Gebruiker:Timdevries1003/Kladblok/3

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Vrijdenkersvereniging De Vrije Gedachte
Timdevries1003/Kladblok/3
Geschiedenis
Opgericht 12 oktober 1856
Structuur
Voorzitter Anton van Hooff
Werkgebied Vrijdenkerij
Plaats Utrecht
Doel Het bevorderen van het atheïstisch humanisme[1]
Aantal leden 500[2]
Media
Website http://www.devrijegedachte.nl/

Vrijdenkersvereniging De Vrije Gedachte, afgekort DVG, is een Nederlandse atheïstisch-humanistische vereniging van vrijdenkers.[1] Ze werd opgericht in 1856 onder de naam De Dageraad,[3] en ging in 1957 verder onder de huidige naam.[3] De Vrije Gedachte stelt zich ten doel om met hulp van rede, natuurwetenschap en logica de mens te bevrijden van vooroordelen, kerkelijke bevoogding, dogma’s en schijnwaarheden.[1]

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Ontstaan[bewerken | brontekst bewerken]

Cover van de eerste De Dageraad.

Volgens Bert Gasenbeek, Hans Blom en Jo Nabuurs begon het georganiseerde vrijdenken in Nederland met de publicatie van Licht en Schaduwbeelden uit de binnenlanden van Java door de Gebroeders Dag en Nacht (1854).[4] Dit traktaat van arts en etnoloog Franz Junghuhn (1809–1864), aanvankelijk anoniem uitgegeven, was 'een grootschalige poging normen en waarden te funderen in de Natuur – buiten de grondslagen van het christendom'. Het speelt zich af tijdens een reis door Java, waarin een discussie wordt gevoerd tussen vier wetenschappers die respectievelijk het materialisme (Morgenrood), het deïsme (Dag), het pantheïsme (Avondrood) en het orthodoxe christendom (Nacht) vertegenwoordigen. De drie eerste wetenschappers baseren zich op de rede en gaan uit van de natuur als kennisbron van waarheid, hetgeen in die dagen de 'natuurlijke godsdienst' werd genoemd. Ze ontkennen daarmee het bestaan van een persoonlijke of bovennatuurlijke God. Omdat dit op gespannen voet stond met het (toen in Nederland nog alomtegenwoordige) christendom als geopenbaarde godsdienst, oogstte het boek een storm van kritiek.[5]

De uitgever vond een tweede druk te gevaarlijk, waarop de dissidente Amsterdamse vrijmetselaarsloge Post Nubila Lux ('Na de wolken het licht'), waar Junghuhn ook lid van was en het boek warm onthaald werd, besloot onder leiding van Frans Christiaan Günst (1823–1885) de uitgave over te nemen, de verachting van buitenstaanders over zich afroepend.[6] Als voortzetting van Licht en schaduwbeelden besloot de loge het tijdschrift De Dageraad op te richten, dat 1 oktober 1855 voor het eerst verscheen.[3] Het motto van dit tijdschrift was: "Magna est veritas et praevalebit" (Machtig is de waarheid en zij zal zegevieren). Op 12 oktober 1856 werd Vrijdenkersvereniging De Dageraad opgericht door de redactieleden van het tijdschrift, onder andere Günst (uitgever van De Dageraad) en de eerste voorzitter Rudolf Charles d'Ablaing van Giessenburg (1826–1904);[7] in totaal sloten 44 mannen zich aan. Er was geen ballotage en mede door d'Ablaings sympathie voor het feminisme werden er tijdens zijn voorzitterschap (1856–1865) ook al vrouwen toegelaten.[8] De in 1855 door Goose Wijnand van der Voo te Rotterdam opgerichte gelijksoortige vereniging De Lichtstraal (20 leden), met gelijknamig tijdschrift, ging in 1857 op in De Dageraad.[9] Het karakter van De Dageraad werd steeds minder maçonniek en steeds rationalistischer en natuurwetenschappelijker.[10]

