uiting van het classicisme was. Hoofdrolspeler in het werk is Confucius zelf, die in het bezit is van het Hemels Mandaat, maar door een samenloop van omstandigheden nooit een koning is geworden. Kang Youwei onderschreef deze lezing van de Annalen, waarin Confucius werd voorgesteld als een soort messianistisch profeet of heilige.[32]

In Kangs confucianistische wereldbeeld functioneert de oerkracht die alle dingen schept als yin en yang. Alle principes hebben zowel yin- als yang-karakteristieken, en de wereld kan globaal worden ingedeeld in beide categorieën. De wereld kent zonsopgang en zonsondergang, warmte en kou, licht en donker, zwart en wit, mannelijk en vrouwelijk; allemaal basisprincipes die yin of yang zijn.[33] Wanneer Kang in dit wereldbeeld vooruit keek naar de toekomst, zag hij dat de mensheid door Drie Fasen (sanshi) gaat: een fase van politieke chaos en sociale anomie; een fase van herstel van de legitieme politieke orde; en een fase waarin de gehele wereld in harmonie samenleeft. In de laatste fase dient er "volmaakte vrede" te zijn, waarbij hetzelfde woord wordt gebruikt als bij de Taipingopstand (taiping), hoewel nu in een classicistische interpretatie.[34][35] Om die ultieme fase te bereiken dient de heerser ten behoeve van zijn onderdanen te regeren, en niet ten koste van hen; de geletterde elite is daarbij de voornaamste uitvoerder van de macht. In de volmaakte wereld zal dan uiteindelijk sprake zijn van "grote eenheid" (datong). Enkele jaren voor zijn dood schreef Kang over deze grote eenheid een invloedrijk werk, de Datongshu.[36] De theorie van de Drie Fasen, voor een groot deel gebaseerd op de Optekeningen over de riten en het Boek der Veranderingen, legde de basis voor veel van Kangs ideeën voor radicale hervorming van de Chinese samenleving.[37]

Een kernbegrip in de ideale wereld van Kang Youwei is ren (仁), de waarde van medemenselijkheid. Volgens Kang is ren een door de hemel gegeven deugd, die elk mens van nature bezit. Elk mens is dus in principe goed. Het is een gedachte die ook prominent naar voren komt uit het werk van Mencius, na Confucius zelf de belangrijkste confucianistisch filosoof.[38] Geleidelijk kan ren zich ontwikkelen: het voegt zich naar de Drie Fasen en streeft naar een situatie van grote eenheid. Op weg naar die eenheid breekt ren geleidelijk sociale barrières die de mensheid weerhouden van grote eenheid af, zoals geslacht, ras, klasse en nationaliteit. Volgens Kang is een utopische wereld dus een wereld met seksegelijkheid, zijn er geen conflicten tussen natiestaten maar is er één, allesomvattende wereldregering, en is er geen sprake van klassenongelijkheid of raciale ongelijkheid.[39][40]

Politiek activisme[bewerken | brontekst bewerken]

Rond zijn dertigste ondernam Kang voor het eerst zelf actie als reactie op de toenemende problemen in het Qing-rijk. In 1888 zond hij brieven naar drie van de meest prominente ambtenaren onder het bewind van de Guangxu-keizer. In zijn brieven lichtte Kang uitvoerig zijn plannen om China van de ondergang te redden toe.[41]

Sinds de nederlaag bij Majiang[n 6] is de aanzienlijke positie van China snel gedevalueerd. Als China haarzelf weer zou willen opwerken, heeft ze daar nog maar een paar jaar de tijd voor; en door het hervormen van haar instituten zou ze een kans op overleven kunnen hebben. Als binnen deze korte periode niets gedaan zou worden, zou ook later er niets meer aan gedaan kunnen worden. Onder de toenemende druk van buitenlandse grootmachten zou het, zelfs als men zich er later toe zou bewegen om iets te doen om China te redden, te laat zijn.

