Jean-Claude Brialy

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Jean-Claude Brialy
Brialy in 1992
Algemene informatie
Geboren 30 maart 1933
Geboorteplaats Aumale
Overleden 30 mei 2007
Overlijdensplaats Monthyon
Land Vlag van Frankrijk Frans-Algerije
Vlag van Frankrijk Frankrijk
Werk
Jaren actief 1955–2007
Beroep acteur, filmregisseur
(en) IMDb-profiel
MovieMeter-profiel
(mul) TMDb-profiel
(en) AllMovie-profiel
Portaal  Portaalicoon   Film

Jean-Claude Brialy (Sour El Ghozlane (Aumale), 30 maart 1933 - Monthyon, 30 mei 2007) was een Frans acteur, filmregisseur, scenarist en schrijver. Hij was een van de fetish acteurs van de Nouvelle Vague op wie befaamde cineasten als Louis Malle, Claude Chabrol, François Truffaut en Éric Rohmer graag een beroep deden. Zijn filmcarrière van meer dan honderdvijftig producties overspant vijftig jaar.

Leven en werk[bewerken | brontekst bewerken]

Kindertijd en adolescentie[bewerken | brontekst bewerken]

Jean-Claude Brialy werd geboren in Aumale, een stad in Algerije. Zijn vader was een hoge legerofficier die daar op het ogenblik van zijn geboorte was gekazerneerd. In Algerije werd zijn vader verscheidene keren overgeplaatst. In 1943 kwam de familie terecht in Frankrijk, eerst in Marseille en daarna in Angers. Hij en zijn broer Jacques kregen een zeer strenge opvoeding. Hij voelde zich enkel gelukkig als hij zijn vakanties mocht doorbrengen bij zijn grootouders die dicht bij Angers woonden en als hij zijn fantasie de vrije loop kon geven. Zijn vader werd echter opnieuw overgeplaatst, naar Duitsland. Daarna vestigde de familie zich uiteindelijk in Straatsburg. Ondertussen was Brialy bezeten geraakt door de wereld van het spektakel en door de film. Daarom haalde hij slechts na veel moeite zijn 'baccalauréat'. Hij volgde toneellessen wat niet naar de zin was van zijn vader die droomde van een militaire carrière voor zijn zoon. Hij kreeg de eerste prijs voor toneel aan het conservatorium en hij werd als acteur geëngageerd aan het 'centre d’art dramatique de l’Est'. Tijdens zijn legerdienst werkte hij op de afdeling programmatie van de filmdienst. Dit liet hem toe verder de wereld van de film te verkennen.

Beginjaren in de filmwereld[bewerken | brontekst bewerken]

Eind 1954 trok hij naar Parijs waar hij leefde van allerlei klusjes vermits zijn ouders weigerden hem geld toe te stoppen. Hij kwam er in contact met de redactieleden van Cahiers du cinéma. Zo kreeg hij de kans te spelen in de korte film Le Coup du berger van Jacques Rivette. Hij deed regie-ervaring op bij Jean Renoir als stagiair regieassistent voor French Cancan. Hij bemachtigde rollen in enkele andere korte films van onder meer Godard, Truffaut en Rohmer, allen toekomstige voormannen van de opkomende Nouvelle Vague, en in langspeelfilms zoals Un amour de poche (Pierre Kast, 1957) en Le Triporteur (Jack Pinoteau, 1957). Zijn vertolkingen in de komedie L'Ami de la famille (Jack Pinoteau, 1957) en in het drama Christine (Pierre Gaspard-Huit, 1958) waren zijn eerste belangrijke rollen in films die ook uitgroeiden tot een commercieel succes. Het waren echter vooral Le Beau Serge en Les Cousins (Claude Chabrol, 1958) die hem (en de Nouvelle Vague) bekend maakten.

Vruchtbare carrière[bewerken | brontekst bewerken]

Zijn naambekendheid werd zo groot dat hij tussen 1957 en 1987, zijn topperiode, in ongeveer honderddertig films speelde. In de eerste plaats bleef hij samenwerken met de Nouvelle Vaguecineasten: met Chabrol in de tragikomedie Les Godelureaux (1961) en in de misdaadfilm Inspecteur Lavardin (1985), met Godard in de komedie Une femme est une femme (1961), met Truffaut in het drama La mariée était en noir (1968), met Rohmer in de zedenstudie Le Genou de Claire (1970) of met Agnès Varda in de tragikomedie Cléo de 5 à 7 (1962).

Hij was daarnaast te zien in verscheidene films van meer lichtvoetige regisseurs als Edouard Molinaro, Roger Vadim, Philippe de Broca en Claude Lelouch. Bij André Téchiné en Claude Miller bewees hij dan weer meermaals dat hij niet enkel in staat was elegante en leuke rollen te vertolken maar dat hij ook serieuze en duistere rollen aankon. Zo verwachtte het publiek hem bijvoorbeeld niet meteen als de ernstige procureur in het historisch drama Le Juge et l'Assassin (Bertrand Tavernier, 1976) maar zijn prestatie leverde hem wel een Césarnominatie op. Hetzelfde gold voor zijn vertolking van de alcoholverslaafde en biseksuele dirigent die het niet meer ziet zitten in het drama Les Innocents (1987) van Téchiné. Voor die prestatie werd Brialy wel beloond met een César. Van meet af aan werd hij ook gevraagd door buitenlandse cineasten (voornamelijk Italianen, onder meer Mauro Bolognini en Alberto Lattuada). Later deden ook Luis Buñuel, Ettore Scola, Costa-Gavras en Roberto Benigni een beroep op hem.

