Gebruiker:Siebe111/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De stichting het Ooglijdersgasthuis[bewerken | brontekst bewerken]

Het stichten van oogziekenhuizen gebeurde in de tweede helft van de negentiende eeuw vanuit particulier initiatief. Het Ooglijdersgasthuis in Utrecht was de eerste particuliere Inrichting voor Ooglijders waarna nog acht dergelijke inrichtingen volgenden door Nederland. In die tijd werd slechts een Rijkskliniek voor oogheelkunde ingesteld aan de Leidse Hogeschool. Donders was als stichter van het gasthuis al verbonden aan de universiteit, terwijl een oogarts geen medische opleiding benodigde. Want het er bestond nog geen officele erkenning voor het specialisme ‘oogarts’. (oogheelkundig 179)

De onderwijsfunctie van het Utrechtse gesticht was bijzonder. Tot aan de opheffing in 1989 wist de inrichting haar onderwijs- en verzorgingsfunctie te behouden. Naast een liefdadigheidsinstelling was het Ooglijdersgasthuis namelijk ook een opleidings- en onderzoeksinstituut. Wanneer Donders om bijdragen voor zijn gasthuis vroeg dan was verwijzing naar onderwijs net zo belangrijk als naar liefdadigheid. In andere oogziekenhuizen, het Oogziekenhuis in Rotterdam, de Inrichting voor Ooglijders in Amsterdam (beide sinds 1874) en de Inrichting voor Ooglijders in Rotterdam en in Groningen (beide sinds 1879) was de onderwijsfunctie secundair en werd de relatie met de universiteit na verloop van tijd gereduceerd tot het verstrekken van patiënten. (oogheelkundig 20)

Het Ooglijdersgasthuis droeg de titel ‘Nederlandsch’ welke niet alleen in naam een nationale status opleverde, maar ook betekende dat de inrichting steun uit het gehele land ontving. De kliniek van Donders was in kwaliteit van behandeling en onderwijs namelijk uniek in Nederland en vervulde in dat opzicht een nationale functie. Met de oprichting van andere inrichting door het land was Donders bang dat de nationale steun voor zijn instelling zou afnemen, terwijl hij ervan overtuigd was dat het Ooglijdersgasthuis nog altijd een belangrijke nationale rol speelde. (oogheelkundig 19)

Donders was gepind op het onderwijskarakter van zijn instelling. Hij Had zelfs kritiek op inrichtingen die het patientenmateriaal voor zichzelf hielden. Een inrichting moest zijn patienten ter beschikking stellen aan een onderwijsfunctie om zo de oogheelkunde in ontwikkeling te helpen.

Het ooglijdersgasthuis was naast een van de weinige plekken waar mensen gratis hun oogziektes konden laten behandelen ook een gerennomeerd onderwijsinstituut voor oogheelkunde. Dit zorgde ervoor dat niet alleen Utrechters, maar mensen vanuit het hele land naar de F.C Dondersstraat kwamen. Ook in het buitenland was het gasthuis befaamd

Vestigingsadvertentie Dr. J. Streiff met daarop de vermelding van opleiding aan het Utrechts Ooglijdersgasthuis

In Utrecht en Nederland (Filantropie?[bewerken | brontekst bewerken]

Liefdadigheid stond op de voorgrond van het Ooglijdersgasthuis

Internationaal[bewerken | brontekst bewerken]

Geneeskunde.

Bekende patiënten[bewerken | brontekst bewerken]

  • Éamon De Valera (1952)
  • Prinses Marijke (1957)
  • Rijk de Gooyer (1977)

Illustraties?

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

H.E. Henkes, R.A. Crone, Een eeuw Nederlandse oogheelkunde 1892-1992. Gedenkboek bij het 100-jarig bestaan van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap. (Houten/Zaventem 1992).

Prof. R.W.J.N. Hoppenbrouwers, 125 jaar Ooglijdersgasthuis. Gedenkboek ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van het Koninklijk Nederlands Gasthuis voor Ooglijders (Utrecht 1983).

Prof. Dr. H.J.M. Weve, Driekwart eeuw Nederlandsch Gasthuis voor behoeftige en minvermogende ooglijders 1858-1933 (Utrecht 1933).