Gebruiker:SvenDK/Eerste stadsomwalling van Brussel

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Een stadskaart van Brussel uit 1555. De eerste omwalling is minder duidelijk dan de tweede

De Eerste stadsomwalling van Brussel (Frans:première enceinte), een stenen stadsmuur, dateert vermoedelijk uit de vroege 13e eeuw, tijdens de regeerperiode van Hendrik I van Brabant, Graaft van Leuven en Hertog van Brabant, en de bouw duurde vermoedelijke verschillende decenia[1]. Doordat de stad snel groeide werd er vanaf 1356 een tweede stadsomwalling van Brussel gebouwd. Beide wallen zijn tot de 16e eeuw blijven staan. Op het eind van de 16e eeuw is men met de sloop van de eerste omwalling begonnen. Vandaag blijven er maar een paar restanten van de twee stenen omwallingen over.

Dankzij de weinige overblijfsels en bewaarde plannen en documenten is het trace van de 4Km lange stadswal perfect gekend. De omwalling omvatte zowel het Sint-Gorikseiland, de eerste haven aan de Zenne, de Treurenberg met de Collegiale kerk van Sint-Michiel en Sint-Goedele, en het hertogelijk paleis op de Coudenberg[2].

Constructie[bewerken | brontekst bewerken]

zicht op de muur van de binnenkant van de stadswal
Toren gezien vanaf de buitenkant van de stadswal

De bouw van de wallen startte met een aarden wal waar een houten schutting werd opgeplaatst.Hier werd de stenen muur van 10 meter hoog en 1 tot 2,5 meter dik gebouwd. De 4 kilometer lange muur kreeg 7 toegangspoorten, 5 kleinere toegangen en een 40-tal torens. Daartussen muren die bestonden uit segmenten van ongeveer 4 meter lang met aan weerszijden een vierkante pilaar met daartussen een blinde arcade die de wandelgang boven ondersteunde. De wandelgang was beschermd met kantelen en voorzien van schietgaten. Aan de buitenkant van de muur lag een gracht die onder water kon worden gezet.

Noodzaak van een tweede muur[bewerken | brontekst bewerken]

Na de dood van Hertog Jan III van Brabant in 1355 ontstond een bestuurscrisis. Zijn beide zonen waren ook overleden en hij liet zijn troon na aan zijn dochter Johanna en haar man Wenceslaus I van Luxemburg. Lodewijk van Male was gehuwd met de jongere dochter Margaretha en vond dat de troon hem toebehoorde. Lodewijk trok met zijn troepen Brabant binnen en nam Brussel snel in waarna hij de Vlaamse leeuw hees op de grote markt[3]. De muur gaf onvoldoende bescherming aan de stad.

Tijdens de nacht van 24 oktober 1356 heroverde een groep opstandelingen onder leiding van Everard 't Serclaes de wallen en verjoeg met de hulp van de ambachtslieden het Vlaamse garnizoen en opende de poorten voor het hertogelijke leger. Zo maakten Johanna en Wenceslaus hun Blijde Inkomst in Brussel.[4]

Overblijfselen[bewerken | brontekst bewerken]

Ondanks het afbreken van de Brusselse omwallingen zijn er nog een aantal significante bovengrondse overblijfselen, de ene al wat meer zichtbaar dan de andere. En vrij volledige beschrijving kan je vinden in een wandelroute opgesteld door de cel erfgoed van de stad Brussel [5] en in de wandelgids "De eerste stadsomwalling van Brussel"[6] uitgegeven in 2008 door de Directie Monumenten en Landschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Anneessenstoren, hoektoren of pijntoren[bewerken | brontekst bewerken]

Hoektoren gezien van de binnenkant van de stad nu de Keizerslaan

Deze toren aan de Keizerslaan dankt haar huidige naam aan Frans Anneessens, waarvan gedacht werd dat hij in deze toren werd gevangen gehouden tot zijn terechtstelling op de Grote Markt in 1719. Eigenlijk werd hij in de verdergelegen en ondertussen verdwenen Steenpoort gevangen gehouden.

In 1957 werden stukken van de muur ontmanteld[7] voor de verbreding van de keizerslaan. Een deel van die stenen werden nadien gebruikt om de Villerstoren te renoveren. Deze toren werd o.a. in 1967 door stadsarchitect Jean Rombaux[7] en 2005[8] gerestaureerd en in 1992 beschermd[9].

Villersmuur met Villerstoren[bewerken | brontekst bewerken]

Villerstoren gezien van de buitenkant van de stad nu het speelplein van de Sint-Jorisbasisschool

Ook deze toren was in de loop der tijden verstopt geraakt achter andere gebouwen. In 1958 werd de toren herontdekt bij de uitbreiding van de Sint-Jorisbasisschool

Deze toren werd o.a. gerestaureerd in 1967 door stadsarchitect Jean Rombaux en 1990 door Karel Breda[10].