In de jaren negentig kreeg hij het wat moeilijker om geschikte rollen te vinden. Zijn geraffineerde acteerstijl kwam het best tot zijn recht in de historische films La reine Margot (Patrice Chéreau, 1994) en Beaumarchais, l'insolent (Edouard Molinaro, 1995). Vermeldenswaardig in de jaren 2000 was vooral zijn rol in de komedie C'est le bouquet! (Jeanne Labrune, 2001).

Filmregisseur[bewerken | brontekst bewerken]

In 1972 debuteerde Brialy als filmregisseur met Églantine, een nostalgische tragikomedie waarin hij zijn gelukkige kindertijd tijdens de vakanties bij zijn grootouders opriep. De rol van de grootmoeder ging naar de bejaarde Valentine Tessier. De film werd onder meer bekroond met de Zilveren Schelp voor beste regisseur op het Internationaal filmfestival van San Sebastian in 1972. Zijn scenario werd bekroond met de eerste Prijs Jean-Le-Duc. Brialy schreef trouwens het scenario van al zijn films. In 1973 volgde de tragikomedie Les Volets clos waarin de twee vrouwelijke hoofdrollen opnieuw werden vertolkt door actrices (Marie Bell en Lucienne Bogaert) die schitterden tijdens het interbellum. Datzelfde jaar speelde Brialy zelf de titelrol van de door iedereen gegeerde huisknecht in L’Oiseau rare. In 1974 volgde de tragikomedie Un amour de pluie waarin hij naast Romy Schneider te zien was. Zijn carrière van filmregisseur voor het grote scherm rondde hij in 1983 af met Un bon petit diable, de verfilming van een jeugdroman van Sophie Rostopchine, beter bekend als la 'comtesse de Ségur'.

Televisie-, toneel- en radioactiviteiten[bewerken | brontekst bewerken]

Brialy was een harde werker. Zo strekte zijn televisiewerk als acteur en regisseur zich uit over nagenoeg vijftig jaar. Hij was ook zeer actief in het theater, niet alleen als acteur en regisseur maar ook als directeur van onder anderen de Parijse toneelzalen Hébertot (1977) en Bouffes-Parisiens (1986-2007). Grote namen die hij vertolkte of regisseerde waren Sacha Guitry (in de eerste plaats), Georges Feydeau en Jean Anouilh. Zijn laatste regie was Les parents terribles van Jean Cocteau. In dit stuk was hij als acteur trouwens voor het allereerst op de televisie (1960) te zien. Het was ook met een televisiefilm naar dit stuk dat hij zijn carrière als regisseur voor de televisie afsloot. Daarnaast was hij lange tijd artistiek directeur van het (toneel)festival van Anjou (1985-2001) en was hij de stichter van het (toneel)festival van Ramatuelle (1985). Hij was eveneens regelmatig op de radio te horen, bijvoorbeeld in uitzendingen gewijd aan filmsterren of in het bekende dagelijkse cultureel-humoristische programma 'Les Grosses Têtes' waar hij een week voor zijn overlijden nog te gast was.

Schrijver[bewerken | brontekst bewerken]

In 2000 publiceerde hij zijn autobiografie Le Ruisseau des singes, een titel die duidelijk een toespeling maakte op wat zijn strenge vader dacht van het beroep van acteur, namelijk 'de aap uithangen'. In dat eerste autobiografisch geschrift riep hij zijn kindertijd in onder meer Algerije op en zijn ontmoetingen met heel wat figuren uit de Franse filmwereld. Hij deed er ook zijn coming-out en kwam openlijk voor zijn homoseksuele geaardheid uit. In 2004 verscheen het tweede deel J’ai oublié de vous dire. Beide boeken kenden heel wat succes. In 2006 kwam, naar aanleiding van een rondreis in zijn geboorteland, Mon Algérie op de markt. Hij sprokkelde eveneens twee anthologieën bijeen: Les Pensées les plus drôles des acteurs (2006) en Les Répliques les plus drôles du théâtre de boulevard (2007).

Chroniqueur van 'le Tout-Paris'[bewerken | brontekst bewerken]

De innemende Brialy was de vriend van heel wat collega's uit de filmwereld en van talrijke kunstenaars. Hij was een algemeen erkend en heel populair figuur. In Parijs was hij de eigenaar van een door de beau monde uit binnen- en buitenland gefrequenteerd nachtrestaurant. Hij woonde in Parijs ook heel trouw de begrafenisplechtigheden bij van heel wat beroemdheden. Dit leverde hem de bijnaam 'la Mère Lachaise' op.

Overlijden[bewerken | brontekst bewerken]

In 2007 overleed Jean-Claude Brialy in Monthyon op 74-jarige leeftijd aan kanker. Hij ligt begraven op het cimetière de Montmartre.

Filmografie[bewerken | brontekst bewerken]

Acteur (ruime selectie van lange speelfilms en korte films)[bewerken | brontekst bewerken]

Regisseur van lange speelfilms[bewerken | brontekst bewerken]

Prijzen en nominatie[bewerken | brontekst bewerken]

Prijzen[bewerken | brontekst bewerken]

Nominatie[bewerken | brontekst bewerken]

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

  • Le Ruisseau des singes, Robert Laffont, Paris, 2000
  • J’ai oublié de vous dire, XO éditions, Paris, 2004
  • Mon Algérie, Timée éditions, 2006 (met een documentaire op DVD)
  • Les Pensées les plus drôles des acteurs, Le Cherche midi, 2006
  • Les Répliques les plus drôles du théâtre de boulevard, Le Cherche midi, 2007