Gebruiker:Mdd/Mechanische technologie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Het is de Duitse hoogleraar in de ekonomie Beckmann, die in 1772 voor het eerst de naam technologie gebruikt, voor wat men tot dan toe gewoonlijk "kunstgeschiedenis" noemt
- Carel de Beer, 1959 -

Mechanische technologie is een verouderde aanduiding voor alle technologie, gebaseerd op mechanische overbrenging, en ook een aanduiding voor de voormalige studie van deze technologie. Als vak is mechanische technologie in de 19e en 20e eeuw aan technische scholen onderwezen. Op dit gebied waren in Nederland van 1864 tot 1987 doorlopend een of meerdere hoogleraren aangesteld aan de technische hogescholen.[1]

Het vak is eind 18e eeuw ontstaan met de splitsing van het vak technologie in chemische technologie en de mechanische technologie. Het is een voorloper van de 'technische bedrijfskunde. In de hoogtijdagen in het interbellum waren er aan de Technische Hogeschool Delft vier hoogleraren mechanische technologie in de faculteit der werktuigbouwkunde en scheepsbouw.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Tot in de eerste helft van de twintigste eeuw werd techniek als vakgebied onderverdeeld in mechanische technologie en chemische technologie. Sevensma (1925) verklaarde de onderlinge samenhang tussen deze drie begrippen als volgt:

Techniek omvat de kennis van alle inrichting, waarvan de grondstoffen tot halffabrikaat of fabrikaat wordt verwerkt. Berust deze verwerking hoofdzakelijk op een vormverandering, dan spreekt men van mechanische technologie, in tegenstelling tot de chemische technologie, waarin door toepassing van chemische processen de aard en de samenstelling van de stof verandert.[2]

Mechanische technologie richtte zich op gereedschap, werktuigmachines en productieprocessen om materialen mechanisch te vervormen.[3] Hierbij lag het accent sterk op het beschrijven van de betreffende productiemethoden en -middelen.[1]

De studie van technologie, eind 18e eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

Met de opkomst van de industrialisatie bracht een revolutionaire verandering van de ambachtelijke productiewijze naar de industriële productiewijze, Dit kan op gang door het in gebruik nemen van machines en waterkracht en later stoomkracht in Engeland, Frankrijk en Duitsland met name in de textielindustrie. Maar in een andere takken van industrie werden de industriële productiewijze ingevoerd in de zogenaamde manufactuur

  • De concentratie van arbeiders onder één dak, in een 'fabriek' ging lang vooraf aan het verschijnen van motoraangedreven machines. Zijdefabrieken, tapijt- en porseleinfabrieken waren al doorheen de 18e eeuw een gewoon verschijnsel

Algemene citaten[bewerken | brontekst bewerken]

  • "De beoefening van dit vak is verschoven van het beschrijven van productiemethoden en -middelen naar het onderzoek. Onderzoek ten behoeve van het perfectioneren van bestaande en het ontwikkelen van nieuwe processen, werktuigen en procedures. Een en ander heeft geleid tot specialisatie binnen het vakgebied en tot leeropdrachten, die daarvan een afspiegeling zijn, zoals 'omvormtechnologie', 'automatisering van de productie', ontwerpen van productiesystemen', 'werktuigbouwkundige aspecten van de werkplaatstechniek', 'constructieve aspecten van de automatisering' en 'technologie van de massafabricage' - om enkele voorbeelden te noemen die hier in Eindhoven aanwezig zijn. Deze ontwikkeling is onomkeerbaar."

Historische citaten[bewerken | brontekst bewerken]

Over en uit de 18e eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

Over en uit de 19e eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

  • Een van de voornaamste exponenten van de algemene technologie is de Duitser KAMARSCH, directeur van de polytechnische school te Hannover. Hij was het, die de algemene mechanische technologie tot ontwikkeling brengt en richt op het doel: een systematiek te geven van alle mogelijkheden waarop een of ander materiaal, wat dan ook, door middel van een mechanische process kan worden bewerkt. Deze systematiek zou het dan mogelijk maken voor alle bewerkingen algemene wetten op te stellen, die voor elk bijzonder geval het inzicht verhelderen.
    • Uit: Carel de Beer (1959, p, 7 ).
  • MECHANISCHE TECHNOLOGIE:
Het onderwijs in de Technologie, dat in het derde studiejaar wordt gegeven, kan zich uit den aard der zaak slechts tot de hoofdtrekken dezer zoo uitgebreide wetenschap bepalen. In de eerste plaats worden de bewerkingen verklaard, die de gewigtigste metalen kunnen ondergaan, in zoover deze werktuigelijk zijn, zoo bijv. het draadtrekken enz. Vervolgens komen ter beschouwing de fabriekatie van kalk, cement, metselsteenen, dakpannen, enz. en eindelijk de bewerking der spin- en weefbare stoffen, de houtsoorten, papier en de aanwending derzelven. Zonder derhalve eenen tak der nijverheid in al deszelfs bijzonderheden na te gaan, worden altijd de hoofdzaken verklaard en de wetenschappelijke gronden, waarop zij berusten, aangetoond."
  • Uit: "Industrie: De technische school te Utrecht". In: Astrea (1854) Volume 3. p.232
  • "... met betrekking tot het werktuigelijk fabriekbedrijf (is er) een uitmuntend werk (verschenen) onder den titel van Handboek der mechanische technologie van Dr. Karmarsch, bewerkt door den Кapitein-Ingenieur G. Kuyper Hz...."
    • Uit: Johann Rudolph von Wagner, C.C.J. Teerlink (1864) Handboek der fabriekscheikunde. p.viii
  • "(In) het jaar 1864 wordt Grothe benoemd tot hoogleraar in "kennis van werktuigen en mechanische technologie" aan de kersverse Polytechnische School te delft. Daarmee is Grithe de eerste hoogleraar in dit vak in Nederland geworden."
    • Uit: Carel de Beer (1959). Ingenieur en vakman in de metaalbewerking. Inaugurele rede Technische Hogeschool te Eindhoven p.3-4. (bron)