Groei, crisis en herstel[bewerken | brontekst bewerken]

De vereniging werd groter en invloedrijker mede door Hendrik H. Huisman (1821–1873) die vanaf 1859 secretaris was en vanaf 1865 voorzitter. Schrijver Eduard Douwes Dekker (Multatuli), die nooit formeel lid werd, werd in deze jaren bekend door zijn pakkende maatschappijkritische schrijfsels. Daarna raakte de vereniging intern verdeeld: in 1867 scheidden twintig deïstische leden zich af om de sociaalactivistische De Humaniteit te stichten. Er liepen leden weg en de publicatie van De Dageraad stokte waardoor de landelijke band tussen vrijdenkers werd verbroken. In een vernieuwingspoging werd de verenigingsnaam kort veranderd in Het Vrije Onderzoek (1873–1876), dat in 1875 samen met De Humaniteit een Manifest publiceerde dat 'alle geloofsvrijen in Nederland' opriep de handen ineen te slaan voor scheiding van kerk en staat; armenzorg door de overheid in plaats van de kerken en; leerplicht voor lager onderwijs. De twee sterk uitgedunde verenigingen verzoenden zich. In 1878 ging De Humaniteit (5 leden) op in De Dageraad (11 leden), waarna zij zich opmerkelijk goed wist te herstellen. De Dageraad werd weer uitgegeven met een nu sterk atheïstisch-materialistische toon. Daarnaast werd de vereniging gedemocratiseerd, zocht ze de publiciteit en kwam onder meer de sociaal-anarchist Ferdinand Domela Nieuwenhuis in het nu zeer politiek en filosofisch diverse bestuur. In 1882 was het ledental alweer naar 357 gegroeid.[11]

In de jaren 1880 richtten de 'Dageradianen' (ook wel Dageraadsmannen respectievelijk Dageraadsvrouwen genoemd) zich steeds meer op het filosofisch materialisme en atheïsme onder invloed van Ernst Haeckel, Ludwig Büchner, Charles Darwin en de Nederlander Jacob Moleschott (later erelid[12]), terwijl in toenemende mate vrijdenkende feministes zoals Aletta Jacobs, Wilhelmina Drucker, Elise Haighton (secretaris en hoofdredacteur van De Dageraad) en Titia van der Tuuk (bestuurslid) naar de voorgrond kwamen en de vrouwenemancipatie een centraal thema maakten.[13] Daarnaast was de 17e-eeuwse filosoof Spinoza een lichtend voorbeeld voor veel verenigingsleden.[14]

Interbellum[bewerken | brontekst bewerken]

Groepsportret bij het 70-jarig bestaan van de Dageraad in 1926.