In 1962[11] werd dit geklasseerd als beschermd monument.

De zwarte toren[bewerken | brontekst bewerken]

Zwarte toren gezien van de buitenkant van de stad met op de achterground het Novotel

[12]

Vanaf de 16e eeuw was de toren in privébezit, en raakte de toren verborgen achter de huizen errond die als maar groter werden. In 1887 werd de wijk gesaneerd en werd de toren herontdekt. Toenmalig burgemeester Karel Buls pleitte toen voor het behoud. [13] De toren werd in de periode 1888-1889 gerestaureerd door Victor Jamaer

Later werd de Zwarte Toren het eerste beschermd monument in Brussel.[13]

Bij het plannen van het Novotel hotel, dat nu voor een deel rond de toren staat, waren er geruchten dat de toren zou worden afgebroken en dat het plein volledig dor het hotel zou worden ingenomen.

Toren in het gebouw van de Nationale bank[bewerken | brontekst bewerken]

De toren met een stuk muur gelegen aan de Warmoesberg 41 - 43 en de Berlaimontlaan 14 is volledig geïntegreerd in de gebouwen van de Nationale Bank van België, en is niet open voor bezoekers.

In 2002[11] werd dit geklasseerd als beschermd monument.

Treurenbergmuur en Plebaantoren of Sint-Goedeletoren[bewerken | brontekst bewerken]

De toren , opgetrokken in Balegemse steen [14], die deel uit maakte van de Sint-Goedelepoort over de weg richting Leuven en Keulen is nu gelegen in de tuin van de pastorie van de Sint-Michiels en Sint-Goedelekathedraal (Wildewoudstraat 15). De omwalling liep om het koor van de kathedraal heen. [5] Later toegevoegde muren die van de toren een voorraadkamer maakten zijn verdwenen, terwijl de vijf arcades, die de toren verbinden met restanten van de in 1760 afgebroken Treurenbergpoort. gerestaureerd werden.

De benaming Plebaantoren of Toren van Plebaan dateert van na 1452 toen plebaan Alexander van Beringhen het terrein met de toren kocht.[5]

In 1991[11] werden deze overblijfselen geklasseerd als beschermd monument.

Paleis voor Schone Kunsten[bewerken | brontekst bewerken]

Bij de aanleg van de trappen aan de Baron Hortastraat stootte men op overblijfselen van de omwalling. Resten van een toren die hier op aansloot zijn geïntegreerd in het Paleis voor Schone Kunsten.[5]

Brederodestraat[bewerken | brontekst bewerken]

De walmuur liep ook rond het toenmalig hertogelijk paleis op de Coudenberg, waar nu het koninklijk paleis staat. In de Brederodestraat achter het paleis zijn nog overblijfselen van de omwalling te zien.[5]

Wolvengracht[bewerken | brontekst bewerken]

Het stuk muur dat zichtbaar is in het restaurant van een hotel op de Wolvengracht is een reconstructie aangelegd voor de toeristen.

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Fortifications of Brussels van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
Zie de categorie Gates in Brussels van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

en:Fortifications of Brussels fr:Première enceinte de Bruxelles



ENGLISH[bewerken | brontekst bewerken]

Construction[bewerken | brontekst bewerken]

The walls were 4 km long. In the west, they encompassed the site of the city's founding and first development, Saint Gaugericus Island, the Grand Place and the first port on the Senne river. It extended to the heights in the east of the city, enclosing the first St. Michael and St. Gudula Cathedral (then a collegiate church) on Treurenberg hill, the Sablon area, and the ducal palace of Coudenberg.[1]

The walls were initially made of earth, with a wooden fence on top. These gave way to walls made of stone that were 10 m tall and 1 to 2.5 m thick.[1] The walls were supported by square pillars, spaced roughly 4 m apart, linked by a row of arches for support. These were buried underneath a talus, and they supported the main wall, which had a number of arrow slits in it. A second arcade supported a crenellated parapet, where defenders could stand. A large ditch was dug in front of the walls, and in places this could be flooded with water to form a moat if needed. Along the length of the walls, there were roughly 40 defensive tours, in addition to seven primary gates and five smaller entrances.

Flemish invasion[bewerken | brontekst bewerken]

Everard 't Serclaes monument in Brussels. 't Serclaes scaled the walls to retake Brussels from the Flemings, and would participate in the planning of the second walls.