— Kang Youwei in 1888 met een van zijn eerste pleidooien voor nationale zelfversterking[42]

Meerdere vooraanstaande geleerden reageerden positief op Kangs oproep tot hervorming. Dat gold niet voor de conservatieve literati – aangesteld door de keizer – die felle tegenstanders van verwestersing waren. Omdat Kang een van de eerste geleerden was die voorstellen deed voor institutionele hervormingen, was hij een aantrekkelijk doelwit voor deze geleerde ambtenaren.[43] Kang was echter geen hervormer die pleitte voor afschaffing van het keizerlijk hof: hij was een monarchistisch hervormer, die vond dat het keizerrijk kon blijven bestaan, mits het voldoende moderniseerde en bleef voldoen aan het confucianistische normen en waardensysteem.[44] Het was ook belangrijk dat de monarchie minder absoluut werd: Kang Youwei was een voorstander van democratie, hoewel hij directe democratie afkeurde. Indirecte democratie vond hij wel werkbaar, waarbij het electoraat enkel ambtenaren zou mogen kiezen. Ongeacht hoeveel macht een monarch zou hebben, Kang vond dat hij altijd het zorgen voor de bevolking als zijn primaire taak zou moeten zien, indien nodig hun deugd zou moeten corrigeren en welvaart zou moeten creëren. Deze opvatting van het monarch zijn deelde Kang met legalistische denkers als Qi-filosoof Guanzi en Wei-staatsman Shang Yang.[45] Over het algemeen stonden Kangs ideeën over het (voorlopige) behoud van de monarchie in scherp contrast met de ideeën van andere hervormers, bijvoorbeeld Sun Yat-sen, een republikein met een radicale hervormingsagenda.

Kang maakte in 1891 voor het eerst kennis met Liang Qichao, die in de rest van zijn leven een cruciale bondgenoot zou zijn.

Het Chinees nationalisme ontwikkelde zich gestaag zich in de jaren 90 van de negentiende eeuw, toen het Chinese keizerrijk verder verzwakte. In 1889 kreeg de inmiddels achttienjarige keizer Guangxu de macht in handen, nadat keizerin-weduwe Cixi afzwaaide als regentes – al ging ze nooit werkelijk met pensioen. Hoewel Guangxu de facto het land regeerde, moest hij de belangrijke beslissingen aan zijn tante laten, wat de stabiliteit van het politieke systeem niet ten goede kwam.[46] Tegelijkertijd liep de Zelfversterkingsbeweging op haar einde. De beweging, die begon in 1861 na afloop van de Arrow-oorlog en gedurende de Taipingopstand, stond in het teken van een heroriëntatie op de westerse cultuur, legervoering en wetenschap. Vooraanstaande bestuurders met nauwe banden met het Mantsjoe-hof verdiepten zich in het Westen en stelden overname van westerse technologieën voor, teneinde de Chinese positie in de wereld te versterken.[47] Kang Youwei was van jongs af aan groot supporter van de beweging geweest. Hoewel de beweging officieel ten einde liep in 1895, zou hij zelf actie ondernemen om de achterliggende gedachte achter de Zelfversterkingsbeweging voort te zetten.

Kennismaking met Liang Qichao[bewerken | brontekst bewerken]

In het voorjaar van 1890 maakte Kang kennis met de zeventienjarige Liang Qichao, die hij een paar maanden later als leraar onder zijn hoede nam. In de eerste jaren onder de hoede van Kang leerde Liang voornamelijk Kangs theorieën over het confucianisme en institutionele hervormingen. Ook hielp hij zijn leraar bij het schrijven van boeken, zoals Studie naar de vervalste klassieken door wetenschappers uit de Xin-periode in 1891.[48] In dit werk stelde Kang dat de archivaris Liu Xin, die leefde onder het bewind van Xin-stichter Wang Mang, verantwoordelijk was voor het vervalsen van confucianistische klassieke teksten, waardoor nieuwe lezing van de oorspronkelijke teksten en nieuwe interpretatie noodzakelijk waren.[49]

Kang was inmiddels een school begonnen in Guangzhou, en in 1891 en 1892 sloten geleidelijk steeds meer studenten zich aan. Naast theoretische lessen over het confucianisme besteedden Kang en zijn discipelen ook tijd aan het praktiseren van oude rituelen, aangezien rituelen een cruciale rol in het confucianisme spelen. Ze gebruikten schilden en strijdbijlen bij het uitvoeren van militaire dansen, zongen liederen en voerden specifieke rituelen uit de Optekeningen over de riten uit, waarbij ze oude muziekinstrumenten en de uitvoerders in de voorgeschreven volgorde ordenden om daarmee het ideaal van vrede aan te duiden.[50]

