Hooiwagens
| Hooiwagens Fossiel voorkomen: Devoon[1] – heden | |||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Hadrobunus grandis, een hooiwagen met een duidelijk vergroeid voor- en achterlijf | |||||||||
| Taxonomische indeling | |||||||||
| |||||||||
| Orde | |||||||||
| Opiliones Sundevall, 1833 | |||||||||
| Afbeeldingen op | |||||||||
| Hooiwagens op | |||||||||
| |||||||||
Hooiwagens (Opiliones) vormen een orde van geleedpotige dieren. Deze spinachtigen zijn meer verwant aan rolspinnen of schorpioenen dan aan echte spinnen. Er zijn meer dan zesduizend soorten,[2] waarvan er ongeveer 25 in noordwestelijk Europa voorkomen. Bekende soorten zijn onder meer de gewone hooiwagen (Phalangium opilio), bonte hooiwagen (Paroligolophus agrestis) en de muurhooiwagen (Opilio parietinus).
Hooiwagens onderscheiden zich van andere spinachtigen door hun ovale lijfje dat in feite een vergroeiing is van de cephalothorax (kopborststuk) en het abdomen (achterlijf). Veel soorten hebben lange, dunne pootjes waarmee ze hun omgeving aftasten. Aan de cephalothorax bevinden zich ook de kaken en twee langwerpige palpen. Alle soorten leven uitsluitend op het land, zowel op de bodem als in struiken, bomen en de kruidlaag.
Verschil met spinnen
[bewerken | brontekst bewerken]Hooiwagens hebben net als spinnen acht poten, die bij veel hooiwagens zeer lang zijn. Ze onderscheiden zich van de spinnen doordat beide delen van het lijf zozeer met elkaar vergroeid zijn dat ze één geheel lijken te vormen. Het lijf is dus niet ingesnoerd zoals bij spinnen, waarbij duidelijk een kopborststuk en een opisthosoma te onderscheiden zijn. Bovendien zijn hooiwagens niet in staat om spindraden te maken en hebben ze doorgaans maar één paar ogen. Ook hebben hooiwagens geen gifklieren.
Hooiwagens hebben geurklieren waarmee een helder vocht afgescheiden kan worden dat vermoedelijk dient als communicatiemiddel tussen soortgenoten. Wanneer ze zich bedreigd voelen, scheiden ze een melkachtig vocht af met een onaangename smaak en geur.
Hooiwagens worden vaak verward met trilspinnen, spinnen die veel op een hooiwagen lijken en veel in huizen voorkomen.
Autotomie
[bewerken | brontekst bewerken]Indien een hooiwagen wordt aangevallen, kan deze een of meer poten laten vallen om zo te ontkomen. Ook andere spinachtigen hebben dit vermogen tot autotomie, maar hooiwagens laten de poten bij het minste of geringste vallen. Door een soort pacemaker in het bovenste beensegment blijft zo'n losse poot nog enige tijd bewegen, een paar seconden tot een uur. Er wordt wel gesteld dat dit een aanvaller kan afleiden, zodat de hooiwagen meer kans heeft weg te vluchten.

De meeste hooiwagens zijn omnivoor in de ruimst mogelijke zin; ze eten zowel dode plantendelen als aas, en ook levende planten en levende prooien worden gegeten. Het belangrijkste voedsel bestaat uit insecten en andere kleine dieren, waarbij ook kannibalisme voorkomt. Er zijn echter ook strikt rovende soorten.
Voortplanting
[bewerken | brontekst bewerken]De paring vindt na een niet of nauwelijks ontwikkelde balts plaats door directe sperma-overdracht, in tegenstelling tot spinnen die het sperma overdragen in speciale pakketjes, spermatoforen genaamd. De eieren worden met een legboor in de aarde gelegd.
Reuzenhooiwagens
[bewerken | brontekst bewerken]Sinds zomer 2008 wordt er in Noordwest- en Centraal-Europa melding gemaakt van een sterke toename van zogenaamde reuzenhooiwagens, een nog niet geïdentificeerde soort uit het geslacht Leiobunum. De eerste meldingen van deze soort kwamen uit 2004, in de buurt van het Nederlandse Nijmegen.
