Jodenvervolging in Venlo

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Werk aan de winkel Dit artikel staat op een nalooplijst. Als de inhoud op verifieerbaarheid gecontroleerd is, kan dit sjabloon verwijderd worden. Geef dat ook aan op de betreffende nalooplijst. Bekijk ook de bewerkingsgeschiedenis om te zien of anderen hier al aan gewerkt hebben. Vanaf 23 november 2023 kunnen de niet-geverifieerde artikelen via nuweg of TBP verwijderd worden.

De Jodenvervolging in Venlo begon in feite al in 1933.[1] Vanaf dat jaar kwamen regelmatig Duitse joden de grens over die in Nederland een veilig heenkomen zochten.

Achtergrond[bewerken | brontekst bewerken]

Gezien de ligging van Venlo aan de grens met Duitsland, is het niet vreemd dat de stad al in een vroeg stadium te maken kreeg met de gevolgen van Jodenhaat in Duitsland. Ook in Venlo waren joden niet welkom, omdat er sterk moest worden bezuinigd in de samenleving, waardoor er geen geld was voor opvang van vreemdelingen.

In een groot deel van Limburg was het ten opzichte van de Randstad relatief makkelijk om onder te duiken. Venlo was daarin een uitzondering. Terwijl de omringende dorpen betrekkelijk veel joden wisten te redden van vervolging, overleefden minder dan de helft van de in Venlo wonende joden de Holocaust.[2]

Chronologie van gebeurtenissen[bewerken | brontekst bewerken]

1941[bewerken | brontekst bewerken]

Het Venlose gemeentebestuur, onder leiding van burgemeester Bernard Berger zag zich in toenemende mate geconfronteerd met anti-Joodse maatregelen van de Duitse bezetter. Verzoeken van de laatste om bijvoorbeeld lijsten te verstrekken van Joden in Venlo werden plichtsgetrouw ingewilligd. Pas toen de Limburgse NSB-gouverneur Marchant et d'Ansembourg loyaliteit eiste van 'zijn' burgemeesters, diende Berger (en enkele andere collega's) in september 1941 zijn ontslag in. De nieuwe burgemeester Jo Zanders volgde hem op. De Duitsers gingen onverdroten voort met hun vervolging, daar kon een Nederlandse burgemeester weinig aan veranderen. Zanders bleef burgemeester totdat Venlo bevrijd werd.

1942[bewerken | brontekst bewerken]

Op 1 juli 1942 wisten vier joden te vluchten. Zij zouden via Frankrijk in Zwitserland terecht zijn gekomen. Het betrof een vrouw met haar twee dochters en een man. De man zou volgens een schrijven van het Rode Kruis op 13 december 1945 niet meer in leven zijn. Ook de vrouw was in Frankrijk overleden, maar haar dochters hadden Zwitserland wel bereikt.[3]

Op 24 juli 1942 werd deken Jules van Oppen, lid van de LO, opgeroepen zich te verantwoorden voor zijn oproep om geen nationaalsocialistische films te bezoeken. Na te zijn opgepakt, werd hij naar de Sicherheitsdienst in Maastricht gebracht, vanwaar hij Kamp Amersfoort werd overgebracht. Op 16 januari 1943 werd hij vervolgens naar Kamp Vught gebracht, waar hij precies een maand later overleed.[4]

Eind juli en augustus 1942 werd een bisschoppelijke circulaire in de Venlose kerken voorgelezen, waarin werd gewezen op de erbarmelijke omstandigheden van joden. Op 2 augustus was er een razzia in heel Nederland op katholieke joden. In Venlo werden waarschijnlijk een paar zusters opgepakt.[5]

Op 25 augustus 1942 werd het eerste transport van joden uit Venlo uitgevoerd. In totaal bevonden zich 32 joodse Venlonaren op dat transport, die naar de Sicherheitsdienst in Maastricht leidde. 28 van hen werden verder vervoerd naar Westerbork, vier van hen werden in Maastricht vrijgelaten.[6]

