Naar inhoud springen

Junior Walker

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Junior Walker
Junior Walker (1966)
Junior Walker (1966)
Algemene informatie
Volledige naam Autry DeWalt Mixon Jr.
Alias Junior Walker
Geboortedatum 14 juni 1931
Geboorteplaats Blytheville (Arkansas)
Overlijdensdatum 23 november 1995
Overlijdensplaats Battle Creek (Michigan)
Land Vlag van Verenigde Staten Verenigde Staten
Land(en) van nationaliteit Verenigde Staten
Opleiding Washington High SchoolBewerken op Wikidata
Werk
Jaren actief 1950–1995
Genre(s) Soul, R&B, Motown, jazz
Beroep muzikant
Instrument(en) saxofoon
Label(s) Motown, Tamla, Soul Records
(en) AllMusic-profiel
(en) Discogs-profiel
(en) IMDb-profiel
(en) MusicBrainz-profiel
Portaal  Portaalicoon   Muziek

Autrey DeWalt Mixon Jr. (Blytheville (Arkansas), 14 juni 1931 - Battle Creek (Michigan), 23 november 1995)[1][2][3], artiestennaam Junior Walker, was een Amerikaanse tenorsaxofonist en zanger. Zijn muziek vormde een belangrijk onderdeel van de Motown-sound van de jaren 1960. Zijn nummers Shotgun, What Does It Take en Wishing on a Star werden genomineerd voor een Grammy Award.

Muzikale stijl

[bewerken | brontekst bewerken]

Junior Walker stond bekend om zijn krachtige tenorsaxofoonspel en energieke optredens. Zijn spel werd gekenmerkt door een rauwe, expressieve toon. Walker had het vermogen om jazzachtige improvisaties te combineren met de directe energie van soul en rhythm & blues. Zijn spel was krachtig en herkenbaar, vaak ondersteund door een strak ritmisch fundament van zijn band The All Stars. Hij was een van de weinige Motown-artiesten die zijn blaasinstrument als hoofdkenmerk van zijn sound gebruikte.

Walker groeide op in South Bend (Indiana). Hij begon saxofoon te spelen toen hij op de middelbare school zat.

Zijn carrière begon toen hij halverwege de jaren 1950 zijn eigen band formeerde onder de naam The Jumping Jacks. Zijn vriend en drummer Billy Nicks[4] (1935-2017) formeerde zijn eigen band The Rhythm Rockers. Af en toe speelde Nicks bij optredens van Jumping Jacks en Walker bij optredens van de Rhythm Rockers.

Nicks kreeg een vast optreden bij een plaatselijke televisiezender in South Bend en vroeg Walker om zich permanent bij hem en toetsenist Fred Patton te voegen. Nicks vroeg Willie Woods[5] (1936-1997), een lokale zanger, om met de band op te treden. Woods zou gitaar leren spelen. Toen Nicks werd opgeroepen voor het Amerikaanse leger, overtuigde Walker de band om van South Bend naar Battle Creek te verhuizen. Tijdens het optreden in Benton Harbor vond Walker de drummer Tony Washington om Nicks te vervangen. Uiteindelijk verliet Fred Patton de band en Victor Thomas[6] stapte in. De oorspronkelijke naam The Rhythm Rockers werd veranderd in The All Stars. Walkers stijl was geïnspireerd op jumpblues en vroege r&b, met name spelers als Louis Jordan, Earl Bostic en Illinois Jacquet.

De band werd opgemerkt door Johnny Bristol en in 1961 introduceerde hij hen bij Harvey Fuqua, die zijn eigen platenlabels had. Toen de band eenmaal begon met opnemen op Harvey's label, werd hun naam veranderd in Junior Walker All Stars. De naam werd opnieuw gewijzigd toen de labels van Fuqua werden overgenomen door Berry Gordy van Motown. Junior Walker & the All Stars[7] werd lid van de Motown-familie en nam in 1964 op voor hun soul-imprint.

De leden van de band wisselden na de overname van Harvey's label. Tony Washington, de drummer, verliet de band en James Graves[8] trad toe. Hun eerste en kenmerkende hit was Shotgun, geschreven en gecomponeerd door Walker en geproduceerd door Berry Gordy, met James Jamerson[9] van The Funk Brothers[10] op bas en Benny Benjamin[11] op drums.