Met poten tot negen centimeter lang is hij ongeveer een derde groter dan de inheemse hooiwagen en verder onderscheidt hij zich door een lichte metaalgroene glans. Ook heeft hij een sterkere sociale samenhang: overdag kruipen tientallen tot honderden hooiwagens samen om zich te beschermen tegen vijanden. 's Nachts gaan ze allemaal weer individueel op jacht.
Waarschijnlijk zijn de reuzenhooiwagens via internationale handel in Nederland terechtgekomen en hebben ze zich daarvandaan verspreid naar Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. Voor de mens is ook deze hooiwagensoort ongevaarlijk, maar andere dieren (zoals inheemse hooiwagens) zouden potentieel verdrongen kunnen worden en zelfs potentieel uitsterven.[3]
Taxonomie
[bewerken | brontekst bewerken]Deze orde is onderverdeeld in de volgende taxa:
- Onderorde Cyphophthalmi Simon, 1879
- Geslacht Ankaratra Shear & Gruber, 1996
- Geslacht Marwe Shear, 1985
- Geslacht Shearogovea Giribet, 2011
- Familie Parasironidae Karaman, Mitov & Snegovaya, 2024
- Infraorde Boreophthalmi Giribet, Sharma, Boyer, Clouse, de Bivort, Dimitrov, Kawauchi, Murienne & Schwendinger, 2012
- Familie Sironidae Leach, 1816
- Familie Stylocellidae Hansen & Sørensen, 1904
- Infraorde Scopulophthalmi Giribet, Sharma, Boyer, Clouse, de Bivort, Dimitrov, Kawauchi, Murienne & Schwendinger, 2012
- Familie Pettalidae Shear, 1980
- Infraorde Sternophthalmi Giribet, Sharma, Boyer, Clouse, de Bivort, Dimitrov, Kawauchi, Murienne & Schwendinger, 2012
- Familie Neogoveidae Shear, 1980
- Familie Ogoveidae Shear, 1980
- Familie Troglosironidae Shear, 1993
- Onderorde Dyspnoi Hansen & Sørensen, 1904
- Superfamilie Acropsopilionoidea Roewer, 1923
- Familie Acropsopilionidae Roewer, 1923
- Superfamilie Ischyropsalidoidea Simon, 1879
- Familie Ischyropsalididae Simon, 187
- Familie Sabaconidae Dresco, 1970
- Familie Taracidae Schönhofer, 2013
- Superfamilie Troguloidea Sundevall, 1833
- Familie Dicranolasmatidae Simon, 1879
- Familie Nemastomatidae Simon, 1872
- Familie Nipponopsalididae Martens, 1976
- Familie Trogulidae Sundevall, 1833
- Superfamilie Acropsopilionoidea Roewer, 1923
- Onderorde Eupnoi Hansen & Sørensen, 1904
- Superfamilie Caddoidea Banks, 1893
- Familie Caddidae Banks, 1893
- Superfamilie Phalangioidea Latreille, 1802
- Geslacht Hesperopilio Shear, 1996
- Familie Globipedidae Kury & Cokendolpher, 2020
- Familie Neopilionidae Lawrence, 1931
- Familie Phalangiidae Latreille, 1802
- Familie Protolophidae Banks, 1893
- Familie Sclerosomatidae Simon, 1879
- Superfamilie Caddoidea Banks, 1893
- Onderorde Laniatores Thorell, 1876
- Infraorde Grassatores Kury, 2002
- Geslacht Alpazia Özdikmen & Kury, 2006
- Geslacht Anamota Šilhavý, 1979
- Geslacht Arulla Suzuki, 1969
- Geslacht Ausulus Roewer, 1927
- Geslacht Babrius Thorell, 1890
- Geslacht Bebedoura Roewer, 1949
- Geslacht Belemarua Roewer, 1949
- Geslacht Biconibunus Roewer, 1915