In de periode 1903–1933 groeide het ledental van De Dageraad van 613 tot 2700, met 40 regionale afdelingen.[15] In eerste instantie was er onder veel vrijdenkers wantrouwen ten aanzien van de parlementaire democratie, aangezien de invoering van het algemeen kiesrecht in 1917 de positie van de confessionele partijen aanzienlijk had versterkt. Bovendien bleken de communisten en sociaal-democraten, waaronder enkele zelfverklaarde vrijdenkers, niet bereid om godsdienst aan te vallen in de Tweede Kamer omdat men regeringsdeelname met de RKSP niet wilde uitsluiten. Om zich te verzetten tegen de christelijker geworden politiek, kwamen verscheidene antiklerikale en vroege fascistische protestpartijen op waaraan vrijdenkers meededen, waar men aanvankelijk ook veel waardering voor Mussolini had als 'den vroegeren socialist en godsdienstbestrijder'.[16] Het hoofdbestuur van De Dageraad weigerde in 1920 om vanuit de vereniging een politieke partij op te richten om ruzie in de eigen gelederen te voorkomen.[17] Twee jaar later werd onafhankelijk van de De Dageraad de Kiesvereeniging Vrijdenkers naar het Parlement opgericht (1922–1925) die streed tegen alles wat "naar God en Goddienerij zweemt".[18] Zij verzette zich onder de leus 'Nederland uit den greep der Kerk' tegen kapitalisme en militarisme en pleitte voor een absolute scheiding van kerk en staat en gratis openbaar onderwijs. Hoewel katholieken voortdurend verkiezingsbiljetten van de muur trokken of overkladden, wist men 1100 stemmen (0,4%) te winnen in de kieskring Amsterdam. Na in 1925 in vijf kieskringen gemiddeld slechts 0,12% te behalen, verdween de partij weer. Anderzijds raakte men zijn bewondering voor het fascisme snel kwijt toen dat een gewelddadige beweging werd die katholicisme en kapitalisme omarmde. Om het opportunisme van Mussolini en paus Pius XI aan te tonen (die even later het Verdrag van Lateranen zouden sluiten), publiceerde De Dageraad in 1928 een rede van Mussolini uit 1904 waarin hij het bestaan van God weerlegde.[19] Geconfronteerd met de opkomst van totalitaire vormen van zowel fascisme als communisme, werden steeds meer Dageradianen toch verdedigers van de parlementaire democratie, al bleven beide extremen en het anarchisme binnen de vereniging leven.[20]

In 1921 werd in de statuten van De Dageraad (artikel 2) voor het eerst opgenomen dat vrijdenkers 'uitgaande van de rede' zich 'op atheïstisch standpunt' plaatsen. Minister van Binnenlandse Zaken Heemskerk (ARP) weigerde deze statutenwijziging in 1924 koninklijke goedkeuring te verlenen omdat atheïsme tegen de goede zeden en de openbare orde zou zijn en leiden tot anarchie. Na felle debatten in de Tweede Kamer schaarde de christelijke meerderheid zich achter de minister. De Vrijdenker spotte dat het christendom geen monopolie op moraliteit had en De Dageraad deed via het Comité Kerkafscheiding oproepen om de kerk te verlaten en bood hulp aan mensen die hun lidmaatschap wilden opzeggen (waaraan 3250 mensen in 1925 gevolg gaven). Uiteindelijk besloot men dat koninklijke goedkeuring toch wel belangrijk was en stelde bijzonder hoogleraar rechtsfilosofie Leo Polak aan om de statuten te herschrijven. De nadruk op bestrijding van geloofsdogma's en bindend gezag werd behouden, maar het woord 'atheïstisch' weggelaten; deze statuten werden in 1927 door de regering aanvaard.[21]

In 1926 kreeg De Dageraad voor het eerst radiozendtijd.[22] Vanaf 6 oktober 1934 was voorzitter Jan Hoving te horen op de Vrijdenkers Radio Omroep (VRO), ook wel Vrije Radio Omroep genoemd. Hovings felle kritiek op nazi-Duitsland, dat destijds nog een bondgenoot van de Nederlandse regering was, en Leo Polaks religiekritiek, waren echter aanleiding voor censuur van overheidswege,[23][24][25] en in 1936 werd de VRO zelfs het zendrecht ontnomen.[22] In 1939 werd het politieke klimaat zo vijandig dat De Dageraad besloot ondergronds te gaan.[3]

Naoorlogs herstel[bewerken | brontekst bewerken]

Na de oorlog herstelde De Dageraad zich en zocht ze samenwerking met het nieuw opgerichte Humanistisch Verbond en Humanitas.[3] Vanaf 1957 is de vereniging voortgezet onder de naam: De Vrije Gedachte (Vereniging tot bevordering van zelfstandig denken). In de beginjaren van De Vrije Gedachte was de periode meer slapend dan levend. Aan het eind van de jaren ’60 kwam er een kleine opleving met vooral jongere nieuwe leden, die zich verzetten tegen de wereld die gemaakt was door de oudere mensen. Ze protesteerden tegen de Vietnam-oorlog en schiepen een eigen cultuur rond popmuziek, flowerpower en seksuele bevrijding. In 1978 werd de naam van de vereniging veranderd in Vrijdenkersvereniging De Vrije Gedachte. Er werden nieuwe statuten opgericht die vooral de focus legden op het atheïsme en samenwerking met andere humanistische organisaties. De laatste 35 jaar van De Vrije Gedachte stonden vooral in het teken van onderzoek en onzichtbaarheid in de maatschappij, terwijl De Vrije Gedachte steeds meer met humanistische organisaties ging opschieten.