The death of Duke John III of Brabant in 1355 sparked a succession crisis. As both of his sons had died, he left the throne to his daughter Joanna and her husband Wenceslaus I of Luxembourg. Louis II, Count of Flanders had married Joan's younger sister Margaret and thought the throne should be his. Louis invaded Brabant and quickly seized Brussels, planting the Flemish lion flag in the middle of the Grand Place.[1] The city walls offered relatively little protection.

During the night of 24 October 1356, a group of Brabantian patriots led by Everard 't Serclaes scaled the city walls and drove the Flemings from the city. This enabled Joanna and Wenceslaus to make their Joyous Entry into Brussels, which would be seen as the equivalent of the Magna Carta for the Low Countries.[2]

New walls proposed[bewerken | brontekst bewerken]

Since the construction of the first walls in the 13th century, Brussels had grown extensively and had become quite important. On account of this growth, the first walls were no longer large enough, as the city had begun to spread out beyond them. It had become clear that further defences, better adapted to the current era, needed to be adopted. Following the succession crisis, city authorities decided to build a new set of walls. Everard 't Serclaes, who had been named schepen, was among those contributing to the decision.

FRANCAIS[bewerken | brontekst bewerken]

L’enceinte, construite à l’aide de pierres et de terre, est composée de piliers à section carrée espacés d’environ quatre mètres et reliés entre eux par des arcades enterrées dans un talus et surmonté d’une muraille percée de meurtrières. Une seconde série d’arcades supporte le chemin de ronde protégé par un parapet à créneaux. La défense du mur est complétée par une quarantaine de tours et par un large fossé qui pouvait être inondé dans certaines parties de la ville. L’accès à la ville étant assurés par sept portes principales et cinq guichets secondaires.

Très vite, la ville se sent à l’étroit dans ses murailles, des hameaux sont construits hors des murs. Après la mort de Jean III de Brabant (1355) et le conflit de succession qui en résulte, le comte Louis II de Flandre envahit Bruxelles. Grâce à la révolte menée par Everard t'Serclaes, les Flamands sont chassés et les Brabançons reprennent la ville.

Suite à cet épisode, il sera décidé la construction de la seconde enceinte de Bruxelles qui agrandira considérablement l’étendue de la cité.

Les deux fortifications ont longtemps coexisté. Le démantèlement de la première enceinte s’étale selon les quartiers du XVIe s au XVIIIe siècle.

Principaux vestiges[bewerken | brontekst bewerken]

thumb|right|00px|

Tour noire

Malgré les démolitions, les vestiges de la première enceinte ne sont pas insignifiants. On compte les éléments de huit tours et d’une bonne dizaine de murailles ainsi que les traces de deux portes. La plupart ont échappé à la pioche grâce à leur intégration au cours du temps dans d’autres constructions en tant que fondations ou murs de maisons ou d’immeubles. Si certains ont été dégagés et sont aujourd’hui visibles de la voie publique, la plupart ne sont pas accessibles.

  • La courtine de Villers et la tour Saint-Jacques : long tronçon de muraille entre la rue des Alexiens (extra-muros) où il n’est visible que d’une cour d’école, et la rue de Villers où la rangée de petites maisons qui s’y adossaient ont été démolies. La courtine porte encore les traces de son ancienne intégration dans les logements, fenêtre percées ou arches obturées.
  • La tour noire : situé derrière l’église Sainte-Catherine. La démolition de cette partie de l’enceinte date du XVIe siècle lors de l’aménagement de nouveaux bassins du port de Bruxelles reliés au canal, la tour utilisée comme entrepôt a été épargnée. Désaffectée, cachée par de nouvelles constructions, on finit par l’oublier pour la redécouvrir en 1887 à l’occasion de la démolition du quartier de la Vierge noire. Menacée de démolition, le conseil communal de la Ville de Bruxelles, sous l’impulsion des premiers défenseurs du patrimoine et du bourgmestre Charles Buls, vota sa restauration. L’architecte de la ville la transforma selon l’idée que l’on se faisait à l’époque de l’architecture médiévale, l’affublant d’une toiture conique surmontée d’une girouette.

thumb|right|200px|

Tour d'angle

  • La tour d’angle ou tour Anneessens : visible boulevard de l’Empereur, était la première tour voisine de la porte qui défendait la rue Haute, la Steenpoort qui servit ensuite de prison. Les arcs des fondations sont totalement dégagés du sol, ce qui la fait paraître plus haute qu’elle n’était à l’époque. Les démolitions pour la construction de la jonction Nord-Midi l’on entièrement dégagée.
  1. a b c (nl) Brussel wordt een ommuurde stad. Flemish Community Commission. Geraadpleegd op August 23, 2009.
  2. University of Leiden: Constitutions and their application in the Netherlands by R. Van Uytven & W. Blockmans