Liang Qichao was een van de getalenteerde leerlingen die Kang hielpen bij het schrijven van zijn Studie naar Confucius als hervormer (Kongzi gaizhi kao). In het boek deed Kang zijn interpretatie van het confucianisme uit de doeken en lichtte hij zijn ondersteuning van Dong Zhongshu's interpretatie van de klassieke confucianistische werken toe; net als Kang meende Dong dat Confucius een soort messianistisch profeet was, die de reguliere titel van filosoof of wijze oversteeg.[51] Het belangrijkste punt dat Kang maakte in zijn werk betrof de confucianistische riten. Hij stelde dat de riten zoals bedacht door Confucius verschilden van de riten in de oudste drie dynastieën – de Xia, Shang en Zhou – en het exact tegenovergestelde waren van de door Liu Xin in de Xin-periode gefalsificeerde riten. Kang zag dat geleerden in zijn tijd door die verschillen moeite hadden om het werkelijke origineel van Confucius te ontwaren, en gebruikte zijn boek om de oude en nieuwe riten (of "originele" en "valse" riten) van elkaar te scheiden. Samen met zijn leerlingen, met name Liang Qichao, onderzocht Kang diverse klassieke werken en stelde op verschillende manieren vast welke riten en principes oorspronkelijk toebehoorden aan Confucius.[52]

In 1893 en 1894 groeide het aantal leerlingen aan de school van Kang door. In deze jaren werkte Kang, samen met de meer getalenteerde en ervaren leerlingen, naast het omvangrijke Studie naar Confucius als hervormer ook aan een reeks andere werken. Een groot deel besloeg ontmaskeringen van vervalste werken als Studie naar geschiedsvervalsing door geleerden van de Wei, Qin en de Zes Dynastieën, verdere ontmaskering van Liu Xin met werken als Onderzoek naar de bibliografie van de Shiji[n 7] en diverse algemene werken, waaronder Studie naar de grootse principes van Mencius.[53]

Illustratie van het tekenen van het verdrag van Shimonoseki (1895). Toen Kang op de hoogte werd gesteld van het verdrag realiseerde hij zich dat hij in actie moest komen.[54]

Reactie op de Chinees-Japanse Oorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Aan de Zelfversterkingsbeweging kwam in 1894–1895 definitief een eind door de Eerste Chinees-Japanse Oorlog. Aanleiding voor de oorlog was de Japanse expansiedrift in Korea, dat nog afhankelijk was van het Chinese keizerrijk en waarmee de Qing tribuutrelaties onderhield. De politicus en oud-generaal Li Hongzhang benoemde Yuan Shikai tot de Qing-afgevaardigde in het Koreaanse rijk met als doel de Japanners tegen te houden. Yuan slaagde daar uiteindelijk niet in: nadat de Qing op verzoek van de Koreaanse koning in 1894 militaire hulp stuurde tegen de Japanse militaire agressie, verklaarde keizer Meiji de oorlog.[55]

Het Japanse leger vernederde de troepen van de Qing. Van de Chinese vloot, nog stevig gemoderniseerd in de Zelfversterkingsbeweging, bleef weinig tot niets over. Naast het inferieure wapenmateriaal schoot ook het niveau van de Chinese soldaten en het organisatorisch vermogen van de militaire top tekort. Binnen tien maanden was de oorlog al voorbij. Na afloop van de oorlog werd het Qing-hof gedwongen het verdrag van Shimonoseki te sluiten, waarin de Japanners zware eisen stelden. China moest onder meer de onafhankelijkheid van Korea erkennen, afstand doen van Formosa (Taiwan) en grote sommen geld betalen.[56] Het verdrag van Shimonoseki was voor Kang Youwei het signaal om als activist ook op nationaal niveau op te treden.[57]

Kang was zelf niet direct betrokken bij de oorlogsvoering. In 1893 begon hij met het op grote schaal verzamelen van boeken, daarbij geassisteerd door Chen Qianqiu, die in ongeveer dezelfde periode bij Kang kwam studeren als Liang Qichao en een van zijn beste leerlingen was. Het plan was om een bibliotheek op te richten, en Kang en Chen overwogen een academie te stichten om Chinese jongemannen te onderwijzen in zowel Chinees en Westers gedachtegoed. Chen was samen met Liang de enige leerling die vanaf het eerste moment gefascineerd was door Kangs utopische theorieën over de Drie Fasen en probeerde het grote publiek met de ideeën van zijn leraar bekend te maken, hoewel Kang daar nooit om vroeg. Chen overleed in het voorjaar van 1895 aan een ziekte.[58][59]

