Giftige weidetrechterzwam

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Giftige weidetrechterzwam
Giftige weidetrechterzwam
Taxonomische indeling
Rijk:Fungi (Schimmels)
Stam:Basidiomycota (Steeltjeszwam)
Klasse:Agaricomycetes
Onderklasse:Agaricomycetidae
Orde:Agaricales (Plaatjeszwam)
Familie:Tricholomataceae
Geslacht:Clitocybe
Soort
Clitocybe rivulosa
(Pers.) P. Kumm. (1871[1])
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Schimmels

De giftige weidetrechterzwam (Clitocybe rivulosa) is een schimmel uit de familie Tricholomataceae. De soort komt in heel Europa voor in gebieden tussen mos en gras, zoals weilanden en plantsoenen. Hij leeft saprotroof in voedselarme tot -rijke graslanden. Ook komt hij voor in open loof- en naaldbos op voedselrijk zand. De soort staat bekend om de mooie heksenkringen die hij kan vormen. De groeitijd is juni tot oktober.

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Uiterlijke kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Hoed

De hoed is wit tot beige. In het begin uitgespreid, later plat tot ingedeukt met een diameter van 2 tot 7 cm. De rand is ingekruld en later golvend.

Lamellen

De lamellen zijn beige tot bleek vleeskleurig, vrij dicht opeen en aflopend.

Steel

De steel heeft dezelfde kleur als de hoed en is recht, viltig en wit. De hoogte van de zwam is 2-7 cm.

Geur en smaak

De zwam ruikt zoetig, maar is giftig. Het gif bestaat voornamelijk uit muscarine.

Sporenprint

De sporenprint is bijna wit.

Microscopische kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

De sporen zijn ellipsoïde, glad, kleurloos en meten (4,0) 4,5-6 × 3-4 µm. Het Q-getal is 1,4 tot 1,6. Basidia zijn viersporig en meten 18–29 × 5–7 µm. Cheilocystidia zijn afwezig.

Verspreiding[bewerken | brontekst bewerken]

De giftige weidetrechterzwam komt voor in Europa en Noord-Amerika. In Nederland komt hij zeer algemeen voor en is hij niet bedreigd[2].

Giftigheid[bewerken | brontekst bewerken]

Het belangrijkste toxine in Clitocybe rivulosa is muscarine en daarom lijken de symptomen enigszins op die van blootstelling aan zenuwgas, namelijk sterk verhoogde speekselvloed, transpiratie (zweten) en tranenvloed (traanproductie) binnen 15 tot 30 minuten na inname. Bij hoge doses kunnen deze symptomen worden gevolgd door buikpijn, ernstige misselijkheid, diarree, wazig zien en moeizame ademhaling. Intoxicatie verdwijnt over het algemeen binnen twee uur. De dood is zeldzaam, maar kan in ernstige gevallen het gevolg zijn van ademhalingsfalen. Het specifieke tegengif is atropine.

Taxonomie[bewerken | brontekst bewerken]

De soort is in 1871 door de Duitse botanicus en mycoloog Paul Kummer ingedeeld in het geslacht Clitocybe.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]