Gebruiker:PieterJanR/RadioTV

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Geschiedenis van radio en televisie[bewerken | brontekst bewerken]

De geschiedenis van de radio en televisie beschrijft de technologische ontwikkelingen die in de twintigste eeuw hebben plaats gevonden om geluid en beeld draadloos via radiogolven te verspreiden en te ontvangen. De ontwikkeling begon als vervolg op draadloze telegrafie, latere geschiedenis omvatte kwesties als programmering en inhoud.

Radio[bewerken | brontekst bewerken]

Geschiedenis van de radio
1895 Marconi ontdekt draadloze telegrafie waarmee boodschappen via de ether verstuurd kunnen worden.
1900 Op Kerstavond weet Fessenden spraak en muziek draadloos uit te zenden
1903 Poulsen vindt de boogzender uit en creëert daarmee een transportabel radiosysteem
1904 Fleming vindt de radiobuis uit, een apparaat om radiogolven te versterken.
1906 Pickard ontwikkeld de kristalontvanger die door zijn eenvoud door radio-amateurs nagebouwd kon worden.
1919 (6 november) Vanuit Den Haag verzorgt Hanso Steringa Idenzda de eerste radio-omroepuitzending.
1923 (23 november) In België wordt gestart met radio-uitzendingen.
1935 Door Armstrong wordt een radio-uitzending in FM uitgezonden, waarmee de geluidskwaliteit belangrijk verbeterd.
1947 De transistor wordt uitgevonden als vervanging van de vacuümbuis.
1960 Sony verkoopt de eerste zaktransistorradio's.
1985 Eerste demonstratie van digitale radio

Op wiskundige gronden had James Clerk Maxwell aangetoond dat elektromagnetische golven zich kunnen voortplanten door de vrije ruimte. De Duitser Heinrich Hertz was de eerste die Maxwells theorie in de praktijk bracht. Met een vonkenzender produceerde en detecteerde hij zijn eigen radiogolven, maar zag er zelf geen enkel praktisch nut niet van in.

Nikola Tesla gaf in 1892 en 1893 een experimentele demonstratie van het uitzenden van radiogolven en gaf daarbij aan dat het gebruikt kon worden voor telecommunicatie. De Tesla-methode werd beschreven in New York in 1897, hetzelfde jaar waarin hij twee octrooien (US 645576 en US 649621) vastlegde.

In 1895 bouwde de jonge Italiaan Guglielmo Marconi in de achtertuin van ouderlijk huis een draadloos systeem waarmee hij korte signalen kon versturen over lange afstanden (ca. 2,4 kilometer). Marconi zou later uitgroeien tot de belangrijkste pionier van draadloze telegrafie – met als hoogtepunt een draadloze telegrafieverbinding over de Atlantische Oceaan in 1901. Het draadloos versturen van berichten was vooral belangrijk voor de scheepvaart en dan met name bij noodsituaties. De term 'radio' werd voor het eerst gebruikt op de internationale telegraafconferentie in Berlijn.

Eerste radio-uitzendingen[bewerken | brontekst bewerken]

Hoewel controversieel zorgde de in Canada geboren Reginald Fessenden voor een mijlpijl in de ontwikkeling van de radio toen hij eind 1900 zijn eigen stem door de ether stuurde. Op 23 december verzorgde hij vanaf Cobb Island een Kerstuitzending met spraak en muziek. Om doorlopende elektromagnetische golven te maken in plaats van de snel wegstervende golven had Fessenden zijn vonkenzender aangepast. In 1901 vroeg hij een Amerikaans octrooi aan op deze zender. Hij wordt daarmee gezien als de grondlegger van amplitudemodulatie (AM).

In 1903 vindt de Deen Valdemar Poulsen de boogzender uit, door een booglamp te laten resoneren op de radiofrequentie. Hiermee produceerde Poulsens zender niet alleen doorlopende golven maar de zender kan ook kleiner gemaakt worden zodat deze transportabel wordt.

FM-uitzendingen[bewerken | brontekst bewerken]

Een belangrijke verbetering in geluidskwaliteit van radio-uitzendingen was de uitvinding van de superheterodyneschakeling (1918) en aansluitend frequentiemodulatie (FM) door de Amerikaan Edwin Armstrong. Voordeel van FM boven AM is dat atmosferische storingen geen invloed hebben op het uitgezonden radiosignaal. Hoewel de voordelen reeds begin jaren twintig werden ingezien werd deze techniek pas in de jaren dertig in radio-ontvangers ingevoerd. Op 16 juli 1935 werd voor het eerst op de FM-band (87,5-108 MHz) uitgezonden. Echt populair werd FM toen stereo aan deze techniek werd toegevoegd.