Sinds mijn aanval op Zhang Songfen[n 8] in de elfde maand van guisi [1893] heeft men mij belasterd, en in de ophef kwam ik bijna om het leven. Maar het was Chen Qianqiu die in plaats van mij om het leven kwam. Later, toen we probeerden ons programma om China te hervormen door te voeren, kwamen Liang Qichao en ik bijna om het leven; maar het waren Kang Guangren, Tan Sidong, Yang Shenxiu en Lin Xu die werden vermoord. Er is een aanzienlijk verschil tussen een gebied van tien li en een gebied van tienduizend li, en tussen vijftigduizend mensen en vierhonderd miljoen mensen; maar wanneer je ze hervormt en ze redt, dan komt men dezelfde laster en smaad tegen, dezelfde oppositie en moeilijkheden, dezelfde risico's van overlijden en dezelfde verwondingen toegebracht aan goede mannen, en, op dezelfde manier, dezelfde nederlaag na een klein aanvankelijk succes. Helaas is het uitvoeren van een werkwijze [als deze] zo moeilijk dat je in de verleiding komt om je tot het daoïsme te wenden.

— Kang Youwei in zijn autobiografie over de dood van enkele van zijn leerlingen, waaronder Chen Qianqiu,
en de gevaarlijke situaties waarin hij en Liang Qichao zich in de jaren 90 regelmatig bevonden[60]

Naast het verzamelen van werken en verdere studie besteedden Kangs leerlingen in de jaren van de Chinees-Japanse Oorlog ook tijd aan het onderhouden van contact met revolutionair Sun Yat-sen en zijn leerlingen. Begin jaren 90 leefden Kang en Sun beiden in Guangzhou, en Sun was in deze periode geïnteresseerd in de theorieën van Kang. Chen Qianqiu ontmoette Sun en wijdde hem verder in in het gedachtegoed van de Kang Youwei-school. Tot een ontmoeting tussen beide hervormers kwam het echter niet, en gesprekken over nauwere samenwerking tussen beide groepen leidden nergens toe.[61]

Portret van de Guangxu-keizer, aan wie Kang Youwei zijn reactie op de oorlog van 1894–1895 adresseerde en met wie hij tot zijn verbanning in 1898 regelmatig contact had.

Aanzet tot jinshi-protest[bewerken | brontekst bewerken]

Een maand na het overlijden van Chen Qianqiu, in maart 1895, vertrok Kang Youwei samen met Liang Qichao per schip naar Beijing om deel te nemen aan de prestigieuze paleisexamens. Onderweg werd het schip tegengehouden door schepen van de Japanse vloot, waarop Japanse soldaten het schip doorzochten. Het incident maakte Kang woedend. Nadat de Japanners waren vertrokken, vernam Kang van een medepassagier dat het Qing-hof zich voorbereidde op een massale evacuatie en ontruiming van het hof in de hoofdstad. Kang en Liang vervolgden desondanks hun reis naar Beijing, waar op dat moment de onderhandelingen voor het verdrag van Shimonoseki gaande waren. In april werd Kang als een van de eersten in de hoofdstad op de hoogte gesteld van de uitonderhandelde voorwaarden voor vrede. Hij vroeg daarop Liang om de in Beijing verzamelde juren-gediplomeerden, daar aanwezig voor de paleisexamens, op te trommelen en hen een petitie tegen de verdragseisen te laten tekenen.[62] In korte tijd sloten ongeveer 1200 examenkandidaten uit zestien verschillende Chinese provincies zich bij het protest aan. Hoewel de hoofdstedelijke ambtenarij erin slaagde de petitie en het daaraan verbonden protest tegen het vernederende verdrag uit de buurt van keizer Guangxu en keizerin-weduwe Cixi te houden en Kang op allerlei manieren probeerde te dwarsbomen, bereikte het wel degelijk een groot deel van de hoge ambtenarij. Zij lazen hoe Kang en zijn sympathisanten drie verzoeken deden: het afwijzen van de vredesvoorwaarden, het afwijzen van de verplichte geldsom die aan de Japanners geschonken diende te worden en het in werking stellen van institutionele hervormingen.[63]

Kang slaagde voor zijn examen en behaalde op zevenendertigjarige leeftijd de jinshi-graad, de hoogste graad in het Chinees examenstelsel, al waren zijn resultaten onvoldoende voor toegang tot de prestigieuze Hanlin-academie. Als onderdeel van de bijbehorende ceremonie werd Kang uitgenodigd om op audiëntie te komen bij de keizer. Ook werd hem een baan in de ambtenarij aangeboden, hoewel Kang daar geen interesse in had. In plaats daarvan trok Kang zich terug om verder te werken aan zijn argumentatie tegen het verdrag van Shimonoseki. Aan het einde van het jaar 1895 waren tienduizenden exemplaren van de jinshi-petitie verkocht, waarmee het een van de best gepubliceerde werken van de oorlog werd, en was Kang een aanzienlijk bekender figuur onder de geletterde bevolking geworden.[64]