- Geslacht Bindoona Roewer, 1929
- Geslacht Bissopius Roewer, 1949
- Geslacht Caecobunus Roewer, 1927
- Geslacht Caribula Šilhavý, 1979
- Geslacht Cleombrotus Sørensen, 1932
- Geslacht Contuor Roewer, 1963
- Geslacht Detlefilus Roewer, 1949
- Geslacht Gjellerupia Roewer, 1913
- Geslacht Gunturius Roewer, 1949
- Geslacht Heterobabrius Roewer, 1915
- Geslacht Isaeolus Roewer, 1954
- Geslacht Jimeneziella Kury & Alonso-Zarazaga, 2011
- Geslacht Johorella Roewer, 1943
- Geslacht Kokoda Roewer, 1949
- Geslacht Manuelangelia Kury & Alonso-Zarazaga, 2011
- Geslacht Metapellobunus Roewer, 1923
- Geslacht Microconomma Roewer, 1915
- Geslacht Mirda Šilhavý, 1973
- Geslacht Munis Roewer, 1963
- Geslacht Neoparalus Özdikmen, 2006
- Geslacht Octophthalmus Wood, 1869
- Geslacht Ortizia Roewer, 1952
- Geslacht Ostracidium Perty, 1833
- Geslacht Parabupares Suzuki, 1982
- Geslacht Paraconomma Roewer, 1915
- Geslacht Paraphalangodus Roewer, 1915
- Geslacht Pegulius Roewer, 1949
- Geslacht Peltamma Roewer, 1927
- Geslacht Pentos Roewer, 1952
- Geslacht Phalangodinus Roewer, 1912
- Geslacht Philacarus Sørensen, 1932
- Geslacht Pseudomitraceras Roewer, 1912
- Geslacht Pucallpana Avram & Soares, 1983
- Geslacht Seblatus Roewer, 1949
- Geslacht Sergitius Roewer, 1949
- Geslacht Siryseus Roewer, 1949
- Geslacht Spalicus Roewer, 1949
- Geslacht Spinolatum Goodnight & Goodnight, 1942
- Geslacht Stygnomimus Roewer, 1927
- Geslacht Tarmaops Roewer, 1956
- Geslacht Turquinia Šilhavý, 1979
- Geslacht Tweedielus Roewer, 1933
- Geslacht Valifema Šilhavý, 1979
- Superfamilie Assamioidea Sørensen, 1884
- Superfamilie Epedanoidea Sørensen, 1886
- Superfamilie Gonyleptoidea Sundevall, 1833
- Superfamilie Phalangodoidea Simon, 1879
- Superfamilie Samooidea Sørensen, 1886
- Superfamilie Sandokanoidea Özdikmen & Kury, 2007
- Superfamilie Zalmoxoidea Sørensen, 1886
- Infraorde Insidiatores Loman, 1901
- Superfamilie Travunioidea Absolon & Kratochvíl, 1932
- Superfamilie Triaenonychoidea Sørensen, 1886
- Infraorde Grassatores Kury, 2002
Externe links
[bewerken | brontekst bewerken]- Verspreidingsgegevens van hooiwagens in België
- Naamlijst Opilionida op natuurcijfers.nl
- (de) Vraag en antwoord over reuzenhooiwagens
- ↑ (en) Sharma P. & Giribet G. (2014). A revised dated phylogeny of the arachnid order Opiliones. Frontiers in Genetics 5: 255. ISSN: 1664-8021. PMID 25120562. DOI: 10.3389/fgene.2014.00255.
- ↑ J. Hallan (2005) Synopsis of the described Opiliones of the world. Gearchiveerd op 4 augustus 2017.
- ↑ Wijnhoven et al 2007
- Opiliones, Hooiwagens, Jan van Duinen
- Hooiwagens, Natuurinformatie (Naturalis)
- Kury, A.B., Mendes, A.C., Cardoso, L., Kury, M.S., Granado, A.de A. Giribet, G., Cruz-López J.A., Longhorn, S.J., Medrano, M., Oliveira, A.B.R. de, Kury, I.S. & Souza-Kury, M.A. (2024) World Catalogue of Opiliones. WCO-Lite version 2.7. Geraadpleegd op 28-8-2025.