Kuifje en de Picaro's

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Kuifje en de Picaro's
Originele Franse titelpagina
Originele titel Tintin et les Picaros
Stripreeks De avonturen van Kuifje
Volgnummer 23
Scenario Hergé
Tekeningen Hergé, Bob De Moor
Pagina's 62
Eerste druk 1976
Uitgever Casterman
ISBN 2203001232
90 303 2531 3
De avonturen van Kuifje
Portaal  Portaalicoon   Strip

Kuifje en de Picaro's (oorspronkelijke, Franstalige titel: Tintin et les Picaros) is het drieëntwintigste album uit de reeks Kuifje-strips van de Belgische scenarist en striptekenaar Hergé (1907-1983). Het is voor het eerst als album verschenen in april 1976. De Nederlandstalige versie verscheen in november 1978.

Het is het laatste voltooide album uit de serie. Hergé begon hierna nog aan Kuifje en de Alfa-kunst, maar stierf voordat dit af was.

Personages[bewerken | brontekst bewerken]

In het verhaal keren een aantal oude nevenpersonages terug:

Nieuwe personages in dit verhaal zijn Alcazars vrouw Peggy en de adjudant van generaal Tapioca, die aan het eind overloopt. Verder is dit het enige verhaal waarin generaal Tapioca in levenden lijve te zien is. In eerdere verhalen werd zijn naam al wel meermaals genoemd.[1]

Verhaal[bewerken | brontekst bewerken]

Leeswaarschuwing: Onderstaande tekst bevat details over de inhoud of de afloop van het verhaal.

Op het kasteel Molensloot kan kapitein Haddock ineens geen druppel alcohol meer verdragen, hij heeft geen idee waarom. Op tv worden Kuifje en de andere bewoners van Molensloot beticht van betrokkenheid bij een complot tegen generaal Tapioca, die de baas is van San Theodoros. Dit op grond van het feit dat Bianca Castafiore – die door Tapioca in San Theodoros gevangen is genomen omdat ze een aanslag tegen hem zou hebben voorbereid –, eerder op het kasteel gelogeerd heeft.[2] Haddock besluit het aanbod van Tapioca aan te nemen om naar San Theodoros te komen om de zaken eens goed te bespreken. Hij reist af samen met professor Zonnebloem. Kuifje vertrouwt de hele zaak niet en blijft in eerste instantie thuis. Hij zwicht uiteindelijk toch en reist de twee anderen achterna.

In werkelijkheid worden de drie door kolonel Sponsz – die tegenwoordig een van Tapioca's naasten is – als gevangenen bespioneerd. Sponsz is ook degene die de hele zaak op touw heeft gezet; hij heeft vervalste documenten in Bianca Castafiore's reiskoffer laten stoppen. Zodoende wilde hij, vanwege zijn eerdere nederlaag[3] wraak nemen op Kuifje, Haddock en Zonnebloem en ook op Bianca Castafiore, die Kuifje en Haddock destijds heeft geholpen. Kuifje weet samen met Haddock en Zonnebloem te ontsnappen dankzij de hulp van Pablo, een oude bekende van Kuifje.[4] Op de vlucht komen ze generaal Alcazar tegen. Dan blijkt dat er sprake is van een zorgvuldig voorbereide moordaanslag, waarbij Pablo ook in het complot van Sponsz zat en hen juist heeft verraden. De aanslag mislukt doordat Alcazar en Kuifje, terwijl ze door de jungle rijden, ontdekken dat Pablo tegen hen allebei iets anders heeft verteld. Kuifje realiseert zich dat er een pantserwagen in de buurt moet zijn om hen uit te schakelen. Hij ontdekt de wagen net op tijd, zodat ze kunnen uitwijken.