Adviezen aan de Guangxu-keizer[bewerken | brontekst bewerken]

De argumentatie tegen het verdrag van Shimonoseki werd vormgegeven in drie lange documenten, die Kang samenstelde in 1895. Hij gebruikte deze documenten echter met name om zijn visie voor versterking van China uit de doeken te doen. Kang pleitte voor versterking van de nationale defensie, onder meer door westerse technologie over te nemen, maar maakte zich ook sterk voor aanpassing van de economie en de overheidsfinanciën, verbetering van de infrastructuur, en nauwere betrokkenheid vanuit de overheid bij de Chinese bevolking. Kang adviseerde de keizer om zoveel mogelijk open te staan voor moderne technologieën, onder meer in de landbouw en de industrie. Hij zag ook de noodzaak tot modernisering van het onderwijs en de ambtenarij.

In zijn derde en laatste document besteedde Kang veel aandacht aan de kloof tussen de keizer en het gewone volk. Hij wilde deze kloof verkleinen door de publieke opinie bij de beleidsvorming te betrekken; dit zou onder meer mogelijk zijn door het aanstellen van een groep beleidsadviseurs en een soort representatieve bijeenkomst. Het hervormen van het keizerlijk systeem tot een constitutionele monarchie werd een van de speerpunten van Kang Youwei.

In 1895 regeerde Weng Tonghe, de leermeester van de jonge Guangxu-keizer, over zijn keizer heen en was zo de facto degene die het dagelijks bestuur uitvoerde. Na afloop van de Chinees-Japanse Oorlog was het voor Weng evident dat China serieuze hervormingen moest doorvoeren. Met name het verlies van Taiwan baarde hem grote zorgen. Weng had Kangs aanzet tot het jinshi-protest gevolgd en was ook op de hoogte van de documenten die Kang aan het opstellen was. In de zomer van 1895 zocht Weng dan ook toenadering tot Kang Youwei, die hij om steun en advies vroeg. Ook vertrouwde hij Kang toe dat Cixi, de keizerin-weduwe, zeer achterdochtig was in de richting van de keizer en probeerde meer in een machtspositie te geraken, waardoor de keizer al snel buitenspel kwam te staan.[65] Dat werd mede mogelijk gemaakt door Weng zelf, die als mentor bij Guangxu voortdurend had gehamerd op het belang van filiale piëteit en hem had bijgebracht Cixi te eerbiedigen.[66]

Familie[bewerken | brontekst bewerken]

Zhang Yunzhu[bewerken | brontekst bewerken]

Kang Youwei trouwde in december 1876 op achttienjarige leeftijd met Zhang Yunzhu (張雲朱), zijn eerste echtgenote. Zhang kwam, net als Kang, uit een familie van literaten en had eveneens goed klassiek onderwijs genoten. Kang overleefde Zhang. Zhang overleed op 16 juni 1922 op achtenzestigjarige leeftijd. Ze werd begraven in het dorpje Yuanzuo, niet ver van de berg Maoshan.[67]

Een portretfoto van Tongbi in het Amerikaanse New Broadway Magazine, uitgave april 1908. In de sectie "Prominente personen in woord en beeld" werd Kangs dochter beschreven als een jonge en talentvolle Chinese studente en activiste.[68]

Kang Tongwei[bewerken | brontekst bewerken]

Kang Tongwei (1879–1974) was de eerste van acht dochters van Kang en Zhang Yunzhu. Samen met Tongbi genoot ze goed onderwijs, waarin de Chinese klassieke canon werd gecombineerd met een modern curriculum, gebaseerd op Europese en Japanse cultuur. Ze werden beiden ook onderwezen in andere talen: Tongwei was in staat zowel Engels als Japans te schrijven.[69] Zij was de dochter wier voeten zowel vader Kang als moeder Zhang in 1883 weigerden te binden.

