Klonale deletie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Klonale deletie (Engels: clonal deletion) verwijst, in de immunologie, naar het wegselecteren van T-lymfocyten en B-lymfocyten die reactief zijn tegen het eigen lichaam.[1] Tijdens de ontwikkeling van T-cellen en B-cellen, ontstaan er antigeenreceptoren die kunnen binden aan de lichaamseigen bestanddelen (de auto-antigenen). Zo'n specificiteit tegen het eigen lichaam is ongewenst en zelfs gevaarlijk, omdat het aanleiding kan geven tot een auto-immuunziekte. Zelfreactieve lymfocyten worden in de centrale lymfoïde organen (het beenmerg en de thymus) weggeselecteerd via apoptose. Omdat er sprake is van verwijdering van ongewenste immuuncellen, wordt het proces ook wel negatieve selectie genoemd.[1] Klonale deletie is een principieel centraal tolerantiemechanisme.[2][3]

Klonale deletie van B-cellen[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens de ontwikkeling van B-lymfocyten in het beenmerg vinden er genetische recombinaties plaats die zorgen voor een grote diversiteit aan immunoglobulinen (B-celreceptoren). Omdat het herschikkingsproces willekeurig is, ontstaan er zowel B-celreceptoren die kunnen binden aan de lichaamseigen eiwitten als receptoren die kunnen binden aan lichaamsvreemde eiwitten. Wanneer een onrijpe B-lymfocyt met relatief hoge affiniteit aan een lichaamseigen antigeen (auto-antigeen) bindt, zal deze zelfreactieve B-cel doodgaan door apoptose.[3] Naast klonale deletie bestaat er nog een ander tolerantiemechanisme in de vroege ontwikkelingsfase. Sommige B-cellen kunnen namelijk hun receptorspecificiteit veranderen (receptor editing), doordat de interactie tussen een onrijpe B-cel met auto-antigeen leidt tot reactivatie van RAG-genen. De lichte ketens van de immunoglobuline worden hierbij omgevormd, en kunnen zo de zelfreactiviteit verliezen.[3]

Ondanks dat slechts een paar procent van de onrijpe B-cellen de strenge selectiemechanismen overleven en het beenmerg verlaten, is klonale deletie niet helemaal waterdicht. Er kunnen altijd wat zelfreactieve B-cellen het beenmerg verlaten en in de perifere lymfoïde organen terechtkomen. Dergelijke B-cellen worden vaak op deze plekken in het lichaam nog onderdrukt door de werking van regulatoire T-cellen.[3]

Klonale deletie van T-cellen[bewerken | brontekst bewerken]

T-cellen herkennen antigenen alleen aan de hand van hun MHC-eiwitten (major histocompatibility complex). Zelfreactieve T-cellen worden geëlimineerd na contact met lichaamseigen antigenen die tot expressie worden gebracht in de thymus. Onrijpe T-lymfocyten worden het beenmerg geproduceerd, en migreren daarna naar de thymus. Hier ondergaan deze onrijpe T-cellen (thymocyten) positieve of negatieve selectie. Als een thymocyt een interactie aangaat met MHC–zelfantigeen op antigeenpresenterende cellen, volgt apoptose. Zo wordt voorkomen dat zelfreactieve T-cellen uitrijpen en vrijkomen uit de thymus.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]