Heroides

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Heroides
Spaanse titelpagina van vertaling van Diego Mexía de Fernangil uit 1608
Oorspronkelijke titel Epistulae heroidum
Auteur(s) Publius Ovidius Naso
Land Romeinse Rijk
Oorspronkelijke taal Latijn
Onderwerp Griekse en Romeinse mythologie
Genre Dichtbundel, heldinnenbrief
Uitgegeven ca. 16 v.Chr.
Pagina's 336
Portaal  Portaalicoon   Literatuur
Penelope schrijvend aan Odysseus uit een Franse editie ca. 1500

Heroides ("Heldinnen") of Epistulae heroidum ("Heldinnenbrieven") zijn de gebruikelijke titels van een werk dat de Romeinse dichter Publius Ovidius Naso schreef omstreeks het begin van onze jaartelling in elegische disticha.

Totstandkoming[bewerken | brontekst bewerken]

Met deze vroege dichtbundel bouwde Ovidius voort op zijn elegische debuut Amores en op de Arethusabrief van Propertius. Ondanks gelijkenissen met dat laatste werk, beweerde Ovidius het genre van de Heldinnenbrief te hebben bedacht, fictieve brieven waarin veelal mythische vrouwen hun liefdesklachten uiten aan hun afwezige mannen. De reeks is enkele jaren later aangevuld met drie paar brieven waarin een man zijn geliefde aanschrijft en antwoord krijgt.

Over de authenticiteit zijn grote debatten gevoerd, met als voornaamste conclusie dat het auteurschap van Ovidius toch is bevestigd, ook voor de latere brieven. Enkel over sommige beginverzen bestaat nog discussie.[1]

Inhoud[bewerken | brontekst bewerken]

Ovidius nam mythologische of historische figuren en bracht hun verhaal vanuit een verrassend gezichtspunt. Een vast stramien keert in elke stuk terug: in briefvorm wordt een karakter neergezet dat een liefdesklacht uit via een argumentatief-overredend betoog. Door variatio in de karaktereigenschappen, het liefdesleed en de verlangens zorgde de dichter voor afwisseling, al lijkt de bundel niet bedoeld om in één ruk te lezen. Doorheen de tijd zijn de Heroides om diverse redenen gewaardeerd, vroeger bijvoorbeeld eerder als modeloefeningen van retorica en recenter om hun intertekstualiteit.

Brief Auteur en bestemmeling Strekking Verzen
I Penelope aan Odysseus Penelope wenst dat Odysseus onmiddellijk terugkeert. 116
II Phyllis aan Demophoön Phyllis wacht vergeefs op de ontrouwe Demophoön. 148
III Briseïs aan Achilles Briseïs smeekt Achilles haar weer als slavin bij zich te nemen. 154
IV Phaedra aan Hippolytus Phaedra probeert haar stiefzoon Hippolytus te verleiden. 176
V Oenone aan Paris Oenone beschuldigt Paris van ontrouw met Helena. 158
VI Hypsipyle aan Iason Hypsipyle verwijt Iason dat hij haar heeft verlaten voor Medea. 164
VII Dido aan Aeneas Dido probeert Aeneas ervan te weerhouden weg te zeilen naar Italië. 196
VIII Hermione aan Orestes Hermione eist dat Orestes haar weghaalt bij Pyrrhus. 122
IX Deianira aan Hercules Deianira wil wraak voor de ontrouw van Hercules. 168
X Ariadne aan Theseus Ariadne verwijt Theseus haar in steek te hebben gelaten. 152
XI Canace aan Macareus Canace neemt afscheid van haar broer Macareus met wie zij een kind had. 128
XII Medea aan Iason Medea uit haar wrok over de ontrouw van Iason. 212
XIII Laodamia aan Protesilaus Laodamia waarschuwt Protesilaus zijn leven te sparen. 166
XIV Hypermestra aan Lynceus Hypermnestra herinnert Lynceus eraan dat zij hem heeft gered. 132
XV Sappho aan Phaon Sappho verlangt terug naar de omhelzingen van Phaon. 220
XVI Paris aan Helena Paris verleidt zijn gastvrouw Helena om mee te gaan naar Troje. 378
XVII Helena aan Paris Helena weegt in haar antwoord de voors en tegens af. 268
XVIII Leander aan Hero Leander besluit door de storm naar Hero toe te zwemmen. 218
XIX Hero aan Leander Hero antwoordt dat ze bang wacht op Leanders komst. 210
XX Acontius aan Cydippe Acontius schrijft dat hij het recht heeft om Cydippe te trouwen. 242
XXI Cydippe aan Acontius Cydippe antwoordt dat ze van dat voorstel ziek is geworden. 248

Nederlandse bewerkingen en vertalingen[bewerken | brontekst bewerken]

Waar Heroides in de middeleeuwen eerder argwanend werd benaderd, kwam daar met het humanisme en vooral de renaissance stilaan verandering in. In het Nederlandse taalgebied was Dirc Potter in 1412 de eerste die in Der minnen loep met het werk aan de slag ging. In zijn lange tekst integreerde hij de brief van Hero aan Leander, zij het stevig herwerkt. Cornelis van Ghistele bracht in 1553 de berijmde vertaling Der Griecxscher Princerssen, ende Ionckvrouwen clachtighe Seyndtbrieuen, die herdrukken kende tot 1615. Deze succesvolle vertaling werd niet echt afgelost door de liedbewerking van Heroides die de anonieme auteur van het Princesse Liet-boec uitbracht in 1605. De volgende generatie trad pas een eeuw na Van Ghistele aan in de vorm van drie kort na elkaar verschenen versvertalingen: Jonas Cabeljau met Treurbrieven der blakende Vorstinnen en Minnebrieven der vorsten en vorstinnen (1657), Jacob Westerbaen met een fraai overgezette selectie Brieven van Doorluchtige Vrouwen uyt Ovidius Naso (1657) en een gekuiste vertaling van Lodewyck Broomans (1659). Abraham Valentyn bracht in 1678 het eerste deel van Ovidius' verzameld werk, waarin een prozavertaling van de Heroides was opgenomen onder de titel Princesse-brieven. Die werd in 1716 overtroffen door Vondels prozavertaling, een door David van Hoogstraten geredigeerde kladtekst die sinds de creatie in 1641/42 stof had vergaard. Dit boek getiteld Publius Ovidius Nasoos Heldinnebrieven kreeg regelmatig bijgewerkte herdrukken, tot in 1889 een uitgave het licht zag op basis van Vondels autograaf.

Er bestaan twee vertalingen van Heroides in hedendaags Nederlands, waarvan één integraal:

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

Voetnoten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. E.A. Kirfel, Untersuchungen zur Briefform der Heroides Ovids, proefschrift universiteit Stuttgart, 1969