Kang Tongbi[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Kang Tongbi voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De tweede dochter van het echtpaar Kang, Kang Tongbi, werd geboren in 1881. Daar waar Tongwei in China bleef, richtte Tongbi haar blik op het buitenland. In 1903 vestigde ze zich voor haar opleiding journalistiek in New York, de Verenigde Staten. Kort daarvoor had ze reeds in Canada een vrouwenafdeling van Kang Youwei's Baohuang hui opgericht, de Baohuang nühui, en in twee jaar tijd richtte ze zeker elf andere afdelingen in Noord-Amerika op. De beweging richtte zich naast politieke hervormingen hoofdzakelijk op verspreiding van het feministisch gedachtegoed onder de Chinese diaspora. Tongbi slaagde er als eerste in een transnationaal netwerk van Chinese feministen op te zetten.[70] Na de val van de Qing-dynastie keerde ze terug naar China, waar ze samen met haar echtgenoot Luo Chang, een academicus en universitair docent, een zoon en een dochter kreeg. Haar beide kinderen begaven zich later eveneens in de academische wereld.[71] Tongbi zelf overleed in 1969 tijdens de Culturele Revolutie, waarschijnlijk als vergelding voor haar steun aan "rechtse elementen" in de Chinese samenleving.[72]

Gepubliceerde werken[bewerken | brontekst bewerken]

Gedurende zijn carrière publiceerde Kang Youwei tientallen werken, voornamelijk in de jaren 80 en begin jaren 90 van de negentiende eeuw. Het merendeel van deze werken betrof theologische analyses. Kang bestudeerde veelal interpretaties van voorgaande filosofen en theologen, en besteedde veel papier aan het herstellen van vermeende vervalsingen door Liu Xin. In de periode tussen 1890 en 1895, toen Kang veel leerlingen onder zijn hoede kreeg in zijn eigen school, werd hij geassisteerd door zijn meest getalenteerde leerlingen bij het onderzoekswerk. Met name Xu Qin en Liang Qichao behoorden tot dat selecte groepje; Xu bekostigde ook een aanzienlijk deel van Kangs publicaties.[73]

Chronologische Autobiografie
De chronologische autobiografie van Kang Youwei (Zibian nianbu) werd postuum gepubliceerd. Kang legt in zijn autobiografie op chronologische volgorde zijn leven vast tot zijn 41ste levensjaar (sui). In het werk bevinden zich diverse anachronismen, later aangebracht om duidelijkheid te scheppen in eerder geschreven teksten of ter aanvulling met nieuwe informatie. Het is mogelijk dat Kang tot zijn zeventigste levensjaar, kort voor zijn dood, schreef aan zijn autobiografie, en derhalve nog niet was overgegaan tot publicatie. In 1934 publiceerde Zhao Fengtian delen in een wetenschappelijk stuk. Het duurde tot 1953 alvorens de volledige Chronologische Autobiografie werd gepubliceerd.[74]
  • Studie naar Dong Zhongshu's Lente en Herfst (1894)[75]
  • Datongshu (postuum gepubliceerd in 1935)

