Hendrik Cohen (apotheker)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Hendrik Cohen (Rotterdam, 20 december 1879 - Bergen-Belsen, 11 januari 1945) was een Nederlandse apotheker in Rotterdam en een autoriteit op het gebied van de geschiedenis der geneeskruidcultuur in Nederland. In 1933 werd hij privaatdocent in de geschiedenis van de farmacie aan de Rijksuniversiteit Leiden. Gedurende de oorlogsjaren was Hendrik Cohen hoofd van de Joodse Raad in Rotterdam. Cohen en zijn vrouw gingen op 29 september 1943 naar kamp Westerbork en werden op 11 januari 1944 per trein gedeporteerd naar Bergen-Belsen. Cohen overleed daar een jaar later op 11 januari 1945, zijn vrouw twee maanden later.[1]

Hendrik Cohen was de vader van de historicus Dolf Cohen en de grootvader van Floris Cohen en Job Cohen.

Op 13 november 2017 zijn in het bijzijn van burgemeester Ahmed Aboutaleb van Rotterdam en de kleinzoons Floris en Job twee stolpersteine geplaatst voor het huis in Rotterdam van waaruit Hendrik Cohen en zijn vrouw Flora Cohen-Polak werden weggevoerd.

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Bijdrage tot de geschiedenis der geneeskruidcultuur in Nederland. (Proefschrift Rijksuniversiteit Utrecht). Rotterdam: W.L. & J. Brusse's Uitgeversmaatschappij, 1927.
  • Eenige phasen in de ontwikkeling van den geneeskruidtuin. (Openbare les aan de Rijksuniversiteit Leiden). Amsterdam: D.B. Centen's U.M., 1933.

Over Hendrik Cohen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Floris Cohen, 'Hendrik Cohen (1879-1945) als vroege historicus van de farmacie', in: Esther van Gelder e.a. (red.), Dingen die ergens toe dienen. Verhalen over materiële cultuur van wetenschap. Hilversum, Uitgeverij Verloren, 2017