Millenniumwisseling[bewerken | brontekst bewerken]

Door een wijziging van de Mediawet ontnam het Commissariaat voor de Media in mei 1995 het uur televisiezendtijd en de 15 minuten radiozendtijd dat De Vrije Gedachte elk jaar had gekregen; de achterban van 12.000 mensen voldeed niet aan de nieuwe eis van 90.000.[26] Na protest en een weigering van het Humanistisch Verbond tot samenwerking omdat men DVG "te radicaal" vond, handhaafde het Commissariaat het besluit.[27] Sinds september 1995 is DVG actief op het internet.[28] In juli 1996 gingen het HV en DVG dan toch samenwerken binnen de Humanistische Omroep Stichting.[22] Op 25 oktober dat jaar richtten zij met Humanitas en de Universiteit voor Humanistiek het Humanistisch Historisch Centrum (HHC) op. Het HHC digitaliseerde tijdens het Metamorfozeproject tussen 2003 en 2005 meer dan 100.000 vrijdenkerspublicaties.[29]

Eind jaren '90 werden de regionale afdelingen van DVG opgeheven en even leek de vereniging zelf te verdwijnen, maar door de opkomst van de islam, vooral na de aanslagen op 11 september 2001, was er weer behoefte aan een sterk atheïstisch geluid.[30] DVG trad toe tot de in 2001 opgerichte Humanistische Alliantie, maar omdat zij dit verband veel te postmodern en gematigd vonden, waren de vrijdenkers er beperkt betrokken bij.[29] Onder voorzitterschap van Anton van Hooff, die meende dat 'strijdbaarheid tegen religie en andere onwetenschappelijke kwakzalverij' dreigt te verdwijnen bij andere 'softer' geworden humanistische groepen,[2] verliet men de Alliantie in 2014 en zocht in plaats daarvan toenadering tot onder meer Stichting Skepsis en de Vereniging tegen de Kwakzalverij.[31]

Doelstellingen[bewerken | brontekst bewerken]

Sinds de oprichting in 1856 zijn de statuten van De Dageraad/De Vrije Gedachte gewijzigd in 1866, 1910, 1921, 1927 en 1978. Peter Derkx identificeerde in 2006 zes componenten die de vereniging steeds trachtte te bevorderen: (1) waarheid, rede en wetenschap; (2) vrijheid van meningsuiting en verdraagzaamheid; (3) atheïsme en humanisme; (4) scheiding van kerk en staat; (5) ontwikkeling van de menselijke persoonlijkheid; (6) solidariteit met de medemens.[32] De huidige statuten van De Vrije Gedachte stellen dat zij streeft naar:[33]

  1. Strikte scheiding tussen kerk en staat;
  2. Het weren van indoctrinatie uit opvoeding en onderwijs;
  3. Het bevorderen van een kritisch onderzoekende, wetenschappelijke houding;
  4. Het ontmaskeren van religie, pseudo-wetenschap en andere waanvoorstellingen;
  5. Vrijheid van expressie;
  6. Respect voor de waardigheid van de mens als wezen met een eindig en eenmalig bestaan;
  7. Erkenning van het volledige zelfbeschikkingsrecht van de mens over eigen lijf en leven;
  8. Respect voor andere levende wezens en het milieu.

