Gebruiker:Methoxyroxy/klad

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Elektrische eigenschappen[bewerken | brontekst bewerken]

Hoe een dendriet binnekomende signalen integreert is afhankelijk van verschillende factoren: de structuur en vertakkingen van de dendritische boom, maar ook de beschikbaarheid van en variatie in ionkanalen.

Ontwikkeling[bewerken | brontekst bewerken]

Er is nog weinig bekend over de ontwikkeling van dendrieten in vivo. Hoe ze zich oriënteren, of hoe ze de vertakkingspatronen vormen die uniek zijn voor elk type neuron



Menselijke hersenen met in het roze het cerebellum aangegeven

De kleine hersenen (Latijn: cerebellum) zijn een deel van de hersenen dat belangrijk is voor de integratie van zintuigelijke waarneming en motorische output. Het cerebellum is sterk verbonden met de motorcortex - het deel van de hersenschors dat informatie verzendt naar spieren en zorgt dat ze bewegen - en met het ruggenmerg via de zogenaamde tractus spinocerebellaris - langs deze weg krijgt het cerebellum informatie binnen over de positie van ledematen en gewrichten (zie ook proprioceptie). Het cerebellum voegt informatie die binnenkomt via deze wegen samen. Het krijgt constant feedback over de posities van de ledematen en gewrichten, waardoor fijne afstemming van de bewegingen mogelijk is.

Ontwikkeling en evolutie[bewerken | brontekst bewerken]

Anatomie[bewerken | brontekst bewerken]

Dysfunction[bewerken | brontekst bewerken]





Ze zijn ontwikkeld uit de achterhersenen en bestaan uit twee helften die ongeveer de grootte van een perzik hebben. Ze nemen ongeveer tien procent van het totale hersenvolume in. De kleine hersenen zijn onderdeel van de achterhersenen

Ligging en anatomische indeling[bewerken | brontekst bewerken]

De kleine hersenen liggen in de achterste schedelgroeve. Het tentorium cerebelli, een uitstulping van het harde hersenvlies scheidt de kleine hersenen van de achterkwab van de grote hersenen. Aan de voorkant van de kleine hersenen bevindt zich het vierde ventrikel. Dit hersenventrikel ligt tussen pons van de hersenstam en de kleine hersenen in.

De buitenste lagen cellen van de kleine hersenen, ook wel cortex genoemd, is grijze stof. De grijze stof bevat de cellichamen van de zenuwcellen. Deze cortex is van buiten naar binnen in de volgende drie lagen te verdelen: de moleculaire laag, welke nauwlijks cellen bevat, de laag met purkinjecellen en een laag met korrelcellen. Verder naar de binnenkant is de witte stof te vinden. Hier liggen vooral gliacellen, andere ondersteunende cellen en zenuwbanen. Middenin de witte stof liggen echter een aantal gebieden met grijze stof en dus zenuwcellen. Dit zijn de nucleus dentatus, de nucleus emboliformis, de nucleus fastiguus en de nuclei interpositi.

Overzicht van de verschillende lagen van de cortex. Korrelcellen zijn aangegeven als 'granule cells'

De kleine hersenen zijn onderverdeeld in drie delen:

  • de voorkwab
  • de achterkwab
  • de lobus flocculonodularis


De voorkwab en de achterkwab worden door een diepe groeve gescheiden: de primaire fissuur. De lobus flocculonodularis wordt van de achterkwab gescheiden door de posterolaterale fissuur. Het is niet mogelijk de kwabben vanaf de buitenkant van elkaar te onderscheiden. Hiervoor is het nodig het weefsel door te snijden. De voorkwab wordt onderverdeeld in vijf kwabjes. Deze zijn genummerd van één tot vijf. De achterkwab is onderverdeeld in kwabje zes tot en met negen. De lobus flocculonodularis bestaat geheel uit kwabje nummer tien.

Op de oppervlakte van de kleine hersenen zijn veel kleine plooien te zien. Deze worden folia genoemd (in het latijn is een folium een boomblad). Deze folia maken het mogelijk dat de kleine hersenen zeer dicht van stuctuur zijn. In dit deel van het centrale zenuwstelsel liggen hierdoor de helft van de zenuwcellen.

Functie[bewerken | brontekst bewerken]

De kleine hersenen hebben de volgende soorten inkomende zenuwbanen:

Deze zenuwbanen komen uit de volgende gebieden van het centrale zenuwstelsel. Tussen haakjes staat de soort informatie aangegeven.

Door deze informatie spelen de kleine hersenen een rol bij de volgende gedragingen:

De kleine hersenen zijn voor de fijne afstelling tussen waarnemingen en bewegingen. Ze dienen als schakelcentrum voor de aansturing van spieren. Nieuw geleerde bewegingen worden in de kleine hersenen opgeslagen. Er zijn aanwijzingen dat mentaal leren gedeeltelijk in de kleine hersenen plaatsvindt.

Wat mis kan gaan[bewerken | brontekst bewerken]

Bij overmatig alcoholgebruik worden de kleine hersenen deels uitgeschakeld, wat leidt tot karakteristieke ongecoördineerde bewegingspatronen (dronkemansgang, zwalken).

Een simpele test om te zien of er sprake zou kunnen zijn van beschadigingen in kleine hersenen is te vragen of iemand met zijn wijsvinger het puntje van zijn neus kan aanraken met zijn ogen dicht. Indien het puntje van de neus wordt gemist kan dat duiden op beschadiging of intoxicatie van de kleine hersenen.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Ionkanaal[bewerken | brontekst bewerken]

Diversiteit[bewerken | brontekst bewerken]

  • spanningsafhankelijke natriumkanalen
  • spanningsafhankelijke calciumkanalen
  • kaliumkanalen
    • spanningsafhankelijke kaliumkanalen
    • kaliumkanalen die geactiveerd worden door calciumionen
    • Inward-rectifier kaliumkanalen
    • Two-pore-domain potassium channels: This family of 15 members form what is known as leak channels, and they follow Goldman-Hodgkin-Katz (open) rectification.
  • chloorkanalen
  • Transient receptor potential channels
  • Cyclic nucleotide-gated channels
  • Cation channels of sperm: This small family of channels, normally referred to as Catsper channels, is related to the two-pore channels and distantly related to TRP channels.
  • Two-pore channels
  • Light-gated channels like channelrhodopsin are directly opened by the action of light.
  • ligandafhankelijke ionkanalen

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

The existence of ion channels was hypothesized by the British biophysicists Alan Hodgkin and Andrew Huxley as part of their Nobel Prize-winning theory of the nerve impulse, published in 1952. The existence of ion channels was confirmed in the 1970s with an electrical recording technique known as the "patch clamp," which led to a Nobel Prize to Erwin Neher and Bert Sakmann, the technique's inventors. Hundreds if not thousands of researchers continue to pursue a more detailed understanding of how these proteins work. In recent years the development of automated patch clamp devices helped to increase the throughput in ion channel screening significantly.

The Nobel Prize in chemistry for 2003 was awarded to two American scientist; to Roderick MacKinnon for his studies on the physico-chemical properties of ion channel function, including x-ray crystallographic structure studies; and to Peter Agre for his similar work on aquaporins.

Reference: http://nobelprize.org/nobel_prizes/chemistry/laureates/2003/press.html