Over en uit de 20e eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

  • "In zijn oratie in 1911 formuleerde De Vooys zijn programma, in de titel kort samengevat als Bevordering der Nijverheid. Industrie was een niet meer weg te denken verschijnsel geworden, aldus de Vooys, en de samenleving moest zich daaraan aanpassen. Dat aanpassen ging niet vanzelf: de industrie was voortdurend in beweging als een 'snel evolutieproces'. "De oude evenwichtsverhoudingen in de samenleving werden er worden erdoor verstoort, zoodat naar nieuwe steeds gezocht moet worden". Daarbij ging het niet om alleen om de technische kant van het verhaal, maar ook om de organisatie van de industrie in trusts of syndicaten en om arbeidsomstandigheden. Het bevorderen van industrie hield ook kwaliteitsbewaking in, wat door de massaproductie vaak in de knel kwam.
Dit alles was in de eerste plaats de taak van ingenieurs, en in het bijzonder van technologen. "Technologie" betekende bij De Vooys de bestudering van de techniek in al haat facetten, dus ook de sociale en economische kant. Hij vergeleek het met de kunstwetenschap: het was zelf geen kunst, maar het kon de kunstbeoefening wel bevorderen. Naar mate de industrie complexer werd, was het harder nodig haar te onderzoeken en er een "logisch en systematisch verband in te brengen"..."
    • Uit: David Baneke (2008). Synthetisch denken: natuurwetenschappers over hun rol in een moderne maatschappij, 1900-1940. Uitgeverij Verloren. p.107
  • "Bij een zoo uitgebreid gebied als de mechanische technologie is het vrijwel onmogelijk, dat een tweetal menschen een werkelijk zaakkundige behandeling geven van geheel verschillende industrieën..."
    • Uit: De Ingenieur: Volume 31, (1916). p.422
  • "Sinds 1864 waren in Nederland voortdurend een of meer hoogleraren in de mechanische technologie werkzaam, maar - zover ik weet - zal na mijn afscheid deze soort zijn uitgestorven."
    • Uit: Carel de Beer (1987) Afscheid van de Mechnische Technologie. Afscheidscollege Technische Universiteit Eindhoven. p.3

Hoogleraren Mechanische Technologie[bewerken | brontekst bewerken]

  • Pieter van der Burg (1841-1910), hoogleraar in Delft van 1883 tot 1910 opgevolgd voor De Vooys.
    • Burg, P. van der (1841 — 1910), hoogleeraar in de mechanische technologie te Delft, was aanvankelijk in militairen dienst, o.a. als kapitein der artillerie. (Bron: Tietse Pieter Sevensma (1923). Zoek-licht: Nederlandsche encyclopaedie voor allen. p. 277)
    • Burg werd in 1883 in Delft benoemd, waarbij hij evenals zijn voorganger Grothe geen intreerede hield.(Beer, 1959, p. 5)
  • W.P. Smit, Hoogleraar Mechanische Technologie in Delft vanaf 1919 met intreerede 15 oktober 1919.
  • Daniël Dresden (1886-1960), hoogleraar constructie van gereedschapswerktuigen in Delft van 1920 tot 1928.
  • Peter Landberg (1891-1962), hoogleraar in Delft vanaf 1928.
  • H. Hesselink (1894-), hoogleraar in Delft van 1931 tot 1932.
  • W.F. Brandsma (1897-1987), hoogleraar in Delft vanaf 1934 tot 1957, en van 1957 tot 1962 in Eindhoven.
  • J.W.H. Uytenbogaart (1897-1964), hoogleraar in Delft vanaf 1934
  • A.C. Ouborg, hoogleraar in Delft vanaf 1938 Van Hasselt, hoogleraar in Delft vanaf 1948.
  • D.A.A. Koolen, hoogleraar in Delft tot 1976.
  • E. van Emden (1914—1964), hoogleraar in Delft van 1951 tot 1953.
  • Alexandre Horowitz (Antwerpen, 1904-1982) was een in België geboren Nederlandse ingenieur en uitvinder en hoogleraar mechanische processen aan de faculteit Werktuigbouwkunde van de Technische Hogeschool Eindhoven.
  • Carel de Beer (1922-2010), hoogleraar in Eindhoven van 1958 tot 1987.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Mechanische Technologie van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.