Op 2 oktober 1942 werden laat in de avond vier leden van het gezin Goudsmit-Harff op de Noord-Binnensingel, alsmede mevrouw Goudsmit-Cohn met twee kinderen op de Vleesstraat, door de Venlose politie in bewaring gesteld. Later die nacht werden nog eens drie personen door de politie naar het bureau gebracht. De volgende dag werden negen van de tien personen naar het Huis van bewaring in 's-Hertogenbosch gebracht.[7]

Tegen het einde van 1942 werden negen joden opgepakt. Twee ervan werden diezelfde avond nog vrijgelaten, de andere zeven bleven op het politiebureau vastzitten. De volgende dag werden zij met de Maas-Buurtspoorweg op transport gezet naar Kamp Westerbork. De rekening voor het vervoer werd betaald door de gemeente Venlo betaald. Vervolgens werden zij op 16 november 1942, in een groep van in totaal 761 personen, naar Auschwitz vervoerd.[8]

1943[bewerken | brontekst bewerken]

In november 1943 stelt het gemeentebestuur een lijst op van joden die op dat moment nog in de stad aanwezig zijn. Deze lijst wordt vervolgens aan de Duitse bezetter overhandigd, die actief op zoek gaat naar deze mensen.[9]

Zigeuners[bewerken | brontekst bewerken]

Niet alleen de joden werden vervolgd. Ook Sinti en Roma werden het slachtoffer van nazi-Duitsland. In Venlo waren geen Roma woonachtig, wel Sinti. Op 14 mei 1944 vaardigde de Befehlshaber der Sicherheits Polizei een bevel uit aan de Nederlandse politiecommandeurs om een opgave samen te stellen van alle zigeuners, inclusief kinderen, die zich in het gebied bevonden. Onder zigeuner werd destijds verstaan "alle personen, in den regel van buitenlandsche afkomst en geen Nederlander, die op grond van uiterlijk, zeden en gewoonten als zigeuners of zigeunerhalfbloeden kunnen worden aangemerkt, zoomede alle die naar geaardheid der zigeuners rondtrekken". Men kreeg bevel om iedereen die aan deze omschrijving voldeed aan te houden en naar Kamp Westerbork te brengen. Op het woonwagenkamp Kleine Heide (tegenwoordig nog steeds een woonwagenkamp, boven op de steilrand) werden op 16 mei 22 personen opgepakt, die dezelfde avond nog in Kamp Westerbork aankwamen. De oudste was 55 jaar, de jongste slechts twee maanden oud. In totaal werden in heel Nederland 565 personen opgepakt.

Drie dagen later vertrok het merendeel van deze groep naar Auschwitz met het 64e transport. In totaal vonden circa 23.000 zigeuners de dood in Birkenau, waar zij vanuit Auschwitz terechtkwamen. Op 2 augustus 1944 werd Birkenau opgeheven. De nog levenden, bijna 3000 in totaal, vonden de dood in de gaskamers.

Monument[bewerken | brontekst bewerken]

In februari 1999 werd voor het - inmiddels afgebroken - stadskantoor van Venlo in het binnenstadskwadrant Q4 een monument onthuld ter nagedachtenis aan de joden die zijn omgekomen tijdens de Holocaust. Dit monument werd rond 2010 verwijderd aangezien het stadskantoor werd gesloopt. Het bevindt zich momenteel in opslag bij een gemeentelijke opslagplaats. Vooralsnog is onduidelijk wat er met de gedenksteen zal gebeuren.[10][11]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Herman van Rens, Vervolgd in Limburg: Joden en Sinti in Nederlands-Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog (2013)
  • Gerrit van der Vorst, Een diepzwarte sluier (2015)
  • Bernalda Tillemans & Elisabeth Prégardier, Luise Löwenfels: een 'vergeten' martelares (1998)
  • Leo Brueren, Authentieke verhalen van mensen uit de regio Venlo: over oorlog, bevrijding en thuiskomst, 1944-1945 (1995)
  • Martien Blondel, Die Swaere Noodt, dagboek uit de frontstad Venlo (1980)
  • Gerrit Gommans, Leven in oorlog, Blerick ’40 – ’45 (1984)