Deze insecten hebben een donker lichaam met vlekken op het achterlijf. De vrouwtje hebben aan het achterlijf een legboor die langer is dan haar lijf. Met die boor, die een draaiende beweging kan maken boort ze fijne gaatjes in dennenhout. In het hout leven larven van andere insecten en de wesp kan voelen waar die zitten, dichtbij elke larve maakt ze een gaatje en legt er een eitje. De vreemde larve dient als voedsel voor haar kroost. Als eenmaal de eitjes uitgekomen zijn, blijven deze nieuwe larven overwinteren in het hout; ze voeden zich met de gastheer-larve en komen pas als volwassen exemplaren tevoorschijn bij de volgende lente.
De kleine kop van de wesp draagt lange antennes. De lange poten hebben een roodachtige kleur.
Bronnen, noten en/of referenties
David Burnie (2001) - Animals, Dorling Kindersley Limited, London. ISBN 90-18-01564-4 (naar het Nederlands vertaald door Jaap Bouwman en Henk J. Nieuwenkamp).