Secularisme[bewerken | brontekst bewerken]

Vrijdenken leidt volgens Derkx niet per se tot atheïsme, maar wel tot het streven naar pluriforme samenleving. Daarbij hoort, volgens Derkx, een scheiding tussen kerk en staat in de betekenis dat de overheid geen voorkeur moet geven aan (aanhangers en organisaties van) een levensbeschouwing. Daarbij mag de staat geen enkele religieuze of levensbeschouwelijke organisatie (financieel) steunen of moet zij hen juist allemaal gelijkelijk steunen door bijvoorbeeld zowel kerken als humanisten en vrijdenkers zendtijd te geven binnen de publieke omroep of zowel godsdienstonderwijs als humanistisch vormingsonderwijs te subsidiëren.[32] Een ander speerpunt van de vereniging is het weren van indoctrinatie uit opvoeding en onderwijs; zij wil voorkomen dat kinderen één bepaald geloof opgelegd krijgen voordat zij de intellectuele capaciteiten hebben ontwikkeld om er zelf kritisch over na te kunnen denken.[33]

Skepticisme[bewerken | brontekst bewerken]

De Vrije Gedachte heeft als doel om dogmatisme, vooroordelen en een onwetenschappelijke houding te bestrijden. Bij de oprichting in 1856 liet men zich nog leiden door een soort natuurlijke theologie, in de jaren 1920 was men overgegaan naar een positivistisch-empirisch wereldbeeld, in de loop van de 20e eeuw groeide het besef dat ook de vrijdenkers niet de rede en de waarheid in pacht hebben en in de 21e eeuw staan ontologische en ethische oordelen sterk in het teken van voorlopigheid en voorwaardelijkheid.[32] In combinatie met het 'ontmaskeren van pseudowetenschap en andere waanvoorstellingen', begeeft de vereniging zich daarmee ook op het terrein van het wetenschappelijk skepticisme.

Vrijheid van meningsuiting en verdraagzaamheid[bewerken | brontekst bewerken]

Het vrijdenken dient om dichter bij de waarheid te komen. Om vrij te kunnen denken, zijn vrijheid van meningsuiting, vrij onderzoek, vrijheid van vereniging, vrijheid van vergadering en verdraagzaamheid essentieel. Alle relevante mogelijkheden over hoe de wereld in elkaar zit mogen worden overwogen, besproken, onderzocht en bediscussieerd, ondanks de eventuele afkeer die men van sommige ideeën mag koesteren. Uiteindelijk wordt ware kennis niet verworven door het individu, maar door een vrije gedachtewisseling met anderen. Alle ideeën mogen geopperd en ook bekritiseerd worden, geen enkele mening mag worden uitgesloten.[32]

Atheïsme en humanisme[bewerken | brontekst bewerken]

Historisch was het omstreden of vrijdenkerij in wezen atheïstisch is of niet.[34][32] Vroege Dageradianen zagen zichzelf vaak nog als deïst of pantheïst, maar naarmate de wetenschap vorderde nam hun aandeel af. Van 1921 tot 1927 noemde de vereniging zich in haar statuten expliciet 'atheïstisch', maar omdat de regering meende dat een gebrek aan christelijke moraliteit de openbare zeden aantastte en daarom goedkeuring weigerde, werd dat woord weer weggelaten.[21] De Vrije Gedachte profileert zich sinds 1978 als een atheïstisch-humanistische vereniging: atheïstisch omdat ze iedere godsvoorstelling verwerpt wegens het gebrek aan bewijs voor het bestaan van bovennatuurlijk wezens, humanistisch omdat zij het menselijk individu centraal stelt en uitgaat van de gedachte dat de mens God heeft geschapen in plaats van andersom.[33][32] Hoewel het in theorie onmogelijk is om het (niet-)bestaan van God te bewijzen, is het in de praktijk onmogelijk om agnost te zijn en houdt men in het dagelijks leven geen rekening met de mogelijkheid van Gods bestaan.[32]

In het humanisme draait het vooral om de over zichzelf beschikkende mens, waarbij het in De Vrije Gedachte vooral gaat om verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor het eigen gedrag tegenover andere mensen en dieren. De mens is geen verantwoording schuldig aan een godheid, maar verantwoordelijk voor zijn eigen gedrag. De vacante plaats van een godheid wordt volgens De Vrije Gedachte niet opgevuld door een andere hogere macht. De organisatie gaat uit van 'god noch autoriteit'.