Referenties[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Rune Svarverud. International law as world order in Late Imperial China: translation, reception and discourse, 1847-1911 (Boston: Brill, 2007), 190.
  2. Barend J. ter Haar. Het Hemels Mandaat: De Geschiedenis van het Chinese Keizerrijk (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2009), 481–487.
  3. (en) Gordon S. Barrass. The Art of Calligraphy in Modern China (London: British Museum Press, 2002), 133.
  4. (en) Lo Jung-pang. Kang Youwei: A Biography and A Symposium (Tuscon: Unversity of Arizona Press, 1967), 23–30.
  5. (en) Edwin Pak-wah Leung (ed.). Political Leaders of Modern China: A Biographical Dictionary (Westport, CT: Greenwood Press, 2002), 73–74.
  6. (en) Jonathan D. Spence. The Search for Modern China (New York, NY: W.W. Norton & Company, 2013), 176.
  7. Lo, 25.
  8. Ibid., 26–27.
  9. Ter Haar, 483.
  10. Lo, 30.
  11. Ibid., 24.
  12. Ter Haar, 483.
  13. (en) Wei Leong Tay. "Kang Youwei, The Martin Luther of Confucianism and his Vision of Confucian Modernity and Nation". Secularization, Religion and the State, no. 17 (2010), 97.
  14. Lo, 22–23.
  15. Tay, 98–99.
  16. (zh) Kang Youwei. "Chronological Autobiography of Kang Youwei" in Kang Youwei: A Biography and A Symposium, Lo Jung Pang [ed.] (Tuscon: Unversity of Arizona Press, 1967), 30.
  17. Lo, 31.
  18. Tay, 99.
  19. (zh) Kang. "Chronological Autobiography of Kang Youwei" in Kang Youwei: A Biography and A Symposium, 33.
  20. Lo, 34.
  21. Ibid., 34–35.
  22. Ibid., 36.
  23. Ibid., 36–38.
  24. Ibid., 38–39.
  25. Tay, 99–101.
  26. Ibid., 101.
  27. Leung, 73.
  28. Spence, 218.
  29. (zh) Kang. "Chronological Autobiography of Kang Youwei" in Kang Youwei: A Biography and A Symposium, 42.
  30. Spence, 218–219.
  31. Lo, 38.
  32. Ter Haar, 483; Tay, 102.
  33. Lo, 40.
  34. (en) Li Zonggui. Between Tradition and Modernity: Philosophical Reflections on the Modernization of Chinese Culture (Oxford: Chartridge Books, 2015), 337.
  35. Ter Haar, 484.
  36. Ibid.
  37. Li, 338; Svarverud, 190–191.
  38. Tay, 102.
  39. Ibid., 103.
  40. Lo, 45.
  41. Ibid.
  42. (zh) Kang. "Chronological Autobiography of Kang Youwei" in Kang Youwei: A Biography and A Symposium, 45.
  43. Lo, 46.
  44. Ter Haar, 481.
  45. (en) Peter Zarrow & Rebecca E. Karl (ed.). Rethinking the 1898 Reform Period: Political and Cultural Change in Late Qing China (Cambridge, MA: Harvard University Press, 2002), 24–28.
  46. (en) Luke S.K. Kwong. "Chinese Politics at the Crossroads: Reflections on the Hundred Days Reform of 1898". Modern Asian Studies 34, no. 3 (2000), 673–674.
  47. Ter Haar, 434–435.
  48. Lo, 51–53.
  49. Leung, 73–74.
  50. Lo, 54.
  51. Tay, 102.
  52. Lo, 54–55.
  53. Ibid., 56–57.
  54. Svarverud, 191.
  55. Ter Haar, 475–476.
  56. Ibid., 475–477.
  57. Svarverud, 191.
  58. Yu Ying-shih. Chinese History and Culture: Seventeenth Century Through Twentieth Century (New York, NY: Columbia University Press, 2016), 160–161.
  59. Lo, 59–60, 63.
  60. (zh) Kang. "Chronological Autobiography of Kang Youwei" in Kang Youwei: A Biography and A Symposium, 60.
  61. Yu, 160–162.
  62. Lo, 63.
  63. Ter Haar, 483; Lo, 64–65.
  64. Luke S.K. Kwong, A Mosaic of the Hundred Days (Cambridge, MA: Council on East Asian Studies, Harvard University Press, 1984), 91–92.
  65. Lo, 69–70.
  66. Kwong, 52–58.
  67. Lo, 240.
  68. (en) "Prominent People in Picture and Paragraph". New Broadway Magazine, volume 20 (1 april 1908), p. 111.
  69. (en) Lily Xiao Hong Lee & A.D. Stefanowska (ed.). Biographical Dictionary of Chinese Women: The Twentieth Century, 1912–2000 (New York, NY: M.E. Sharpe, 2003), 275–277.
  70. (en) Chen Zhongping, “Kang Tongbi’s Pioneering Feminism and the First Transnational Organization of Chinese Feminist Politics, 1903–1905,” Twentieth-Century China 44, no. 1 (2019), 3–32.
  71. Lee & Stefanowska, 274.
  72. Chen, 27.
  73. Lo, 57.
  74. Kwong, 7–8.
  75. Li, 339–340.

Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]

