Leopold Johannes Adriaan van der Kun
Leopold Johannes Adriaan van der Kun (Utrecht, 21 september 1801 – Den Haag, 26 januari 1864) was een Nederlands ingenieur van Rijkswaterstaat. Van 1 januari 1858 tot zijn dood in 1864 stond hij als Hoofdinspecteur aan de leiding van deze organisatie.
Van der Kun was de ontwerper van het voormalige Weesperpoortstation in Amsterdam in 1843 en van de Rhijnspoorweg Amsterdam-Arnhem. Ook was Van der Kun, naast Frederik Willem Conrad (1800-1870) en Gerrit Simons (1802-1862) in 1847 een van de oprichters van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs.
Levensloop
[bewerken | brontekst bewerken]Leopold van der Kun was de zoon van Gerardus Cornelius van der Kun (1762-1833) en Margarita Valentina Ferriere-Colk (1775-1842). In 1838 trouwde hij in Maastricht met Jeanine Caroline Nierstrasz (1804-1884), de oudste dochter van burgemeester Hendrik Nierstrasz. Het echtpaar kreeg vijf kinderen, vier dochters en een zoon.
Telegrafie
[bewerken | brontekst bewerken]In januari 1845 kreeg Van der Kun samen met de technisch directeur van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij F.W. Conrad opdracht van de minister van binnenlandse zaken om advies uit te brengen over de wenselijkheid en de kosten van de invoering van spoorwegtelegrafie. Naar Engels en Pruisisch voorbeeld zag men de vinding van Samuel Morse als een communicatiemiddel voor de spoorwegen. Van der Kun en Conrad adviseerden tot de experimentele invoering op het traject Amsterdam-Haarlem van de HIJSM en schakelden Eduard Wenckebach in voor de uitvoering.[1]
In april 1852 vroeg minister J.R. Thorbecke aan dezelfde commissie om een plan te maken voor de snelle invoering van de telegrafie in heel Nederland. Zij schakelden Wenckebach weer in als derde lid. De commissie adviseerde in juli 1852 tot de aanleg door het Rijk van een hoofdnetwerk van vijf lijnen, dat de grote steden zou verbinden met elkaar en met Duitsland en België. Dit voorstel werd door de regering overgenomen, en nog in 1852 werden rijkstelegraafkantoren geopend in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. In 1857 was het hoofdnet klaar.[2]
Rivierverbetering
[bewerken | brontekst bewerken]In 1849 kregen de inspecteurs J.H. Ferrand en L.J.A. van der Kun opdracht om de verzanding van de grote rivieren te onderzoeken. Op 18 januari 1850 brachten ze een rapport uit onder de titel "rapport nopens hetgeen tot verbetering van de Nederlandse rivieren zoude bewerkstelligd kunnen worden". Daarin wezen ze de aanleg van overlaten af en pleitten ze voor een verbetering van het stroomgebied van de rivieren, zodat deze het regen- en smeltwater alsook de ijsgang zouden kunnen afvoeren naar zee. Het rapport Ferrand-Van der Kun was de aanzet tot een programma van rivierverbetering in de volgende vijftig jaren.[3]
Eerbetoon
[bewerken | brontekst bewerken]In de Amsterdamse Watergraafsmeer is een straat naar hem vernoemd, de Van der Kunstraat in de omliggende Van der Kunbuurt. Den Haag kent drie Van der Kunstraten (Eerste, Tweede en Derde van der Kunstraat).
De locatie van originele exemplaren van deze publicaties is te vinden door uitvouwen van Bibliografische Informatie hieronder en dan op het OCLC nummer achter ‘world cat identities’ te klikken. Biografische gegevens in dit uitklapscherm bij Biografisch Portaal en bij DBNL.
- L.J.A. van der Kun (1839). Betoog van de noodzakelijkheid eener vereeniging van het eiland Feijenoord met de stad Rotterdam, ook in het belang van de algemeene welvaart. A.P. van Langenhuysen, Rotterdam, 12 blz. Gearchiveerd op 19 oktober 2022.
- Uittreksel uit het Algemeen verslag wegens het beheer over den aanleg en de exploitatie van den Rhijn-spoorweg gedurende het jaar 1844, geplaatst in de Staats-Courant van den 32sten Maart 1845, no. 76. Gearchiveerd op 18 oktober 2022.
- L.J.A. van der Kun (1847). Memorie over de spoorwijdte der ijzeren wegen. Algemeene Lands-Drukkerij, 102 blz. Gearchiveerd op 18 oktober 2022.
- L.J.A. van der Kun, W.C.P. van Reede van Oudtshoorn, Jean Frédéric Augier (1849). Registers, bevattende de beschrijving van de peilschalen, hakkelbouten en andere verkenmerken langs de hoofdrivieren der Nederlanden. Van Weelden & Mingelen, 's-Gravenhage, pp. 295. Gearchiveerd op 19 oktober 2022.
- Jean Henri Ferrand, L.J.A. van der Kun (1850). Verslag aan de Koning over de Openbare werken, bijlage II, Rapport van de Inspecteurs van den Waterstaat Ferrand en Van der Kun, nopens hetgeen tot verbetering der Nederlandsche rivieren zou kunnen bewerkstelligd worden. landsdrukkerij, 's-Gravenhage, blz 135-158.
- L.J.A. van der Kun, D.J. Storm Buijsing, J.A. Scholten (1850). Memorie over de verbetering van Delflands waterstaat, 23 blz. Gearchiveerd op 28 september 2022.
- Kaart van de rivier de IJssel van Westervoort tot Kampen : in twintig bladen benevens twee supplementaire bladen 1:10.000 (1855)
- Kaart van de rivieren de Oude en Nieuwe Merwede en de killen in het Bergsche Veld: in negen bladen met E Olivier (1858)
- Bijvoegsel tot het verslag van de werkzaamheden tot zamenstelling der groote kaart van de Hoofdrivieren in Nederland, op last van den Minister van Binnenl. Zaken
- L.J.A. van der Kun (1860). Kaart van de rivier de Hollandsche IJssel van Gouda tot IJsselmonde, in drie bladen. Ministerie van Oorlog, Topographisch Bureau. Gearchiveerd op 10 september 2023.
- L.J.A. van der Kun, J.A. Beijerinck (1864). Rapport aan den minister van binnenlandsche zaken: over hun bezoek van eenige havens in Belgie en Frankrijk. Van Weelden en Mingelen, pp. 39.
Referenties