Ingensche veer

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Pont Geldersweert

Het Ingensche Veer is de veerverbinding tussen Ingen en Elst (Utrecht) over de Nederrijn. De eerste akte waarin dit veer wordt vermeld dateert uit 1486, al was er voor deze tijd al een veer bij Verhuizen, wat als de voorloper van het Ingense veer beschouwd kan worden.

Het veerrecht[bewerken | brontekst bewerken]

Het veerrecht was een heerlijk recht, een soort vergunning om binnen een bepaald gebied een veerverbinding te mogen starten en onderhouden. Alleen de adel kon aanspraak maken op deze heerlijke rechten. In 1795 werden de heerlijke rechten afgeschaft; alle rechten kwamen in het bezit van de staat. In 1814 werd het recht op het houden van een veerverbinding, inmiddels ook wel de 'veerconcessieën' genoemd, teruggeven aan de oorspronkelijke eigenaren. In Ingen was dit destijds Vincent Maximiliaan van Tuyll van Serooskerken, de broer van Belle van Zuylen. Hoewel het veerrecht sinds 1795 dus geen adellijk recht meer was, bleef het Ingense veerrecht tot in 1912 in handen van de adel. In dat jaar verkocht A.W.J.J. baron van Nagell het veer te Ingen dat gedurende 159 jaar in eigendom was geweest binnen zijn familie.

Onder het leenstelsel[bewerken | brontekst bewerken]

Het Ingense veer(recht) is eeuwenlang een leen geweest van de graven van Culemborg. Ergens aan het eind van de 17e eeuw is het verkocht aan de naburige graafschap Buren, waar de Oranjes sinds 1551 de scepter zwaaiden. Doordat de graven van Culemborg in financiële problemen waren geraakt hebben zij in deze periode meerdere bezittingen moeten verkopen. Zo verkochten zij onder andere de heerlijkheden Maurik, Eck en Wiel en Ommeren.[1] De oudst bekende leenakte die ondertekend is door de graven van Buren dateert uit 1703. Het leenstelsel is in 1798 afgeschaft, waardoor het veer van Ingen geen leenheren of leenmannen meer kent, en na de teruggave van het veerrecht in 1814, enkel nog eigenaren.

De exploitatie[bewerken | brontekst bewerken]

Portret van een man mogelijk Karel Vijgh, bezitter van het veer in 1624[2]
Baron Reinier van Tuyll van Serooskerken, eigenaar van het veer in 1836
Baron Van Nagell, verkocht het veer in 1912 aan de familie Spies
Willem V van Oranje-Nassau, de laatste leenheer van het Ingensche Veer

Het veerrecht (en sinds 1836 ook de veerschuiten en de veerhuizen) werd door de adel doorgaans verpacht aan burgers die de veerverbinding exploiteerden. De familie Van Westrhenen behoorde tot deze exploitanten en heeft het veer, met 185 jaar, het langste geëxploiteerd: van 1716 tot 1907 met een onderbreking van 6 jaar in de periode 1831-1837.

Tachtigjarige Oorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Rond 1624 was Karel Vijgh eigenaar of leenman van het veer. In dit jaar probeerden de Spanjaarden geregeld het Gelderse en Utrechtse gebied binnen te dringen. Het garnizoen dat verantwoordelijk was voor de bewaking van de zuidgrens van Utrecht, besloot om de veerschuiten 's nachts telkens aan de Elsterse kant vast te leggen, uit angst dat Spaanse spionnen 's nachts met de schuiten het Stichtse binnen zouden varen. Na beklag van de Ingense veerman stuurde Karel enkele musketiers naar het veer om hier een einde aan te maken.[3]

Twisten met de heer van Eck en Wiel[bewerken | brontekst bewerken]

Rond 1800 kregen Gerrit van Westrhenen en zijn vrouw Judith de Leeuw, een vergunning voor de aanleg van een pontveer, voor die tijd was nog enkel sprake van een voetveer. Evert Johan van Neukirchen genaamd Nyvenheim achtte dit in strijd met zijn rechten op het nabij gelegen veer te Wiel, ging een alliantie aan met de stad Rhenen en daagde Gerrit van Westrhenen op 24 december 1804 voor het Hof van Gelderland. Hij eiste dat het Ingense veer weer teruggebracht zou worden tot de status van voetveer en wilde op deze manier zijn monopolie op de overtocht in de omgeving behouden. Dit duurde voort tot 1809, in dat jaar werd de kwestie door het Hof van Gelderland voorgelegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, Willem Frederik Röell.