  • (en) Barrass, Gordon S.. The Art of Calligraphy in Modern China. London: British Museum Press, 2002.
  • Haar, Barend J. ter. Het Hemels Mandaat: De Geschiedenis van het Chinese Keizerrijk. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2009.
  • (en) Brusadelli, Federico. ""Poisoning China": Kang Youwei's Saving the Country (1911) and His Stance against Anti-Manchuism". Ming Qing Yanjiu 18, no. 1 (2014), 133–158.
  • (en) Chen Jianhua. "World revolution knocking at the heavenly gate: Kang Youwei and his use of geming in 1898". Journal of Modern Chinese History 5, no. 1 (2011), 89–108.
  • (en) Chen Zhongping. "Kang Tongbi’s Pioneering Feminism and the First Transnational Organization of Chinese Feminist Politics, 1903–1905." Twentieth-Century China 44, no. 1 (2019), pp. 3–32.
  • (en) Kwong, Luke S.K. A Mosaic of the Hundred Days: Personalities, Politics, and Ideas of 1898. Cambridge, MA: Council on East Asian Studies, Harvard University Press, 1984.
  • (en) Kwong, Luke S.K. "Chinese Politics at the Crossroads: Reflections on the Hundred Days Reform of 1898". Modern Asian Studies 34, no. 3 (200), 663–695.
  • (en) Lee, Lily Xiao Hong & Stefanowska, A.D. (ed.). Biographical Dictionary of Chinese Women: The Twentieth Century, 1912–2000. New York, NY: M.E. Sharpe, 2003.
  • (en) Leung, Edwin P. (ed.). Political Leaders of Modern China: A Biographical Dictionary. Westport, CT: Greenwood Press, 2002.
  • (en) Li Zonggui. Between Tradition and Modernity: Philosophical Reflections on the Modernization of Chinese Culture. Oxford: Chartridge Books, 2015.
  • (en) (zh) Lo Jung-pang. Kʹang Yu-wei: A Biography and a Symposium. Tucson: University of Arizona Press, 1967.
  • (en) Spence, Jonathan D. The Search for Modern China. New York, NY: W.W. Norton & Company, 2013.
  • (en) Svarverud, Rune. International law as world order in Late Imperial China: translation, reception and discourse, 1847–1911. Boston: Brill, 2007.
  • (en) Tay, Wei Leong. "Kang Youwei, The Martin Luther of Confucianism and his Vision of Confucian Modernity and Nation". Secularization, Religion and the State, no. 17 (2010), 97–109.
  • (en) Wang, Ban. Chinese Visions of World Orde: Tianxia, Culture, and World Politics. Durham: Duke University Press, 2017.
  • (en) Wong, Young-Tsu. "Revisionism Reconsidered – Kang Youwei and the Reform Movement of 1898". Journal of Asian Studies 51, no. 3 (1992): 513–.
  • (en) Xi, Liu. "Kang Youwei’s Journey to India: Chinese Discourse on India During the Late Qing and Republican Periods". China Report 48, no. 1–2 (2012), 171–185.
  • (en) Yu Ying-shih. Chinese History and Culture: Seventeenth Century Through Twentieth Century. New York, NY: Columbia University Press, 2016.
  • (en) Zarrow, Peter. After Empire the Conceptual Transformation of the Chinese State, 1885-1924. Stanford, CA: Stanford University Press, 2012.

Noten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Deze naam is getranscribeerd conform Wade-Giles, de gangbare vorm van transcriptie in de vroege twintigste eeuw. De hanyu pinyin-versie van het Standaardmandarijn is "Xuexiu". In het vervolg van dit artikel wordt de pinyin-transcriptie gehanteerd.
  2. In zijn autobiografie schreef Kang Youwei hierover: "(...) Ik nam de leiding over de begrafenis als een volwassene, waarvoor ik geprezen werd door de buren." (Lo, 26). Kang toonde hiermee kinderlijke piëteit (xiao), een kernbegrip in het confucianisme.
  3. Leeftijden in dit artikel worden benaderd vanuit westers perspectief. Dat betekent dat ze niet worden gerekend vanuit het Chinese gebruik, waarbij een persoon één jaar oud (嵗, sui) is bij geboorte en nog een sui ouder wordt bij Chinees Nieuwjaar. Dit houdt in dat Chinezen hun verjaardag wel vieren, maar pas verjaren op Nieuwjaarsdag.
  4. Studenten die opgingen voor het examen dienden een "achtdelig essay" (八股文, bagu wen) te schrijven, dat aan strikte eisen moest voldoen. In de jaren voorafgaand aan zijn eerste poging op provinciaal examenniveau had Kang grote moeite om de techniek van deze essaystijl onder controle te krijgen, waaraan hij zich herhaaldelijk stoorde; speciaal voor het essay schrijven ging hij vervolgens in de leer bij een aparte leraar naast Zhu (Lo, 28–30).
  5. Hongkong heette op dat moment officieel Brits Hongkong, en was sinds de Opiumoorlogen een kroonkolonie van het Verenigd Koninkrijk.
  6. Majiang lag nabij Fuzhou, waar een belangrijke slag in de Chinees-Franse Oorlog (1884–1885) plaatsvond.
  7. Dit werk onderzoekt de bibliografie van de Shiji, de vertelling van de Chinese geschiedenis door de Han-historicus Sima Qian. Aan de hand van de teksten van Sima stelde Kang vast dat Liu in zijn eigen boek Zeven Overzichten onechte titels had gedocumenteerd (Lo, 55).
  8. Zhang was een prefect die in 1893 de bewoners van zijn dorp teisterde en door Kang Youwei en Chen Qianqiu werd beschuldigd van roverij. De bende van Zhang probeerde enkele malen Kang om te brengen (Lo, 58–59).