Ontwikkeling menselijke persoonlijkheid[bewerken | brontekst bewerken]

Door redelijk naar de waarheid te zoeken, vrij te denken, vrije discussie te voeren en leerstellingen en autoriteiten te toetsen, streven vrijdenkers naar de volledige ontwikkeling van de menselijke persoonlijkheid, met de nadruk op moreel en verstandelijk besef. Dit houdt onder andere een atheïstisch wereldbeeld in, de keuze voor solidariteit met de medemens en het besef dat het leven eindig en eenmalig is. Ook de lichamelijke en emotionele ontwikkeling is belangrijk voor een gezond en gelukkig leven. Juist omdat het leven eindig is, is het uniek en waardevol en moet ten volle beleefd worden. Emotioneel dient men te leren omgaan met twijfel, want het kritisch benaderen van de eigen dierbare opvattingen en die loslaten als ze onjuist blijken, is nodig om de waarheid te zoeken.[32]

Solidariteit[bewerken | brontekst bewerken]

Vrijdenkers streven naar het algemeen geluk van de mensheid, niet slechts dat van henzelf. Om dit te bereiken voerde De Vrije Gedachte de eerste 150 van haar bestaan strijd voor vrijheid van meningsuiting, scheiding van kerk en staat, de mogelijkheid van crematie, opvoeding en onderwijs zonder geloofsdogma's, verruiming van mogelijkheden tot echtscheiding en de rechten van arbeiders. Tegelijk streed zij tegen de 'repressieve' godsdienst en kerk, de dubbele seksuele moraal, militarisme, antisemitisme, fascisme en een autoritaire overheid.[32]

Activiteiten[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdschriften[bewerken | brontekst bewerken]

Cover De Vrijdenker 46 (1).

Een jaar voordat vereniging De Dageraad werd opgericht, verscheen op 1 oktober 1855 het eerste nummer van het maandblad De Dageraad.[3] In het begin voer het tijdschrift De Dageraad onder invloed van Junghuhn een zelfstandige, eerder deïstische koers, terwijl er in de vereniging ruimte was voor zowel atheïsten, pantheïsten, materialisten, liberalen, socialisten als conservatieven in filosofische, religieuze dan wel politieke zin. De radicale voorzitter d'Ablaing poogde nog drie andere tijdschriften uit te brengen in 1858: Verbond der Vrije Gedachte (voor de vereniging), De Rechtbank des onderzoeks (voor Bijbelkritiek) en Tijdgenoot op het gebied der Rede (voor filosofische vraagstukken). Wegens geldgebrek in het daaropvolgende jaar, werden alle drie gebundeld onder de naam Bliksemschicht der XIXe eeuw, waarna het weer verdween. In 1867 werd De Dageraad dan toch het officiële verenigingsblad.[35] In 1859 gebruikte Eduard Douwes Dekker voor het eerst zijn pseudoniem Multatuli in de ethische parabel "Geloofsbelydenis" in De Dageraad[36] en in 1861 publiceerde hij erin "Het gebed van den onwetende" over zijn geloofsafval, hetgeen hem beroemd en geliefd maakte onder de Dageradianen.[37]