In 1809 overleed Van Westrhenen en in 1812 overleed Nyvenheim. Beide weduwes hebben het proces voortgezet en uiteindelijk verloor de douarière Nyvenheim in 1821. In 1821 gaf koning Willem I der Nederlanden toestemming voor de aanleg van een pontveer.

Heden[bewerken | brontekst bewerken]

In 1907 nam de familie Spies de exploitatie over, het veer en de veerrechten kochten zij in 1912 van baron Van Nagell.

De huidige pont heet Geldersweert en is in 2003 in bedrijf genomen. Deze naam refereert aan de nabij het veer gelegen uiterwaard, de Gelderse Waard of Gelderse Weerd geheten, ook is het de naam van het kasteel Geldersweert dat ooit ten westen van het Ingense veer in de gelijknamige uiterwaard stond.

Leenheren, eigenaren en exploitanten van het Ingensche Veer 1486- anno nu[bewerken | brontekst bewerken]

Eigenaar (leenheer) Periode Bezitter (leenman) Periode Exploitant (pachter) Periode
Johan van Zuylen van den Natewisch, heer van Zuylenstein en de Natewisch .... -1486
Allart en Henrick van Eck 1486-...
Lubbert die Waell, heer van Vronestein .... -1487
Johan van Zuylen van den Natewisch, heer van Zuylenstein en de Natewisch 1487-1500
Henrick van Zuylen van den Natewisch, heer van de Natewisch 1500-1502
Mr. Henrick van Maudwiick (Mondwijk) 1502-....
Walraven van Hattem ± 1550
Karel Vijgh, heer van Soelen, Aldenhage en De Snor 1624
Philip Theodoor van Waldeck, graaf van Culemborg 1642 Gerrit Cornelisz. 1642
Hendrik Walraad van Waldeck-Eisenberg, graaf van Culemborg 1650 Arien Bastiaensz. Krekel 1650-1655
George Frederik van Waldeck-Eisenberg, graaf van Culemborg 1665
Willem III van Oranje, graaf van Buren .... -1702 Maria de Bedarides, dochter van Daniel de Bedarrides, heer van Geldersweert 1665-1703 Peter Cornelisz. de Banck 1683
Johan Willem Friso van Nassau-Dietz, graaf van Buren 1702-1711 David ten Hove, heer van Rhijnauwen 1703-1727 Johannes Peregrinus 1716
Willem IV van Oranje-Nassau, graaf van Buren 1711-1751 Melchior ten Hove, Rhijnauwen, Sleeburg en Nieuwaal 1727-1750 Adriaan (Arien) van Westrhenen 1716-1757
Willem V van Oranje-Nassau, graaf van Buren 1751-1795 David ten Hove, heer van Sleeburg, Nieuwaal, Den Bosch en De Breur 1750-1753 Jan Ariensz. van Westrhenen 1757-1789
Afschaffing leenstelsel 1795 Carel Lodewijk de Pagniet, heer van Kermestein en IJzendoorn 1753-1786 Gerardus Jansz. (Gerrit) van Westrhenen 1789-1831
Vincent Maximiliaan baron van Tuyll van Serooskerken, heer van Coelhorst 1786-1836 Gebroeders Van Oort en Jan van Wijk 1831-1837
Vincent Johan Reinier baron van Tuyll van Serooskerken 1836-1850 Peter Gerardsz. van Westrhenen 1837-1876
Jasper Hendrik baron van Zuylen van Nievelt, heer van de Schaffelaar 1850-1890 Peter van Westrhenen 1876-1894
Anne Willem Jacob Joost baron van Nagell, heer van de Schaffelaar 1890-1912 Peter (Pieter) van Westrhenen 1894-1907
Familie Spies 1912- heden Frans Spies (familie Spies) 1907- heden

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]