Na een zwerftocht door de jungle, waar ze onder andere de kluizenaar Ridgewell tegenkomen, die bij de Arumbaya's verblijft, komen ze aan bij de basis van de guerilleros (de Picaro's). Kuifje ontdekt de reden waarom de pogingen van Alcazar om Tapioca's bewind omver te werpen geen resultaat hebben; de guerrilleros worden constant dronken gehouden door eindeloze droppings van flessen Loch Lomond, een whiskymerk. Tijdens een feestmaal ontdekt Bobbie de ware reden waarom Haddock geen alcohol meer lust: professor Zonnebloem heeft een pilletje uitgevonden dat drank afschuwelijk doet smaken. Kuifje krijgt een geniaal idee en sluit een overeenkomst met Alcazar: Kuifje zal ervoor zorgen dat Tapioca van de troon gestoten wordt, maar bij de coup mag geen enkele dode vallen. Alcazar stemt hier schoorvoetend mee in, want zelf wil hij het liefst juist zoveel mogelijk van zijn vijanden en vooral Tapioca doden. Een paar dagen later blijkt ineens dat niemand van de Picaro's nog alcohol lust.

Om zijn volledige plan te laten slagen gebruikt Kuifje het pilletje van Zonnebloem, en de carnavalspakken van een reeks carnavalisten onder leiding van Serafijn Lampion, die voor het carnaval naar San Theodoros zijn gekomen: de 'Swingende Extravaganten'. Uiteindelijk slagen Kuifje en Haddock er samen met Alcazar en diens – dankzij Zonnebloems poeder nuchter geworden – Picaro's in om met de pakken en carnavalswagen van Serafijn Lampion de hoofdstad van San Theodoros en Tapioca's paleis te bereiken. Ze bedwelmen de bewakers met chloroform en dringen het paleis binnen, waar ze Tapioca dwingen om voor de radio te verklaren dat hij zijn macht overdraagt aan Alcazar. Hierna worden Tapioca en zijn naaste handlangers op het vliegtuig gezet, aangezien ze niet mogen worden doodgeschoten. Sponsz wordt ook gepakt en teruggestuurd naar Bordurië. Kuifje besluit Pablo ondanks alles te vergeven, aangezien die ooit zijn leven heeft gered. Daarna bevrijden Kuifje en zijn vrienden Bianca Castafiore uit de cel en voorkomen ze nog net op tijd de executie van de detectives Jansen en Janssen, die ook door Tapioca gevangen waren genomen, met de hulp van een van Tapioca's kolonels die rechtstreeks naar Alcazar is overgelopen.

Generaal Alcazar is nu weer de baas in San Theodoros, zoals eerder in Het gebroken oor. Kuifje en zijn vrienden gaan met het vliegtuig terug naar Molensloot.

Achtergronden[bewerken | brontekst bewerken]

Hergé gebruikte in het begin van zijn voorbereidingen de titel Kuifje en de Bigotudo's, dat voor Kuifje en de Snordragers staat. Dat de naam van Kuifje in de titel moest voorkomen, was een commerciële eis van Hergés uitgever Casterman. Hergé had daar geen problemen mee.[5] Het verhaal ontstond in de periode dat de Fransman Régis Debray de krantenkoppen haalde. Hij had zich aangesloten bij de guerrilla van Che Guevara en was in Bolivia gevangengenomen en veroordeeld tot een celstraf van dertig jaar. Na drie jaar in de gevangenis te hebben doorgebracht, werd hij vrijgelaten. Hergé las de kranten om zich in te lezen, alsook het in 1967 gepubliceerde boek Les Guérilleros. De militaire uniformen in dit boek gaven hem de inspiratie voor die van de Picaro's.[6] Ook Fidel Castro inspireerde hem, net als Che Guevara.[7]

Uiteindelijk viel de keus voor de titel op Kuifje en de Picaro's; picaro is Spaans voor schelm. Het woord picaro's kwam ook voor in de toen net uitgebrachte roman Gloire à nos illustres pionniers van Romain Gray, die deze naam gaf aan de avonturiers in zijn boek.[8]