Enkele keren in 1868 en in de periode 1870–1879 werd de publicatie onderbroken.[38] In deze jaren fragmenteerden de vrijdenkerspublicaties to verschillende regionale tijdschriften; het Haagse De Toekomst gold in 1870–1872 als officieus orgaan van De Dageraad.[39] Nadat de vereniging een bestaanscrisis had overleefd, werd De Dageraad in oktober 1879 voortgezet met de ondertitel Maandschrift tot bespreking van maatschappelijke en zedelijke vraagstukken.[40] In 1906 veranderde het van naam naar De Vrije Gedachte,[41] in 2008 naar De Vrijdenker.[42] De Vrije Gedachte publiceert tegenwoordig tien keer per jaar het tijdschrift De Vrijdenker.[43]

Vrijdenkerscafés[bewerken | brontekst bewerken]

Haagse Verlichtingsborrel januari 2015.

Vrijdenkerscafés zijn maandelijkse bijeenkomsten die bedoeld zijn voor vrijdenkers en mensen die geïnteresseerd zijn in vrijdenkerij om elkaar te ontmoeten en gezellig en ongedwongen te kunnen discussiëren over uiteenlopende (en actuele) onderwerpen van wetenschap tot mensenrechten bij een drankje.[44] Het initiatief kwam in oktober 2012 van Richard Duijnstee en Jules Brabers.[45] Een Vrijdenkerscafé is autonoom ten opzichte van de landelijke vereniging.

Anton Constandselezing en Vrijdenker van het Jaar[bewerken | brontekst bewerken]

Jan van Hooff en Anton van Hooff, Anton Constandselezing 2014.
Saskia Spigt huldigt Hafid Bouazza als Vrijdenker van het Jaar 2014.

De Anton Constandselezing is een "voor iedere belangstellende toegankelijke lezing waarbij een tot de verbeelding sprekende gastspreker een actueel thema behandelt dat op enigerlei wijze verband houdt met, of haar basis vindt in, het gedachtengoed" van De Vrije Gedachte. Bij dezelfde gelegenheid wordt sinds 2006 ook de Vrijdenker van het Jaar gehuldigd. In het verleden hebben de volgende personen de lezing gegeven en zijn respectievelijk tot Vrijdenker van het Jaar uitgeroepen:[52][53]

Anton Constandselezing Vrijdenker van het Jaar

Overige activiteiten[bewerken | brontekst bewerken]

  • De jaarlijkse Algemene Ledenvergadering vindt plaats in april, met in het voorprogramma een spreker.
  • Elk jaar wordt in mei of juni de Vrijdenkersdag gehouden.
  • In 2009, 2011, 2012 en 2013 organiseerde De Vrije Gedachte samen met het Center for Inquiry Low Countries op initiatief van Floris van den Berg in juni een Atheïsmedag.[59][60]
  • De jaarlijkse Nieuwe Ledendag in september.

Bekende (oud-)leden[bewerken | brontekst bewerken]

Jan Hoving Anton van Hooff

Voorzitters[bewerken | brontekst bewerken]

Voorzitters van De Dageraad (1873–1876: Het Vrije Onderzoek), vanaf 1957 De Vrije Gedachte.[61]

  • 1856–1864: Rudolf Charles d'Ablaing van Giessenburg
  • 1864–1871: Hendrik H. Huisman
  • 1871–1873: (activiteiten De Dageraad gestopt)
  • 1873–1879(?): W.J. Scheurleer
  • 1879–1888: Pieter Frowein
  • 1889–1906: Hendrik de Vries
  • 1907–1909: Pieter Frowein
  • 1909–1917: Willem Havers
  • 1917–1921: Jan Hoving
  • 1921–1923: K. Stadhouder
  • 1923–1938: Jan Hoving
  • 1938–1940: Maarten van den Brink
  • 1945–1948: Maarten van den Brink
  • 1948–1950: Jan de Ronde
Aletta Jacobs Multatuli

Overige[bewerken | brontekst bewerken]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]


Categorie:Atheïsme Categorie:Humanisme Categorie:Nederlandse vereniging Categorie:Religiekritiek Categorie:Secularisme Categorie:Skeptische organisatie