Uitzendingen in AM raakte vanaf de jaren tachtig op de achtergrond en wordt vooral nog gebruikt om radioberichten over grote afstanden te versturen via de korte-golfband.

Radio in Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Geschiedenis van de Nederlandse publieke omroep voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Ook in Nederland begonnen enkele mensen te pionieren met radio-uitzendingen. De bekenste, Hanso Schotanus à Steringa Idzerda, bouwde in zijn woning in Den Haag een radiostudio waaruit hij vanaf 1919 met de eerste radio-uitzendingen verzorgde. Tot september 1924 wist hij zijn zender in de lucht te houden, totdat door geldgebrek een einde kwam aan zijn pionierstijd.

Een Philips radio uit de jaren 50

Vanaf 1923 begint ook de door de Nederlandsche Seintoestellen Fabriek (NSF) in Hilversum opgerichte Hilversumsche Draadlooze Omroep (HDO) uit te zenden, die de radio-uitzendinge van Steringa Idzerda overneemt. Uit de HDO kwam de AVRO voort, gevolgd door de NCRV, KRO, VARA en VPRO omdat – vanwege de verzuiling in Nederland – iedere levensbeschouwelijke of sociaal-economische groep haar eigen radiozender wilde. De benodigde radio-apparatuur komt uit het buitenland of worden door Nederlands bedrijven gemaakt zoals Philips en Nederlandsche Radiowerken (NRW).

Voor beluisteren bouwt en verkoopt Philips het toestel 2501, het eerste kant-en-klare radiotoestel die vanwege de vorm in de volksmond het 'roggebroodje' wordt genoemd.

Philips richt de Philips Omroep Holland Indië (PHOHI) op die vanaf 1927 de uitzendingen verzorgt voor de Nederlandse overzeese gebiedsdelen via de korte golf. Deze organisatie is de voorloper van de Wereldomroep.

Radio in België[bewerken | brontekst bewerken]

Nadat eerder particulieren reeds waren begonnen met uitzenden nam Belgische staat in 1930 een monopolie op de radiocommunicatie met de oprichting van het Nationaal Instituut voor de Radio-omroep (NIR). Het NIR kreeg de opdracht om de zendtijd van de nationale golflengtes onder de bestaande radioverenigingen te verdelen. Daarvoor al, in 1922, was in Brussel het bedrijf Société Belge Radio-electrique (SBR) opgericht voor de productie van radiotoestellen. Op 23 november 1923 verzorgt de Belgische radio-omroep Radio Bruxelles de eerste uitzending.

Transistorradio[bewerken | brontekst bewerken]

Regency TR-1

Reeds in 1954 ontwikkelen twee Amerikaanse bedrijven – Texas Instruments uit Dallas, Texas en Industrial Development Engineering Associates (I.D.E.A.) uit Indianapolis, Indiana – de eerste draagbare transistorradio, de Regency TR-1, voorzien van een standaard 22,5 V batterij als voedinsgbron. In 1955 intoduceerde Raytheon de 8-TP-1, gevolgd door Chrysler Mopar 914HR, de eerste transistor-autoradio. In 1960 brengt Sony de zaktransistorradio de markt, die klein genoeg is om in een vestzak te passen. Vanwege de betrouwbaarheid en lagere energieverbruik verdringt de transistor binnen twintig jaar de vacuümbuis.

Digitale radio[bewerken | brontekst bewerken]

Aan het Institute für Rundfunktechniek (IRT) werd vanaf de begin jaren 1980 begonnen met de ontwikkeling van digitale radio. Onder de naam Digital Audio Broadcasting (DAB) werd in 1985 een eerste demonstratie gegeven op een beurs in Genevé. Drie jaar later, in 1988, werden in Duitsland de eerste DAB-transmissies uitgevoerd. Ondanks de betere geluidskwaliteit en hogere zenderdichtheid van DAB en DAB+ blijven in Nederland de analoge radio-uitzendingen via de FM-band nog erg populair.

Televisie[bewerken | brontekst bewerken]

Geschiedenis van de televisie
1884 Nipkow vraagt patent aan op de 'elektrische telescoop', een schijf met gaatjes die een afbeelding aftast en in lijnen omzet.
1897 Braun vindt de kathodestraalbuis uit, de basis van televisiebeeldbuis.
1923 Zworykin ontwikkelt de iconoscoop, een televisiecamera die beeld omzet in elektrische pulsen.
1926 Farnsworth demonstreert een geheel elektronisch televisiesysteem.
1928 In de Verenigde Staten begint met te experimenteren met regelmatige televisie-uitzendingen.
1930 Televisiepionier Erik de Vries geeft een demonstratie van elektrische televisie.
1948 Eerste televisie-uitzending door Philips in Eindhoven
1950 De afstandsbediening voor de televisie wordt uitgevonden.
1951 De eerste televisie-uitzending in kleur wordt uitgezonden.
1951 (2 oktober) Vanuit de NTS-studio vindt in Nederland de eerste regulier televisie-uitzending plaats. België volgt twee jaar later.
1953 (31 oktober) Eerste officiële televisie-uitzending in België.
1962 Via de communicatiesatelliet Telstar vindt een trans-Atlantische live tv-uitzending plaats.
1996 Tv-stations en kabelmaatschappijen beginnen met het uitzenden van high-definition television.