In 1964 tekende de groep bij het Motown-sublabel Soul Records. Al snel volgde hun grote doorbraak met de single Shotgun (1965). Het bereikte nummer 4 in de Billboard Hot 100 en nummer 1 in de r&b-hitlijst in 1965. Walker zelf nam op dat nummer de zang voor zijn rekening, wat uitzonderlijk was voor een saxofonist binnen Motown. De single werd gevolgd door andere hits, zoals (I'm a) Road Runner, Shake and Fingerpop en remakes van de twee Motown-nummers Come See About Me en How Sweet It Is (To Be Loved by You), die eerder hits waren voor respectievelijk The Supremes en Marvin Gaye. In 1966 vertrok Graves en werd vervangen door Billy 'Stix' Nicks[4], en Walkers hits gingen snel verder met deuntjes als I'm a Road Runner en Pucker Up Buttercup.

In 1969 had de band nog de hit What Does It Take (To Win Your Love) in de top 5. Motown verwierp het nummer als single, maar radiostation-dj's maakten het nummer populair, wat ertoe leidde dat Motown het alsnog single uitbracht, waarna het nummer 4 in de Hot 100 en nummer 1 in de r&b-hitlijst bereikte. Vanaf die tijd zong Walker meer op de platen dan eerder in zijn carrière. Hij scoorde de komende jaren nog een aantal r&b Top 10-hits, waarvan de laatste in 1972.

Walker bleef gedurende de jaren zeventig actief opnemen en optreden, ook nadat de populariteit van Motown enigszins afnam. Hij ging in 1970 op toernee door het Verenigd Koninkrijk met drummer Jerome Teasley[12] (Wilson Pickett), gitarist Phil Wright (broer van Betty 'Clean Up Woman' Wright), toetsenist Sonny Holley (The Temptations) en de jeugdige bassist Norm Bellis (Apple) uit Liverpool. De band speelde op twee locaties op elk van de 14 avonden. De finale was in The Valbonne in het Londense West End. Ze werden op het podium vergezeld door The Four Tops voor een geïmproviseerd optreden. In 1979 ging Walker solo, ontbond de All Stars en kreeg een contract bij Whitfield Records[13] van Norman Whitfield[14], maar hij was niet zo succesvol in zijn eentje als hij was geweest bij de All Stars in zijn Motown-periode.

Walker formeerde de All Stars opnieuw in de jaren 1980. Op 11 april 1981 was Walker de muzikale gast in de seriefinale van Saturday Night Live. Walker speelde een saxofoonsolo op Urgent, een nummer op het album 4 van Foreigner uit 1981. Later nam hij zijn eigen versie van het nummer op voor het album Blow the House Down van de All Stars uit 1983. Walkers versie was ook te horen in de Madonna-film Desperately Seeking Susan uit 1985. In 1983 werd Walker opnieuw gecontracteerd door Motown. In hetzelfde jaar verscheen hij als onderdeel van de Motown 25-televisiespecial, die werd uitgezonden op 16 mei 1983.

In 1988 speelde Walker tegenover Sam Moore als de helft van het fictieve soulduo The Swanky Modes[15] in de komedie Tapeheads. Verschillende nummers werden opgenomen voor de soundtrack, waaronder Bet Your Bottom Dollar en Ordinary Man, geproduceerd door ex-Blondie-lid Nigel Harrison[16].

Walker overleed aan de gevolgen van kanker op 64-jarige leeftijd in Battle Creek op 23 november 1995. Hij werd begraven op Oak Hill Cemetery in Battle Creek onder een markering met zowel zijn geboortenaam Autry DeWalt Mixon Jr. als zijn artiestennaam.

Discografie (selectie)

[bewerken | brontekst bewerken]
  • Shotgun (1965)
  • Soul Session (1966)
  • Road Runner (1966)
  • Home Cookin' (1969)
  • What Does It Take to Win Your Love (1969)
  • Peace & Understanding Is Hard to Find (1973)
  • Hot Shot (1976)
[bewerken | brontekst bewerken]