Bepaalde thema's in dit laatste voltooide album stuitten op kritiek. Zo draagt Kuifje voor het eerst (en meteen het laatst) in de reeks een spijkerbroek en ook nog een bruine. Het beeld van Kuifje was volgens Hergé te stereotiep geworden. De broek was in eerste instantie veranderd voor de film De zonnetempel, omdat deze film werd uitgebracht in landen die Kuifje niet kennen. Hergé vond het onhandig om Kuifje dan een plusfour aan te trekken, die inmiddels uit de mode was.[9] Hiernaast rijdt Kuifje voor het eerst een motorfiets. De stijl van de tekening waarin Kuifje de motorfiets parkeert – grotendeels van de hand van Hergés assistent Bob De Moor – wordt door de meeste critici echter als erg ondermaats beschouwd. Ook het slot, waarbij volgens critici de indruk wordt gewekt dat er nadat Alcazar de macht overneemt geen sprake is van echte maatschappelijke veranderingen, is volgens dezelfde critici vrij cynisch. In het laatste prentje geven Kuifje en Haddock, die naast elkaar in het vliegtuig zitten, eerder een vermoeide dan een voldane indruk. Ook dit stuitte op bezwaren.

Enkele bekende en/of vertrouwde personages laten zich in dit verhaal van een iets andere, minder positieve kant zien. Zo is er Nestor, die aan de deuren luistert. Pablo, die Kuifje in Het gebroken oor nog uit de gevangenis bevrijdde, keert in dit album terug, maar verraadt hem ditmaal.

Dit is het enige Kuifje-verhaal waarin de voornaam van kapitein Haddock (Archibald) wordt genoemd. Het is ook het enige waar Haddock geen alcohol lust, dankzij een uitvinding van professor Zonnebloem.

De kostuums van de Swingende Extravaganten zijn gebaseerd op die van de Gilles van Binche.[10] Te midden van de carnavalsvierders zijn figuren uit andere bekende stripreeksen te zien, waaronder Asterix, Zorro, Snoopy, Mickey Mouse, Donald Duck en Groucho Marx. De carnavalsscène werd getekend door Bob De Moor.[11]

Als Jansen en Janssen voor het vuurpeloton worden gedaagd, vraagt de ene aan de andere of hij misschien enkele geschikte laatste woorden kent. Janssen suggereert: Volk van San Theodoros, ik heb u begrepen. Dit is een toespeling op de uitspraak die Charles De Gaulle op 4 juni 1958 deed tegenover het Algerijnse volk dat om onafhankelijkheid vroeg: Je vous ai compris! ("Ik heb u begrepen").[12] In de tekenfilmserie rond Kuifje uit de jaren 90 stelt Janssen echter "dag" als laatste woorden voor.

Peggy, de echtgenote van generaal Alcazar, is gebaseerd op de secretaresse van de zegsman van de Ku Klux Clan. Hergé zag haar tijdens een televisie-uitzending.[13] De 22-meistraat in het album is vernoemd naar de geboortedag van Hergé.[14]

Het onderscheid tussen goed en kwaad is soms moeilijk te zien in dit verhaal. Hoewel Alcazar aan de kant van Kuifje staat, is hij in feite niet minder wreed dan Tapioca en bedrijft eenzelfde soort propaganda. Alcazar bedreigt Kuifje zelfs openlijk met de dood als de voorgestelde list niet zal slagen.

Publicatie[bewerken | brontekst bewerken]

De ballonstrip werd voor het eerst gepubliceerd in de weekbladen Kuifje en zijn Franse evenknie Tintin. Wekelijks, van week 38 in 1975 tot en met week 16 in 1976, werden twee pagina's met elk vier stroken afgedrukt. De eerste albumversie van het verhaal kwam uit in april 1976.[15] Er werden meteen 1,5 miljoen exemplaren van verkocht.[11]