Op het moment dat radio nog in de kinderschoenen stond experimenteerde de Duitser Paul Nipkow reeds met zijn 'elektrische telescoop'. Deze in 1884 gepatenteerd Nipkowschijf is een snel ronddraaiende schijf met gaatjes die in een spiraalvorm een afbeelding aftast en in lijnen omzet. De lichte en donkere gebieden worden door een foto-elektrische cel omgezet in een elektrisch signaal. Met behulp van een tweede schijf, die synchroon draait met de eerste, wordt het variërende elektrisch signaal door een lamp geprojecteerd op een scherm. Hoewel zijn systeem van mechanische beeldprojectie door de Brit John Logie Baird werd verbeterd, en de BBC er zelfs proefuitzendingen mee doet, had dit systeem twee grote nadelen: de beperkte resolutie en de synchronisatie van de ronddraaiende schijven.

De oplossing was een volledig elektronisch systeem in plaats van een elektromechanisch. Hierbij waren drie uitvindingen belangrijk:

  1. de kathodestraalbuis van de Duitser Ferdinand Braun (1897)
  2. de elektronenbuis van de Amerikaan John Ambrose Fleming (1904)
  3. de iconoscoop van de Russische-Amerikaan Vladimir Zworykin (1923)

Deze laatste uitvinding, de iconoscoop, was 's werelds eerste televisiecamera die beeld omzette in elektrische pulsen. Dit elektronische signaal werd versterkt door de elektronenbuis en op een andere locatie geprojecteerd op de kathodestraalbuis (televisiebuis).

Uitzendingen[bewerken | brontekst bewerken]

In 1928 begon men in de Verenigde Staten te experimenteren met regelmatige uitzendingen, terwijl in 1932 in Groot-Brittannië de reguliere programma's van start gingen. Aanvankelijk met een Baird-systeem maar in 1936 stapte de BBC over op een elektronisch systeem van Marconi-EMI. De Olympische Zomerspelen van 1936 in Berlijn en de kroning van George VI in 1937 behoren tot de eerste grote gebeurtenissen die rechtstreeks op televisie te zien waren.

Televisie in Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Geschiedenis van de Nederlandse televisie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In Nederland was Philips uit Eindhoven, en dan met name televisiepionier Erik de Vries van het Philips Natlab, de stuwende kracht achter televisie. In 1935 ontwikkelde het bedrijf een eigen tv-opneembuis en direct-zicht beeldbuizen. Drie jaar later, in 1938, toonde Philips de eerste televisie-apparatuur aan het publiek. De uitbraak van de Tweede Wereldoorlog zorgde voor een (tijdelijke) stop in het onderzoekswerk, alhoewel nazi-Duitsland reguliere uitzendingen werden voorgezet.

Na de oorlog ging Philips verder. In 18 maart 1948 begon Philips vanuit Eindhoven te experimenteren met tv-uitzendingen, onder de naam Philips Experimentele Televisie (PHET). Deze uitzendingen waren alleen in de regio Eindhoven te zien, voornamelijk bij medewerkers van Philips. Ten behoeve van deze proefuitzendingen introduceerde Philips een klein, handig televisietoestel met een direct-zicht beeldbuis van 22 cm en een 4-kanalenkiezer: de TX400. In de volksmond werd het toestel het 'hondehok' genoemd. In 1950 verzorgde PHET de eerste rechtstreekse uitzending van een voetbalwedstrijd, een thuiswedstrijd van PSV.

Op 2 oktober 1951 ging de nationale televisie van start. Op die dag verzorgde de NTS (voorloper van de NPO) de eerste reguliere televisie-uitzendingen in Nederland voor slechts 500 toestellen. De televisiezender in Bussum zond het beeldsignaal door naar de bestaande radiozendmast bij Lopik, die een bereik had van zo'n vijftig kilometer. De grote doorbraak van televisie kwam pas in 1956, toen door de toegenomen welvaart de aanschaf van een toestel voor steeds meer mensen mogelijk werd, ook al moest dat vaak op afbetaling gebeuren. Tussen 1956 en 1960 groeide het aantal tv-toestellen in Nederland dan ook van 50 duizend tot bijna 600 duizend en in 1965 zelfs twee miljoen. Tevens nam het aantal uitzenduren in deze periode toe, van twaalf tot dertig uren per week.

In 1961 werd de 375 meter hoge Gerbrandytoren opgericht. Via deze toren en andere televisiemasten ging het op de VHF-band uitgezonden televisiesignaal naar H-vormige antennes op de daken. In 1966 moest de H-antenne uitgebreid worden met een haakvormige antenne voor ontvangst van Nederland 2 op de UHF-band.

Televisie in België[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Geschiedenis van de Vlaamse televisie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De geschiedenis van de eerste tv-uitzendingen in Vlaanderen gaat terug tot de jaren 1930, toen een eerste experiment plaatsvond. De eerste daadwerkelijke televisie-uitzendingen begonnen op 31 oktober 1953 met de oprichting van de Vlaamse openbare televisieomroep (thans de VRT). Pas vanaf 1989 verscheen de eerste Vlaamse commerciële tv-zender VTM.

Kleurentelevisie[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Kleurentelevisie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Reeds vanaf de jaren dertig experimenteerde het Amerikaanse Bell Telephone Company, met kleurentelevisie volgens een drie-kleurensysteem rood, groen en blauw. In 1939 maakt Peter Carl Goldmark een mechanisch kleurenwiel dat voor het scherm draaide. Het wordt geen succes, het beeld flikkerde en het wiel is drie keer zo groot als het scherm zelf. In 1953 ontwikkelde het Amerikaanse bedrijf RCA een nieuw soort kathodestraalbuis met drie elektronenkanonnen en fosforescerende punten in drie verschillende kleuren in het beeldscherm, en een schaduwmasker tussen de kanonnen en de beeldpunten.

De eerste televisie-uitzending in kleur vond in 1951 plaats in de Verenigde Staten, Nederland volgde in 1967, België vier jaar later. In juli 1962 werden Noord-Amerika en Europa met elkaar 'verbonden'. Via de communicatiesatelliet Telstar vond de eerste trans-Atlantische live televisie-uitzending plaats.

Moderne televisie[bewerken | brontekst bewerken]

Een plasmascherm

Vanaf eind jaren tachtig en begin jaren negentig van de twintigste eeuw verandert er bijzonder veel op technisch gebied. In 1991 introduceerde de Europese industrie breedbeeldtelevisie met een beeldverhouding van 16:9 in plaats van 4:3. Hierdoor ontstaat een panoramabeeld die gebeurtenissen op het scherm veel intensiever laat zien. Ook wordt er een begin gemaakt met digitale televisie. Hiervoor wordt de European Launching Group (ELG) opgericht om een standaard te ontwikkelen voor digitale televisie: Digital Video Broadcasting (DVB).

Aanvankelijk was de beeldbuis vrijwel rond, maar werd deze steeds hoekiger en vlakker. Helemaal vlak werd de beeldbuis helemaal nooit en de steeds groter wordende beeldbuizen werden ook steeds zwaarder en dieper, vanwege de uitstulping aan de achterzijde (het elektronenkanon). Als alternatief kwamen rond de eeuwwisseling vanuit Azie de eerste platte televisieschermen op de markt, LCD- en plasmaschermen. De beeldkwaliteit werd nog beter toen high-definition television (hdtv) haar intrede deed. Bij deze laatste techniek verdubbelde zowel het aantal lijnen (1250 tegenover 625) per beeld als het aantal beeldpunten (1440 tegenover 720) per lijn. Meer beeldpunten per beeld betekende dat het beeldschermformaat groter kon worden zonder dat er een onscherpe indruk wordt verkregen.

Kabeltelevisie[bewerken | brontekst bewerken]

Omdat radiotoestellen in de begintijd van het radiotijdperk te duur waren en de ontvangst vaak slecht werd reeds in 1924 begonnen met het uitzenden van wat we nu kabelradio zouden noemen, de draadomroep. Pas in 1975 staakte de PTT de uitzendingen. Hoewel de kabelradio geen langdurig succes werd vormde het wel het begin van wat kabeltelevisie zou gaan worden.

Woningbouwverenigingen en particuliere woningverhuurders voorzagen flatgebouwen en groepjes laagbouwwoningen van een centrale antenne-inrichting (cai). Later, eind jaren vijftig, begonnen ook gemeenten met het opzetten en aanleggen van gemeentelijke kabeltelevisienetwerken. Met de komst van de kabel kon het aanbod van zenders uitgebreid worden met commerciële radio- en televisieomroepen, lokale omroepen en buitenlandse zenders. Hierdoor groeide het kabelnetwerk nog meer en zorgde – samen met satelliettelevisie en de opkomst van IPTV – ervoor dat antennes op de daken zouden verdwijnen. In de nacht van 10 op 11 december 2006 maakte de KPN een einde aan de analoge uitzendingen van de Nederlandse televisie via de ether.